"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bakvis

Vrijdag, 10 mei, 2019

Geschreven door: Daniel Rovers
Artikel door: Jeanette van de Lindt

Geen luchtig leesvoer

[Recensie] Veel lezers kunnen zo een rijtje boeken opnoemen die ze in hun jeugd en op latere leeftijd lazen en die diepe indruk gemaakt hebben. Vooral de boeken die je als kind leest, blijven je vaak je leven lang bij. En zelfs een kinderboek herlezen als je eenmaal volwassen bent, komt veel mensen bekend voor. Bakvis van Daniël Rovers gaat over de invloed van de boeken die je vanaf je kindertijd leest en die je (deels) vormen tot wie je bent. Hij schrijft over de boeken die voor hem belangrijk waren zoals Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt en de jeugdromans van Thea Beckman. In latere jaren van zijn leven gaat hij over op schrijvers als Franz Kafka, Hugo Claus, Penelope Fitzgerald en vele anderen.

Wie denkt dat dit boek een ‘trip down memory lane’ naar Daniëls jeugdboeken is, komt bedrogen uit. Daniël Rovers schrijft essays over de boeken die hij las. Artikelen die veelal eerder verschenen in Nederlandse en Vlaamse tijdschriften en kranten. Aangevuld, herschreven en soms helemaal nieuw. In de essays vertelt Rovers over de auteur, het verhaal en schetst hij vaak een tijdsbeeld van de jaren waarin een boek belangrijk was. Hij filosofeert er lustig op los. De reden waarom een boek zo’n indruk op hem heeft gemaakt moet je zelf distilleren uit de essays. Het ene essay leest makkelijk weg terwijl andere taaie kost zijn. Soms lijkt het alsof de schrijver moeite doet om zijn stukken zo interessant mogelijk te maken door stug taalgebruik met hoogdravende woorden. Hij doet ogenschijnlijk geen enkele moeite om de lezer te bereiken. Of de lezer het wel of niet begrijpt en of het wel of niet overkomt is niet zijn zaak. Dat moet de lezer zelf maar uitzoeken. Als het over romans gaat in het hoofdstuk “De tao van Facebook” en met name over het boek De consequenties van Niña Weijers dan definieert de schrijver romans als volgt:

“Elke roman heeft een verhaallijn nodig, een groter verband waarbinnen de personages zich tot elkaar verhouden en dat zin aan hun handelen en denken geeft. Een structuur ook die de lezer voortstuwt in het verlangen te weten hoe het afloopt, of in elk geval hoe het verder gaat.”

Het is voor alle lezers duidelijk wat hier bedoeld wordt. Al filosoferend pluist de schrijver zich een weg verder door het boek en komt vervolgens met de volgende stelling:

Boekenkrant

“Maar zou de hedendaagse roman niet meer moeten doen dan een conceptueel adequaat commentaar geven op de eigen tijd? Kan hij niet ook een kiem van verzet zaaien door aan de consumptiedrang te ontsnappen, door koppig te laten ervaren hoeveel onverwoestbare, banale, fantastische, treurige, bittere eigenheid er schuilt in onze gang door een voor geformatteerde wereld? Juist hierin zou de roman, een burgerlijk en misschien wel conservatief genre, zich kunnen onderscheiden van de huidige beeldende kunst, die in haar even expliciete als eenduidige kritiek op het kapitalisme en de surveillancestaat zelf dreigt te veranderen in een serieproduct.”

Ook hier is duidelijk wat de auteur wil zeggen, maar je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat het wel wat toegankelijker opgeschreven had kunnen worden. De lezer die dit boek aanschaft na het lezen van de achterflap krijgt iets heel anders dan wat daar gesuggereerd wordt. Geen luchtig en makkelijk leesvoer maar een dikke stugge brij van stellingen die schuren en tot nadenken aanzetten. En daar moet je maar net zin in hebben.

Eerder verschenen op Hebban.nl