"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wittgensteins minnares

Kate beweert dat zij de laatste mens op aarde is. Ze woont in de verlaten musea die ze op haar tochten aandoet en klampt zich vast aan haar passie voor beeldende kunst, haar laatste strohalm. Zo probeert ze de tergende eenzaamheid die ze ervaart te lijf te gaan. Over haar verleden is wel iets bekend maar niet veel, en wat ze erover prijsgeeft blijkt niet altijd even betrouwbaar. Kate wantrouwt de taal en ziet er de grote beperkingen van in, een gegeven dat David Markson weet uit te drukken in hypnotiserend prachtig proza. Wittgensteins minnares bereikte in de jaren tachtig de status van cultboek en kan bogen op lovende kritieken van zowel literatuurminnaars als filosofen. Deze roman is een eindtijdfantasie, een experimenteel literair werk en een huiveringwekkend vervreemdend boek in één. Lieke Marsman schreef speciaal voor deze uitgave een begeleidend nawoord: ‘Ik kan me de eerste keer dat ik Wittgensteins minnares opensloeg nog goed herinneren. “In het begin liet ik soms boodschappen achter op straat.” Dat is gedurfd, dacht ik, te beginnen op de wijze van het boek Genesis.’

Informatie

Recensies