"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Belgische Meesters – Ensor, Delvaux, Magritte

Donderdag, 10 maart, 2022

Geschreven door: Claire Leblanc, Jan Rudolph de Lorm
Artikel door: Jan Stoel

Op zoek naar vernieuwing en vrijheid

[Recensie] Het Museum van Elsene (Brussel) richt zich op de Belgische kunst uit de 19e en de 20e eeuw en bezit zo’n 13.000 werken. Het is tot 2024 gesloten wegens verbouwing. Het museum werd gesticht in 1892 na een schenking door de landschaps- en dierenschilder Edmond de Pratere, die overleed in 1888. De collectie breidde zich onder meer uit door schenkingen zoals die van de Brusselse advocaat en verzamelaar Octave Maus (1856-1919). Hij schonk meer dan tweehonderd impressionistische en neo-impressionistische werken en was bovendien belangrijk voor de Belgische kunstenaars.

Zoals wel meer gebeurt tijdens verbouwingen van musea (denk aan de tentoonstelling Icons in het Fries Museum waar werken uit de collectie van The National Portrait Gallery uit Londen te zien waren) werd in het geval van Elsene een deel van de collectie uitgeleend voor de tentoonstelling Belgische meesters in Singer in Laren. Er is nog een andere relatie tussen Elsene en Laren. Kunstenaars Gustave De Smet en Frits Van den Berghe vestigden zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in Laren. Over de inmiddels beëindigde tentoonstelling in Singer verscheen het boek Belgische meesters – Ensor, Delvaux, Magritte. Hart van het boek is het essay van Claire Leblanc, directeur-conservator van het museum van Elsene, met als titel De Belgische kunst van impressionisme tot surrealisme. Ze kenschetst in woord en beeld de nodige -ismen: impressionisme, symbolisme, luminisme, fauvisme, expressionisme en surrealisme. Ze beschrijft hoe de diverse stromingen (soms als reactie op elkaar) ontstonden en begint bij het ontstaan van België in 1830. Toentertijd waren er twee kunststromingen in België: “de romantiek waarin lokale helden en welvarende perioden uit het verleden centraal stonden en het historisme dat voortbouwde op stijlen uit het verleden”. Een omslagpunt in de ontwikkeling van de Belgische kunst was het schilderij Casseurs de pierre (‘steenkloppers’) van de Franse Gustave Courbet, helaas niet in het boek opgenomen. Het is een monumentaal werk van plattelandarbeiders dat gepresenteerd werd op de salon in Brussel in 1851. Het laat alledaagse scene zien waarin normale hedendaagse personen de hoofdrol spelen en wel op een niet-geïdealiseerde manier. Gewoon, zoals ze zijn. Critici waren geschokt, maar Courbet sloot wel aan bij de hang van de Belgen naar het afbeelden van de realiteit. Er gaat vanaf dan een frisse wind door de kunst waaien, bijvoorbeeld in de landschapsschilderkunst waarbij kunstenaars onder meer geïnspireerd werden door John Constable en William Turner. Men gaat vrijer schilderen, speelt met licht en kleur, gebruikt impasto, houdt de werkelijkheid in stand.

Twee keer dezelfde Ensor?
De reeds eerder genoemde Octave Maus nodigde buitenlandse impressionisten uit om in Brussel te exposeren. Het Belgisch impressionisme neem daarna een hoge vlucht. Het werk van Emile Charlet met onder meer Het strand te Oostende (ca. 1900) is daar een voorbeeld van. Evenals het topwerk Christus bedaart de storm van James Ensor (1860-1949): een hevige storm waarin de lichteffecten, de kleur en de dynamiek centraal staan. Het refereert aan het werk van Turner. Maar dit schilderij hangt toch in het MuZee in Oostende? Inderdaad, maar dat gaat om de eerste versie van dit werk, geschilderd in 1891. De versie van het Museum van Elsene, die bijna identiek is aan de eerste, werd in 1906 uitgevoerd en door Ensor geantidateerd.

Verschillen
De Belgische schilderkunst ontwikkelde een eigen signatuur. Zo nodigt Maus vanaf 1887 de pointillisten Seurat, Signac en Pisarro uit in Brussel. Daardoor ontstaat het neo-impressionisme. Emile Claus zorgde vervolgens voor een synthese van impressionisme en neo-impressionisme in het luminisme. In Nederland wordt het luminisme gekenmerkt door heftig kleurgebruik en felle penseelstreken. Claus kiest juist voor een helder en zonnig kleurenpalet.

Boekenkrant

Je ziet het ook bij de surrealisten Paul Delvaux en René Magritte. Bij het surrealisme gaat om een innerlijke ontsnapping naar een onbegrensde wereld. Daar waar de buitenlandse surrealisten zich richten op een vrije voorstelling van de pure gedachten, houden de Belgische kunstenaars vast aan de realiteit. Delvaux doet dat door een ongrijpbare wereld af te beelden waarin isolement en onbereikbaarheid een rol spelen. Magritte heeft het meer over vervreemding. Kijk bijvoorbeeld naar de cover van het boek dat als titel draagt ‘De gelukkige schenker.’ Via deze link kunt u het filmpje bekijken waarin dit werk wordt verhelderd. https://www.youtube.com/watch?v=rYluCmHHE1M Een echte eye-opener.

Ontmoetingen
Er valt veel te ontdekken in Belgische Meesters. De rode draad is het zoeken van kunstenaars naar vernieuwing en hoe ze zich in alle vrijheid kunnen uitdrukken. Het beslaat grofweg de periode 1850-1950. Je krijgt zicht op de diverse stijlen en maakt kennis met bekende meesters als neo-impressionist Théo Van Rysselberghe, fauvist Rik Wouters, symbolist Léon Spilliaert en ook minder bekende meesters, zoals fauvist Louis Thevenet en Anton Carte.

Het boek is een feest voor het oog, met veel gevoel en aandacht vorm gegeven, met fraai fotowerk van de schilderijen en compacte en heldere biografieën van de kunstenaars. Via You Tube zijn filmpjes te zien die gemaakt zijn n.a.v. de tentoonstelling in het Singer, zoals deze over Emile Claus. https://www.singerlaren.nl/nl/nieuws/786/SingerTV_Belgische_meesters_aflevering_4_Emile_Claus

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles