"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Antwerpen. De gloriejaren

Woensdag, 1 september, 2021

Geschreven door: Michael Pye
Artikel door: Marnix Verplancke

“Iedereen had wel een reden om naar Antwerpen te reizen”

Antwerpen beleefde zijn glorieperiode in de eerste helft van de zestiende eeuw. Goed vijftig jaar van vrede, vrije handel en humanisme. Maar het had ook langer kunnen duren, aldus historicus Michael Pye, en daar hadden de Ottomanen alles mee te maken.

[Interview] “Het is allemaal de schuld van Rubens,” lacht Michael Pye, “Hij was als schilder en diplomaat zo groot dat hij het zicht op het Antwerpen dat voor hem kwam belemmerde. De barok, zeggen we, dat was de glorietijd van Antwerpen, kijk maar naar al die grandioze monumenten, maar we vergeten dat die nogal eens gebouwd zijn op plaatsen waar voordien ook al grootse paleizen stonden, daterend uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Want toen was Antwerpen pas echt het centrum van de wereld, zoals Parijs dat was in de negentiende eeuw en New York in de twintigste.” Ook Jeroen Olyslaegers wist dit toen hij zijn recentste roman Wildevrouw in het zestiende-eeuwse Antwerpen liet spelen.

Over die glorietijd schreef Pye een bijzonder interessant boek, niet over de oorlogen en de grote heren, want het was eerder ondanks dan dankzij hen dat Antwerpen zo groot werd. Nee, in Antwerpen, De gloriejaren, focust Pye op de mensen die werkelijk het verschil maakten, op de handelaars en de bankiers, de schilders en de schrijvers, de kaartenmakers en de filosofen. William Tyndale kon in Antwerpen rustig aan de eerste Engelse Bijbelvertaling werken, volgens Albrecht Dürer kocht je nergens zo’n mooie pigmenten als daar en Thomas More liet niet toevallig zijn Utopia op de Grote Markt beginnen. Al wie iets betekende in de eerste helft van de zestiende eeuw wist dat je gezien moest worden in Antwerpen.

“Daar waren trouwens ook buitenmaats veel Engelsen bij,” begint Pye de verklaring waarom hij als Brit zo geïnteresseerd is geraakt in Antwerpen. “Engelsen horen het niet zo graag, en ze hebben het dan ook netjes verdrongen, maar zonder deze stad hadden hun Hendrik VIII en Elizabeth I wellicht een toontje lager moeten zingen. Wanneer Hendrik VIII geld nodig had, wat zo ongeveer altijd was aangezien hij een gat in zijn hand had, leende hij dat in Antwerpen. En ook zijn dochter wist de stad liggen. De oorlogen van Elizabeth zouden niet mogelijk geweest zijn zonder Antwerpse financiering. Begin 16e eeuw was Antwerpen voor Engeland de poort naar Europa. Negentig procent van de Britse buitenlandse handel verliep via die stad, vooral wol en laken, en in ruil bezorgden de meer zestig Antwerpse drukkerijen hun de boeken die ze zo graag wilden lezen.”

Boekenkrant

Waarom werd Antwerpen zo belangrijk op het einde van de vijftiende eeuw?

“Omdat het Zwin verzandde en Brugge onbereikbaar werd. Brugge was tot dan de grote handelsstad van Vlaanderen. Het voerde een protectionistische politiek en weerde bijvoorbeeld Engelse wol en laken. Bovendien kwam Brugge ook op een slecht blaadje te staan bij de heersende Habsburgers omdat het zich arrogant opstelde. In 1488 namen de Bruggelingen regent Maximiliaan van Oostenrijk gevangen omdat ze hem niet wilden aanvaarden als regent voor Filips de Schone. Ze sloten hem drie maanden op en lieten hem door het raam toezien op de executie van zijn gezanten. Niet meteen de beste manier om populair te worden natuurlijk. Eens vrij gaf Maximiliaan daarom de handelaars de opdracht Brugge te verlaten, en dat had enorme gevolgen, zoiets als Amazon dat vandaag je stad de rug zou toekeren om even verderop het grootste magazijn van Europa te betrekken. En dat stond dus in Antwerpen. Het markgraafschap Antwerpen behoorde niet tot Vlaanderen, maar wel tot het hertogdom Brabant en dat voerde een andere, veel gematigdere politiek. De Engelse handelaars zaten al in die stad, dus het was logisch dat de anderen volgden. De symbolische waarde van het eerste Portugese specerijenschip dat in 1502 in Antwerpen aanmeerde is dan ook niet te overschatten. Bovendien beschikte Antwerpen over infrastructuur waar gehandeld kon worden, er was een geldmarkt en de almachtige Brugse gilden die hun regels oplegden aan de handelaars bestonden er niet. Over de rechten van werknemers werd in Antwerpen niet gesproken. En dan wellicht de belangrijkste reden, in Antwerpen kon je goederen invoeren, opslaan en doorverkopen zonder dat die ook fysiek verhandeld dienden te worden. Antwerpen was dus een doorvoerhaven, wat Brugge nooit geweest was. Alles ging daardoor zo veel sneller. In feite werd het een doorvoerstad. Goederen passeerden erdoor, maar ook mensen en daarmee ook ideeën, want dat was het ongelooflijke voordeel van Antwerpen, het was een veel dynamischer stad. In Brugge zaten de handelaars in de gildenhuizen, terwijl ze in Antwerpen constant vreemden tegen het lijf liepen die nieuwe ideeën meebrachten. En de Antwerpenaren waren maar al te gewillig om daar zelf mee aan de slag te gaan. Begin zestiende eeuw werd Europa getroffen door een nieuwe ziekte: syfilis. Er werden allerhande remedies uitgeprobeerd en een daarvan was het gebruik van ‘de Chinese wortel’, die we vandaag kennen onder de naam smilax. Aan die wortel geraken was geen probleem, maar je diende ook te weten hoe je hem precies moest gebruiken en voor hoe lang. Die kennis was Europa binnengekomen via Antwerpen, vermoeden we, want waar in Europa de smilax ook maar werd toegepast, het was een Antwerpse dokter die het deed. Het waren dus niet allen de goederen die via Antwerpen Europa binnenkwamen, maar ook de kennis achter die goederen.”

Werd het daardoor een stad van vrijdenkers?

“Dat gaat wat ver. Ik zou het eerder een stad noemen waar je degenen die anders dacht dan jou niet vermoordde. Dat was al heel wat in die tijd. Maar het was vooral een stad van vrije handel en van de Beurs. Het grote probleem van een handelsstad als Antwerpen was geld. Er was handelswaar genoeg, maar die moest je als handelaar betalen met baar geld. Hele karrenvrachten munten werden heen en weer gereden. Die moesten bewaakt worden en bleken ook niet altijd en overal evenveel waard te zijn. In Brugge kreeg je een andere prijs voor je munt dan in Antwerpen. Dus begon men met kredietbrieven te werken die verhandeld konden worden in een nieuwe instelling, de Beurs. In de jaren 1540 gaven de Habsburgers Antwerpen het alleenrecht voor heel Noord-Europa om kredietbrieven om te zetten in cash. Antwerpen werd zo het bankcentrum van de wereld, ook al was er van banken zoals wij die kennen nog geen sprake. En niet iedereen kon daarmee overweg. Zo klaagde de immer vrekkige Erasmus tegen zijn bankier dat hij helemaal niets snapte van dat nieuwerwetse banksysteem, waarin zijn bankier hem volstrekt gelijk gaf. (lacht)”

Het lijkt wel een liberalisme ‘avant la lettre’.

