Een huis met de deur op een kier
[Recensie] In zijn jongste bundel, Aanrakingen, 2015) datgene waarop hij geen grip kon krijgen ‘vloeibaar geworden werkelijkheid’, in Alles is hier nog vertrekt hij vanuit de ongrijpbare stilte van het niets.
In ‘Beginnen’ glijdt een mens met hels gekrijs langs het geboortekanaal een schrikbarende leegte in. De pasgeborene, die in ‘de eerste paniek van dit leven’ nog naar een uitweg tastte, vindt vrijwel meteen troost. Nog voor de eerste vraag weerklinkt, vult zich de leegte spontaan met moedermelk, maken ‘zangerig zoemende klanken’ de boreling slaperig en willen ‘twee glanzende spiegelende dingen’ hem iets vertellen. Onontkoombaar is zijn lot: het nooit aflatende ‘strijden tegen een pijnlijk ontbreken’ in een wereld die vaak koud is, en hard. Weldra zal hij de aantrekkingskracht van de zee en het getij ondervinden en kennismaken met de eeuwige wederkeer der seizoenen.
Na ruwweg acht jaar zijn we door onophoudelijke celvernieuwing een dubbelganger van onszelf geworden. De eerste ‘Kleine verhalen’ zijn ontmoetingen met de natuur. Elke waarneming verdient onverdeelde dichterlijke aandacht: een merel die zijn broedsel aan de kat verliest, de aanblik van een overreden eekhoorn, een glimp van de zilverreiger die beslist heeft ‘om zich nog eens aan ons/ gewone stervelingen te vertonen’. In Tritsmans’ eenvoudige, gracieuze beeldspraak keren vleugelslagen, zompige aarde, gutsende regen in een zorgeloze kindertijd geregeld terug. De dichter maakt van de prille reis door het leven nu eens een luchtig spel of een zoete droom, dan weer een gruwelijke strijd. In ‘Ecce homo’ breekt de dichter even uit het vertrouwde huis om de mens te zien zoals hij hem ‘roepend, kreunend, zingend/ zwijgend na een leven lang zoeken’ vond.
Het leven is tevens een ‘Litanie van de tijd’. Die tijd doet zijn intrede als stilzwijgende vermorzelaar, als hondstrouwe aanwezige ook, mogelijk de enige toeschouwer van het ontstaan en het verdwijnen van alles:
“die eerst nog als een streling
op die eindeloze zomerdagen zo
zacht door onze haren lijkt te gaanmaar vervolgens onaangekondigd
als een strakke, schurende nooit
aflatende wind dwars door ons heen
begint te waaien zonder dat ooit
ergens beschutting mogelijk is
zodat hij ons langzaam ontmanteltuitholt, afbreekt.”
De bundel eindigt anno nu. De wereld toont zich ‘in vergeefse helderheid’. Wat we precies zijn kwijtgeraakt, blijft ongewis; herinneringen aan vertrouwde werelden, gekoesterde mensen, geuren, klanken, kleuren, stilte stellen gerust. Hoe dan ook hoeven ‘Laatste woorden’ geen afscheid te zijn, want fysica en kwantummechanica kunnen troost bieden. In welke vorm ook, we blijven deelachtig aan kwantumverstrengeling en tot sterren en planeten klonterende materie in alle mogelijke melkwegstelsels, in eeuwigdurende actie en reactie. Alles is hier nog is een confronterende maar gastvrije bundel, als een huis met de deur op een kier, waar ’s winters een gure wind doorheen waait en waar de bewoners er ondanks alles op vertrouwen dat ooit een nieuwe lente aanbreekt.
—
Eerder verschenen op Poëzieclub