"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Zaterdag, 20 februari, 2021

Geschreven door: T. van Buul
Artikel door: Cyril Lansink

Poëzie voor kinderen én volwassenen

[Recensie] Gedichten lezen – er zijn relatief maar weinig mensen die zich daar mee bezighouden. Vreemd is dat eigenlijk in een tijd waarin bijna iedereen tijd te kort komt voor bijna alles. Dat men zich niet meer waagt aan Oorlog en Vrede van Tolstoj valt vanuit dit oogpunt wel te begrijpen. Maar waarom mensen die graag lezen de voorkeur geven aan weer een makkelijk leesbare roman boven poëzie moet een andere reden hebben. Poëzie bestaat immers bij de gratie van het vermogen om veel te zeggen in weinig woorden. Een gedicht heb je doorgaans snel uit. Het is zuinig met woorden. Om – en dat is de paradox – zo rijk mogelijk aan betekenis en zeggingskracht te kunnen zijn. Een af gedicht is een gedicht waar geen woord meer bij hoeft én af kan. Of zoals de letterkundige Kees Fens het ooit zei: “Elk gedicht is precies vol.”

Is poëzie dan te moeilijk voor de meeste mensen? Dit is een hardnekkig misverstand. Natuurlijk, er bestaat veel poëzie waar je niet een twee drie toegang toe hebt en geoefendheid vereist is om woordverbanden en betekenislagen te ontdekken en te waarderen. Maar de ingewikkeldheid van poëzie behoort niet tot haar essentie. De charme van gedichten ligt juist vaak in de eenvoud van de woorden die niettemin door hun schikking de lezer verrassen. “Zo is het,” denk je en toch had je het zo nog nooit gezien: dat is dé poëtische ervaring. Een gedicht toont de werkelijkheid op een onvermoede manier. Het laat ons anders naar de werkelijkheid kijken. Het is precies deze functie van poëzie die het onderwerp vormt van het bekende gedicht van K. Schippers dat tevens de titel vormt van het bekroonde gedichtenboek voor kinderen Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is.

Het is al een ‘oud’ boek; de eerste druk is van 1991. Maar geenszins verouderd: goede poëzie is niet afhankelijk van trends en modes, ze onttrekt zich aan de dwang van de actualiteit waaraan de meeste informatie onderworpen is. Een gedicht is altijd actueel, namelijk op het moment dat het in contact komt met een aandachtige lezer. En dat geldt voor elk van de 365 gedichten die het boek telt.

Thematisch geordend in een negental rubrieken passeren lange en korte, bekende en onbekende, rijmende en niet-rijmende verzen de revue. Typische ‘kinderdichters’ als Annie M.G. Schmidt, Willem Wilmink en Karel Eykman krijgen de eer die ze toekomen: ze zijn rijk vertegenwoordigd. Maar ook laten de samenstellers dichters aan het woord die niet speciaal voor kinderen schrijven of schreven, zoals Rutger Kopland, Jan Hanlo en Guido Gezelle. Wat deze bundel echter vooral duidelijk maakt is dat de scheidslijn tussen kinderen en volwassenen als het om poëzie gaat voor een belangrijk deel opgeheven kan worden. In de fraaie inleiding schrijft Fens: “Lang niet alle gedichten in dit boek zijn voor kinderen geschreven. Maar een kind kan ze lezen! Lang niet alle gedichten in dit boek zijn voor volwassenen geschreven. Maar geen volwassene zal zich er te groot voor voelen”. Zo is het. Misschien komt dat omdat de dichter bij uitstek iemand is die in staat is om de gevormde volwassen kaders van de perceptie van de werkelijkheid te doorbreken en haar te zien als nieuw. Zoals een kind dat nog op een natuurlijke manier kan. Een gedicht voor kinderen is niet kinderlijk geschreven, maar refereert aan een kinderlijke speelsheid, verwondering en ontroering; het is voor volwassenen te hopen dat deze ook hen nog te beurt kan vallen. En als dat niet het geval is dan kunnen de gedichten in ieder geval helpen om hen aan de tijd te herinneren waarin zij zelf kind waren. Toen zij ‘s morgensvroeg ontdekten dat de peen voor het paard in de gezette schoen verdwenen was, toen ze voor het eerst verliefd werden of toen ze plotseling het verschil opmerkten tussen de ogen van een hond en een kat.

Hereditas Nexus

“Honden kunnen zo meewarig kijken
dat je stiller wordt en aaien wilt,
maar katten niet, hun ronde kralen
altijd droge knikkers, en toch wil je

ze strelen want zo warm en gezellig,
en wie weet kunnen ze niet
zo kijken als jij en je hond.”


(Leendert Witvliet)

Eerder verschenen in Intermediair