“In zekere zin, maar ook hier ga je te ver. Er was vrije handel, bewegingsvrijheid en vrijheid van denken, maar die waren er eerder ondanks dan wel dankzij Antwerpen. Het is niet dat er openlijk voor gekozen werd. Het was eerder het gevolg van de haven. Als je handel wil drijven kun je moeilijk je haven afsluiten, om het wat karikaturaal te zeggen. En hetzelfde geldt voor de geldhandel. Mensen dachten toen nog niet dat het een positieve evolutie zou zijn om individuen zoveel mogelijk vrijheid te geven. Wel nieuw was dat mensen in termen van geld dachten. Tot dan kocht je een schilderij om het aan je muur te hangen. In het zestiende-eeuwse Antwerpen kocht je het omdat je het later met winst kon verkopen. Hetzelfde gold voor muziek. Je componeerde niet omdat je dan gespeeld zou worden aan het hof, nee, je publiceerde je composities en verkocht ze. Geld werd de maat van alles, en het werd een abstract idee. Wat je bij manier van spreken in Antwerpen niet kocht, was een bloemkool voor het avondeten.”

Hoe ging de politiek om met die economische vrijheid?

“Het kan bizar klinken, maar er was geen echt politiek gezag. Er waren de oude adellijke families, maar zij wisten ook dat ze voor hun economisch overleven afhankelijk waren van die handelsstad vol buitenlanders en ketters. Zoals de Venetiaanse ambassadeur cynisch opmerkte: ‘die families zijn niet echt betrokken bij de handel, maar dat deert hen niet omdat ze genoeg verdienen met het verhuren van hun huizen aan de mensen die er wel bij betrokken zijn.’ De politieke wereld raakte vervreemd van de reële werking van de stad, en dat was jammer, aangezien dit ervoor zorgde dat niemand naar de stad omkeek en die geleidelijk aan verviel tot een onbekwame en corrupte janboel. Het maakt bijvoorbeeld geen moer uit hoe succesvol je economisch bent, ook dan heb je nood aan stadsmuren, zeker in de zestiende eeuw. Maar in Antwerpen was er geen bestuur dat daarvoor kon zorgen en dus kwamen die er niet. Er werd steeds getalmd en gerokken en ieder gezag werd ondermijnd. Toen de Spanjaarden vanuit Brussel een aantal inquisiteurs naar Antwerpen stuurden om er op zoek te gaan naar joden, kregen die het bijvoorbeeld zwaar te verduren. Ze wilden ontvangen worden door de markgraaf, maar, zo kregen ze te horen van zijn boodschapper, die voelde zich die dag niet zo lekker. Zou de dag nadien ook kunnen? Natuurlijk, zeiden de inquisiteurs, morgen om zes uur zijn we hier terug. O o o, reageerde de boodschapper daarop, dat is natuurlijk wel heel vroeg. Dus werd het de late voormiddag, wat de joden bijna een volledige dag gaf om de stad te verlaten. Ik ben dol op dit soort klein verzet. Hetzelfde zag je met de publicatie van ketterse boeken, zoals de Engelse vertaling van de bijbel. Wat een schande, gingen de drukkers mee in het verhaal van de Spaanse controlerende overheid, toch maar beter dat zulke boeken verbrand worden. En toen de assen nog niet koud waren stonden ze alweer nieuwe exemplaren te drukken. Dat is het beste type verzet, verzet gemengd met humor. Wat moeten de Spanjaarden dat gehaat hebben.”

Hoe zat het met slavenhandel?

“Wanneer je het centrum van de wereld bent en in die wereld is slavernij gangbare praktijk dan blijf je er natuurlijk niet van gespaard. Slaven werden er in Antwerpen nooit verhandeld, daar zouden de Nederlanders zich een eeuw later pas echt goed op toeleggen, maar de goederen die de winst creëerden waar de slavenhandel op draaide, kwamen wel naar Antwerpen. Er ontstond een soort driehoek. De Portugezen verkochten specerijen in Antwerpen. Het geld dat ze daarmee verdienden gebruikten ze vooral om laken te kopen dat ze meenamen naar Afrika waar het verkocht werd en waar slaven ingedaan werden voor hun kolonies, waarna de goederen uit die kolonies vervolgens naar Antwerpen vervoerd werden. Antwerpen kende dus geen slavenhandel, maar na Lissabon was het wel de Europese stad met de grootste Afrikaanse bevolking. Waarschijnlijk zaten er veel handelaars bij die qua gebruiken niet zo ver afstonden van de andere handelaars. In de jaren 1540 was het koninkrijk Congo overgestapt op een soort katholicisme. Het is dus best mogelijk dat die zwarte handelaars in Antwerpen gewoon naar de Onze-Lieve-Vrouwkerk gingen, net zoals iedereen.”

Had het zestiende-eeuws Antwerpen als smeltkroes van belangen en met zijn gebrek aan politiek bestuur ook niet iets van het na-oorlogse Wenen, waar allerhande spionnen over elkaars voeten struikelden?

“Dat is een interessante vergelijking. Iedereen had wel een reden om naar Antwerpen te reizen. Eens daar kon je kijken hoe de handel verliep. Je merkte wie goede maatjes was met. Je kwam te weten wie een kist geld naar waar transporteerde, en welke munten er in die kist zaten, Spaanse of Engelse bijvoorbeeld. Financier en belastinggaarder Gaspar Ducci, die na verloop van tijd wel heel erg ging wegen op de Antwerpse geldmarkt, hield er bijvoorbeeld twintig Italiaanse vechtersbazen op na die vuile klusjes voor hem opknapten, maar ook observeerden wat er allemaal gaande was en daar verslag van uitbrachten. Wanneer zij merkten dat de Schotten wapens kochten, wisten zij dat er een oorlog voorbereid werd. Wanneer er dan ook nog eens gezocht werd naar een heel specifieke munt wisten ze ook uit welk land de huurlingen zouden komen die ze voor die oorlog wilden inzetten. Door de handel in het oog te houden kon je dus ook veel te weten komen over de politieke situatie. En ook wel door het juiste meisje te kennen op de vismarkt natuurlijk, of door een paar mensen onder druk te zetten, wat meestal nogal bloederig verliep.”

Traditioneel wordt het einde van de Antwerpse glorieperiode gesitueerd in 1585, toen de Spanjaarden de stad heroverden op de protestanten en deze verplicht werden om te vertrekken. Volgens u ging het echter al veel vroeger mis?

“Natuurlijk, het begon veel vroeger. Wat Antwerpen zo uniek maakte in de eerste helft van de zestiende eeuw was dat men ervoor gekozen had om geen oorlog te voeren om religieuze redenen. Iedereen zat iedereen wel te bespieden en er werd nauw op toegezien dat de anderen de perken niet te buiten gingen met hun processies en optochten, maar niemand werd vermoord. Dat veranderde met de beeldenstorm van 1566, toen radicale calvinisten een einde maakten aan dit pluralisme en het moorden een aanvang nam. Elf jaar later werd Antwerpen zelfs een calvinistische republiek.

Veel handel, en vooral de kunsthandel werd al gauw opgedoekt. De Spanjaarden blokkeerden de Schelde en rondom Antwerpen werd er frequent gevochten. Dat creëerde een ongemakkelijke sfeer en bleek gevaarlijk voor de handel. Toen de Habsburgers in 1585 Antwerpen inlijfden, viel hen dus geen handelsmacht in de schoot aangezien een derde van de bevolking de stad al verlaten had. Maar het had ook anders kunnen eindigen natuurlijk. De Antwerpse protestanten onderhielden goede contacten met de Ottomanen. Ze hadden bijvoorbeeld beiden dezelfde vijand, Spanje, en dat schiep een band. Een paar jaar voor de val van Antwerpen waren ze overeengekomen dat de Ottomanen hun handel uit Venetië weg zouden halen en naar Antwerpen overbrengen. De Antwerpenaren gingen daar de nodige logistiek voor voorzien. De feestelijkheden voor de ontvangst van het eerste schip waren zelfs al gepland. Stel dat dit doorgegaan was, dan had de wereld er vandaag helemaal anders uitgezien. Het was het einde van Venetië geweest. Die stad zou de handel met de Levant verloren zijn. Bovendien hadden de Ottomanen dan een toegang gekregen tot de Noordzee. Wat daarvan de gevolgen geweest zouden zijn is onmogelijk voor te stellen.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur: