"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Arrowood

Zaterdag, 7 april, 2018

Geschreven door: Mick Finlay
Artikel door: Nico Voskamp

Een antiheld scoort niet automatisch

Stel, je bent dol op Sherlock Holmes. Je kent het allereerste verhaal A Study in Scarlet en alle daaropvolgende episodes uit je hoofd, smult van de messcherpe intelligentie van de superspeurder, kent al zijn deduceermethodes. Wow, denk je, dat concept is verrekte succesvol. Als ik eens een tegenhanger creëer? Een verlopen, zwaarlijvige privédetective bijvoorbeeld, die de rafelige zaken aanneemt waar Holmes zijn neus voor ophaalt. Hallo wereld, hier is de antiheld Arrowood.

[Recensie] Speurders scoren goed door de jaren heen. Een kleine, geheel onrepresentatieve lijst, beginnend met het echte eerste detectiveverhaal uit 1859: De vrouw in het wit van Wilkie Collins. Daarna in willekeurige volgorde: Agatha Christie met haar Hercule Poirot én Miss Marple,  Dashiell Hammett met de hard-boiled privédetective Sam Spade. Wat breder zetten Sjöwall & Wahlöö de Scandinavische misdaad op de kaart (met Stieg Larsson en vele anderen uit het Hoge Noorden die daar glorieus op voortborduurden), Simenon muntte de onvergetelijke Maigret, en dan is onze eigen Baantjer nog niet eens genoemd. O nu wel. Ik bedoel maar, de lijst is eindeloos.

Het zijn bijna allemaal uitstekend verkopende boeken over gleufhoeden met vergrootglazen. Tussen al die bestsellers moet wel ruimte zijn voor een nieuwe regenjas zoals Arrowood. Daarbij zou ik een belangrijk detail niet veronachtzamen: het moet goed geschreven zijn. Daar mist Mick Finlay de boot. Arrowood is, ik zeg het met pijn in mijn hart, broddelwerk. Lees het en voel je vullingen vibreren van plaatsvervangende schaamte. Dat valt vast mee, zegt u? Oké, hier de eerste alinea van de eerste pagina.

“Toen ik die morgen binnenkwam, zag ik onmiddellijk dat de baas een van zijn buien had. Hij had een furieuze uitdrukking op zijn gezicht, zijn ogen waren gezwollen en zijn haar, of wat daar nog van over was op die met littekens bedekte knar van hem, stak boven zijn oor alle kanten uit en lag aan de andere kant plat van het vet tegen zijn hoofd aangedrukt. Het was werkelijk een akelig gezicht. Ik bleef bij de deuropening staan voor het geval hij me ook deze keer weer een waterketel naar mijn hoofd zou gooien. Zelfs vanaf de plek waar ik stond, kon ik de dranklucht in zijn toch al slechte adem ruiken.”

Kookboeken Nieuws

Dit geknoei met woorden doet pijn aan de ogen. Alleen in deze alinea al moeten allerlei uiterlijke kenmerken voor karakterbeschrijvingen doorgaan, de waarschijnlijk als slapstick bedoelde stijl is knullig, de schrijver heeft blijkbaar nog nooit gehoord van ‘show, not tell’, de hele monoloog is stroef (met dank ook aan de krukkige vertaling) en vol clichés. En dan moet je nog een heel boek doorakkeren. Waarbij ter verdediging nog kan worden aangevoerd dat de speurtocht die Arrowood daarna aangaat, wel afwisselend is, met geinige plotwendingen. Maar het is niet voldoende.

Kort en goed: we missen de kwaliteiten die je van een verrassend, pageturnend boek verwacht. En die komen ook niet automatisch mee door een antiheld van Sherlock Holmes in het leven te roepen. Je kunt wel hopen op sympathie van de lezers omdat het verhaal in dezelfde tijd als Holmes is gesitueerd, met hetzelfde vervuilde, van zedendelinquenten en misdadigers vergeven Londen als plaats delict. Of hopen dat de glans van de strakke verhalen van Sir Conan Doyle afstraalt op het morsige silhouet van Arrowood. Maar helaas, dat gebeurt allemaal niet.

Het positieve is dat er altijd iets valt te leren in dit leven. Hier zien we een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet, en dat is ook wel weer nuttig. Het advies is dan ook tweeledig. Lees dit boek niet, en probeer heel graag ook niet een boek in zo’n beroerde stijl te maken. Dat is zonde van ieders tijd.

Voor het eerst verschenen op de Leesclub van alles