"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Brieven aan mijn Palestijnse buurman

Zondag, 16 mei, 2021

Geschreven door: Yossi Klein Halevi
Artikel door: Theo Brand

Een serieuze poging tot dialoog en verzoening

[Recensie]  “Eén van de belangrijkste obstakels voor vrede is het onvermogen om het verhaal van de andere partij aan te horen.” Deze zin staat op de eerste pagina van Brieven aan mijn Palestijnse buurman van Yossi Klein Halevi, een New York Times bestseller die onlangs in het Nederlands is vertaald. Zijn boek bevat, niet onbelangrijk, ook reacties van Palestijnen. In alle weerbarstigheid vertolkt Yossi Klein Halevi een oprecht zionistisch geluid. Een serieuze poging tot dialoog en verzoening.

Yossi Klein Halevi (1953) is auteur en commentator op het gebied van joodse en Israëlische kwesties. Hij is senior fellow van het Shalom Hartman Institute in Jeruzalem. Samen met imam Abdullah Antepli van Duke University geeft hij leiding aan het ‘Muslim Leadership Initiative’ waarin jonge Amerikaanse moslimleiders kennis verwerven over Jodendom, Joodse identiteit en Israël.

Hij groeide op in de Verenigde Staten (New York) in de rechtervleugel van de zionistische beweging en vestigde zich als 29-jarige alleenstaande journalist in Israël. “Ik moest de Israëlische realiteit niet alleen van de krantenkoppen kennen, maar ook van de achterpagina. Ik wilde de structuur, de nuances van de joodse terugkeer kennen” (p. 42-43). Zijn identificatie met Israël is mede beïnvloed door solidariteitsacties met vervolgde joden in de Sovjet-Unie, die hij als tiener in de jaren zestig in Brooklyn had meegemaakt. In Israël vonden deze vervolgde joden een veilig thuis. Eenmaal in Israël probeerde hij later zelf ook de Palestijnse samenleving te begrijpen door langere tijd onder Palestijnen te verblijven, waarover hij een boek schreef dat in 2013 werd bekroond door het Jewish Book Council.

Ruimte geven

Boekenkrant

In Brieven aan mijn Palestijns buurman behandelt hij onder meer de vraag of joden een religie, volk, etniciteit of ras zijn. En hij concludeert: “Voor het jodendom heeft het volk-zijn een cruciale spirituele dimensie” (p. 49). Hij vergelijkt jodendom met christendom en islam, twee wereldgodsdiensten die hij op waarde schat, en hij deelt hierover talloze interessante inzichten. Eén van zijn conclusies:

“Het in stand houden van de spanning tussen het specifieke en het universele is een van de grootste uitdagingen waarvoor het joodse volk zich nu geplaatst ziet” (p. 56).

Dat joden thuis horen in het land dat nu Israël heet, is voor hem vanzelfsprekend. Niet alleen omdat in het land door de eeuwen heen naast anderen ook altijd joden hebben gewoond. Klein Halevi drukt zijn Palestijnse buurman het volgende op het hart: “De joden zijn geslaagd waar de kruisvaarders en de Ottomanen en Britten faalden, omdat wij hier niet zomaar kwamen. Wij kwamen terug” (p. 61). Gevolgd door: “Ik respecteer jouw recht om jezelf te definiëren, en ik eis hetzelfde recht op. Dat is de weg naar vrede” (p. 62). En het gaan van die weg van vrede lukt volgens hem alleen als “wij (…) leren om elkaars narratief de ruimte te geven” (p. 76).

Wanneer het gaat over het delen van land is hij eerlijk: “De waarheid, buurman, is dat ik doodsbang ben voor een verdeling van het land”. En: “Ik begrijp de diepgewortelde Palestijnse afwijzing van het woord Israël, omdat ik hetzelfde voel bij Palestina” (p. 98). Klein Halevi noemt verdeling voor beide volken een “amputatie” maar ziet het als de minst kwade oplossing want de “één-staat-oplossing zou ons veroordelen tot een nachtmerrieachtige verstrengeling” (p. 99). En hij concludeert: “Ik heb een joodse staat nodig” (p. 100).

Islamitisch-joodse relaties

Goed onderlegd is de auteur als het om religie gaat. In zijn zevende brief Isaak en Ismaël schrijft hij: “Misschien waren we in het goddelijke plan voorbestemd om verstrengeld te zijn, uitgedaagd om samen te groeien” (p. 110) met verderop woorden die ook de Nederlandse samenleving raken: “Ons conflict, buurman, is niet alleen een nationaal of territoriaal geschil; het is uitgegroeid tot alles overtreffende dimensies die de diepste angsten en hoop van moslims en joden raken. Dit is een onmetelijke complicatie van onze kansen op een oplossing. En het vergiftigt islamitisch-joodse relaties over de hele wereld. Dat legt ons een nog grotere verantwoordelijkheid op” (p. 111-112).

Klein Halevi ziet een oplossing vanuit religie: “Onze tradities vragen om interpretatie. Het is die soepelheid die het jodendom heeft helpen overleven. Religie kan een bron zijn van een eindeloos conflict of van een vreedzame oplossing. Ten dele hangt dat af van hoe we onze heilige teksten willen lezen” (p. 117-118). Een gemeenschappelijke inspiratiebron kan aartsvader Abraham/Ibrahim zijn, meent de auteur: “Misschien kan de herinnering aan zijn gastvrijheid ons helpen een manier te vinden om plaats te maken voor elkaars aanwezigheid in dit land” (p. 122).

In een volgende brief staat Klein Halevi stil bij, wat hij noemt, de Israëlische paradox. “Israël is gesticht door seculiere joden – van wie velen zich afzetten tegen hun religieuze familie – en dus is secularisme in onze funderingen ingebouwd. Dat is ook het veiligheidsnet tegen groeiend fundamentalisme” (p. 129) en verderop: “Haal het joods zijn uit Israël, en zijn hart en zijn passie worden weggesneden” (p. 131).

Holocaust

Vervolgens lezen we dat de auteur de zoon is van een Holocaust-overlevende. Hij blijft zich verbazen over de macabere absurditeit van de Holocaust. “En toch ben ik veel verbaasder over het vermogen van de overlevenden – als individu en als volk – om uit de afgrond te klimmen en weer een bestaan op te bouwen. En niet alleen te herbouwen, maar te overtreffen, de creatie van Israël, de grootste joodse droom, die onmiddellijk op de grootste joodse nachtmerrie volgt” (p. 140).

Hij schrijft aan zijn Palestijnse buurman dat hij een gespleten beeld in zijn hoofd heeft: “Aan de ene kant staat Israël tegenover de Palestijnen en ben ik Goliath en jij David; aan de andere kant staat Israël tegen de Arabische en islamitische wereld en ben ik David” (p. 145). Hij spreekt de wens uit dat Israëli’s en Palestijnen elkaar bevrijden.

Dan volgt misschien wel het meest indrukwekkende deel van het boek. Klein Halevi schrijft over de reis die hij in 2004 maakte, een gezamenlijke pelgrimstocht naar Auschwitz in een groep met Arabische Israëli’s, Palestijnse burgers van Israël en joodse Israëli’s. Het initiatief kwam van Arabische kant en hij vertelt dat hij aanvankelijk sceptisch was. Bijna driehonderd Arabieren en joden gingen samen op weg en Klein Halevi was erbij. “Toen we daar samen voor de crematoria stonden, omhelsden we elkaar en huilden we (…). Bejaarde joodse overlevenden en jonge Arabische mannen liepen hand in hand. Wij waren pelgrims op weg naar de verscheurdheid, met hoop op gedeelde menselijkheid op de plek voorbij de hoop ” (p. 146).

Hij eindigt zijn brieven met het Loofhuttenfeest. “De loofhut is een herinnering aan kwetsbaarheid, vergankelijkheid. En toch suggereert het ook een vertrouwen in de goedheid van de wereld, in goddelijke bescherming: wij verlaten het comfort van ons huis voor dit feest” (p. 149). Vanuit die kwetsbaarheid en dat vertrouwen wil hij werken aan ontmoeting en vrede. Dat doet hij als een oprecht gelovige jood. Het is een persoonlijk en spiritueel einde van de laatste brief in zijn boek.

Uitgestoken hand

De elf brieven van Palestijnen waarmee het boek eindigt, zijn verschillend van toon en inhoud. Ze maken het boek compleet. Rode draad van deze brieven: Israël voelt zich misschien miskend en bedreigd, maar wij Palestijnen, voelen die miskenning en bedreiging dagelijks aan den lijve.

De vraag waarmee ikzelf na lezing van het boek blijf zitten is waarom Klein Halevi de één-staat-oplossing – hoe weerbarstig die ook is – niet als nastrevenswaardig doel wil zien. In zo’n beoogd pluriform land zou idealiter immers grondwettelijk ruimte kunnen zijn voor de ontplooiing van een tolerant zionistisch verlangen. Maar los van de vraag welke staatkundige oplossing de beste is (één of twee staten), verdient het oprechte zoeken en de uitgestoken hand van de auteur respect als een serieuze poging tot dialoog en verzoening.

Eerder verschenen op NieuwWij