"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bestaan als verleiding

Zondag, 3 mei, 2020

Geschreven door: Emil Cioran
Artikel door: Mark Leegsma

Medelijden in de spiegel van het virus

[Column] Harde feiten en sombere voorspellingen in binnen- en buitenland dwingen ons om in de spiegel te kijken die het coronavirus ons voorhoudt. Niet lang geleden behoorden we nog tot de mensen die, indachtig Nietzsches geniale verdraaiing van Epicurus, zolang ze leven onsterfelijk zijn. Nu herken ik in de spiegel van het virus die doodsverachting aan haar ingestudeerde grimas, gespeend van medelijden. Daarin toont zich het verachtelijke en achterlijke gezicht van sociale ontbinding. En ik vraag me af wat dáártegen valt te doen.

In Het einde van de rode mens van Svetlana Alexijevitsj lees ik over de instorting van de communistische Sovjetsa-menleving en het meedogenloze cowboykapitalisme dat haar kwam aflossen. Onpartijdig kiest Alexijevitsj partij voor de mensen en hun meerstemmig leed onder communisme én kapitalisme. In eerste instantie roept haar boek twee gedachten op: evenmin als communisme is kapitalisme de hemel op aarde, en evenmin als communisme is kapitalisme het enig mogelijke politiek-economische systeem. Die politiek-filosofische discussie gaan we vast nog voeren, vermoed ik, maar wat me het meest te denken geeft, is dat Alexijevitsj het leed met vele verschillende stemmen laat spreken.

In Bestaan als verleiding van Emil Cioran vind ik het vervolg op dit meerstemmig lijden. Wij in het Westen zijn allen kinderen van Plato, aldus Cioran, doordrenkt van vijfentwintig eeuwen zijn en verschijnen, essentie en existentie, dat er een eeuwige innerlijke kern is en dat die in de tijd naar buiten komt. Dat zorgt er, volgens Cioran, voor dat wij niet alleen lijden onder de vergankelijkheid van de verschijnselen en het bestaan – het boeddhistische samsara –, maar ook dat we ons het ‘Zijn’ uitsluitend kunnen voorstellen als individuele Ideeën of Vormen, als wezen van de verschijnselen en van ieders afzonderlijke bestaan. Zolang we het wezen naar het bestaan, de eeuwigheid naar de tijd, kortom het Ene naar het Vele, modelleren, is lijden, juist in een schijnbare wending weg van dat lijden naar het nirwana van het Zijn toe, gegarandeerd. Terwijl ik bij Alexijevitsj leed beluister dat met de stemmen van velen spreekt, leer ik van Cioran in het bestaan van vele enkelingen het ene gedeelde lijden herkennen. In deze spiegel zie ik in plaats van doodsverachting een sterveling, een van de velen die aan zijn lijden is overgeleverd. Door deze filosofische reflectie voel ik medelijden en besef ik dat we in medelijden met velen zijn. Dát vormt de noodzakelijke basis van solidariteit, om “een beetje op elkaar te letten” en om collectief te handelen, ook als handelen neerkomt op binnenblijven. We mogen die meerstemmige stem van medelijden niet laten verstommen. Medelijden is pijnlijke noodzaak van en voor een collectief dat uit niets dan mensen bestaat.

Sociologie Magazine

Eerder verschenen op ifilosofie