"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Bij ons in Auschwitz. Getuigenissen

Woensdag, 4 maart, 2020

Geschreven door: Arnon Grunberg
Artikel door: Bart Deckx

“Jij, gelukkige wereldburger”

“Auschwitz is in 1270 gesticht.” Zelden kwam een korte zin zo overdonderend binnen. Oświęcim is een klein stadje in het zuiden van Polen – een stadje waar mensen leven en werken, elkaar liefhebben en verzorgen, waar ze vreugde en verdriet beleven. Tot op 27 april 1940 de Reichsführer-SS, Heinrich Himmler, besluit om in dat stadje een concentratiekamp te bouwen. Eeuwig zal Oświęcim Auschwitz blijven.

[Recensie] De eerste vergassing van joden vond in het voorjaar van ’42 plaats, eerder laat in de geschiedenis van de Endlösung. Auschwitz-Birkenau werd vanaf dan “een ware vernietigings- en slavenstad”, waar meer dan een miljoen mensen op industriële schaal gedood werd. Doordat Auschwitz een concentratie- én vernietigingskamp was, zijn er ook overlevenden van deze aardse hel. Arnon Grunberg (1971) verzamelde tientallen literaire getuigenissen. Maar wie heeft het recht om over deze waanzin te spreken? Wie mag zich getuige noemen? Grunberg maakte een persoonlijke selectie van teksten van morele getuigen: mensen die de terreur hebben meegemaakt als slachtoffer. Hij nam dus geen getuigenissen van daders of omstanders op. Het zwaartepunt ligt bij het Sonderkommando, de gevangenen die in de gaskamers en crematoria werkten – slachtoffers die mee tot daders gemaakt werden.

“Jij, gelukkige wereldburger”, zo spreekt KZ-gevangene Zalmen Gradowski de lezers van zijn manuscript aan. Hij is de morele getuige bij uitstek. Als lid van het Sonderkommando stierf hij in oktober 1944 bij de enige opstand in Auschwitz. Vooraf verborg hij zijn getuigenis nabij het crematorium. Over de grenzen van de dood heen roept hij naar ons – gelukkige wereldburgers, levend in vrede en ongekende welvaart. Zijn schreeuw krijgt bijval van andere getuigen – van de bekende Italiaan Primo Levi, Miklós Nyiszli, die Mengele moest bijstaan bij zijn medische experimenten, Grunbergs eigen moeder Hannelore Grünberg-Klein en vele anderen. Allen getuigen ze over het ultieme kwaad waartoe een mens in staat is, over een kamp waar op de vraag naar nieuwtjes geantwoord wordt: “Niets bijzonders. We hebben Tsjechen vergast”, een kamp waar een lid van het Sonderkommando zijn eigen vader naar de gaskamer begeleidt, waar de gevangenen moesten toekijken bij ophangingen. Een kamp dat Tadeusz Borowski “het kamp van het bedrog” noemt – waar de gaskamers met een wegwijzer ‘naar het bad’ werden aangegeven. Literair zijn niet alle getuigenissen even hoogstaand. Maar alle grijpen ze de lezer naar de keel. Verplichte lectuur voor elke ‘gelukkige wereldburger’, die steeds weer in overweging moet nemen: “Auschwitz is een permanente mogelijkheid.”

Boekenkrant

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles