"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Brieven uit Genua

Dinsdag, 5 juli, 2016

Geschreven door: Ilja Leonard Pfeijffer
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Utrecht, 3 juli 2016 – Geachte heer Pfeijffer,

Het is de ochtend nadat Italië is uitgeschakeld door de Duitsers. Gezien uw liefde voor het voetbal en uw liefde voor Italië zult u hier vast de pest over in hebben. Ik kon de wedstrijd niet uitkijken – het was voetbal en dan wint Duitsland – en ben tijdens de verlenging gaan slapen. Vannacht kwam ik op het idee om u een brief te schrijven. Niet om u te troosten over het verlies van Italië. Ik vrees dat uw mogelijk slechte humeur door deze brief er niet beter op wordt.

U kent mij niet, ik ken u ook niet. Ik heb een aantal boeken van u gelezen en lees met regelmaat uw columns voor nrc.next. Die columns staan me tegen, ze gaan vaak over politiek en u heeft weinig bijzondere opvattingen over politiek, beetje GroenLinks-achtig, en dat maakt ze voorspelbaar, tot aan uw antisemitische sneer een paar maanden geleden richting uw collega Leon de Winter toe. Als schrijver sla ik u hoger aan. Uw boeken vermaken en intrigeren. Uw gedichten ken ik nauwelijks, een omissie van mijn kant, excuses. Ik beloof dat komend jaar goed te maken. Ik hoorde u laatst op de radio waar u aankondigde op te houden met schrijven? Ik dacht meteen: benieuwd hoe lang u dat volhoudt, ik vermoedde tot het moment dat u uw bloemlezing van de Nederlandse poëzie afrondt, waarmee u nu zo druk bent. Het bleek gelukkig een 1 aprilgrap te zijn. Ik zou het erg jammer vinden als u op zou houden met schrijven. Vooral van uw laatste boek Brieven uit Genua heb ik erg genoten, het mooiste en beste boek van dit jaar (tot nu toe).

Tijdens een vorig radio-interview uit januari, dat ik eind mei voor het eerste hoorde, klonk u heel anders dan ik me u had voorgesteld toen ik u uw Brieven uit Genua las. U was bedeesd, langzaam pratend, verlegen haast, genuanceerd. Uw Brieven lezend kreeg ik telkens onbedoeld een heel ander beeld van u en wel van Gerard Depardieu; als de slempende rondbuikige, besnorde, langharige en luidruchtige musketier in publieksfilm The Man in the Iron Mask – een saaie film overigens. Al lezende stelde ik me u voor als een vrolijke Frans, het zonnetje in huis, de persoon die elke saaie bijeenkomst meteen in een feestje doet veranderen, die van elke dag de belangrijkste dag in het leven maakt. In uw Brieven uit Genua bent u de man van vele talenten, die uiteindelijk alles klaar krijgt, literaire prijzen wint en bestsellers schrijft, die als kind al wist dat hij voorbestemd was voor iets groots, een briljante student en wetenschapper in de klassieke talen, een vrouwenliefhebber, een vriend voor het leven, een levensgenieter die van drank en roken een kunst heeft gemaakt. En dan uiteindelijk vindt u ook nog de liefde van uw leven. Wie door de Brieven uit Genua te lezen niet ongelofelijk vrolijk wordt, heeft een groot probleem met het leven. Wat een hartstocht! Oké, u heeft ook wel uw twijfels en heeft zich wel afgevraagd of het allemaal goed ging komen met uw schrijverschap en daarom schrijft u ook brieven aan uw ‘zelf op jongere leeftijd’ met als doel u jongere ik gerust te stellen. Maar toch, het geloof in uzelf, als bijzondere schrijver, als bijzonder mens met bijzondere talenten en meningen spat van elke bladzijde, 750 stuks, af. En dat verveelt geen pagina. Ik raad aankomende lezers van uw boek wel aan uw boek bij voorkeur in een Zuid-Europees land te lezen, met veel alcohol en lekker eten om zich heen. Het is een boek waar je dorst van krijgt. Zelf las ik het boek in het mei zonnetje van Madrid, met de nodige flessen rode wijn. En ik snapte meteen wat het was om in Genua te leven, ook al ligt dat 500 km verderop in Italië: weg uit Nederland met die eeuwige regen en al die mensen met hun gezeur. Leve het leven in mediterrane streken.

Maar het radiogesprek met u, ik noemde het al, was ontluisterend. Ik herkende u niet, niet als de ik-persoon uit de Brieven. Mij kwam het me voor dat ik met Rupert van doen had, de hoofdpersoon uit Rupert – een bekentenis, uw debuutroman uit 2002. Rubert is in alles het tegendeel van de ik- persoon uit de Brieven: ingetogen, verlegen, een buitenstaander. Zelf noemt u hem een toeschouwer, geen dader. Ik zou zeggen een loser. En zo klonk u, misschien ook omdat het u zwaar viel geen alcohol meer te mogen drinken, omdat het anders slecht met u zou aflopen. Vannacht na de nederlaag van Italië kwam het gevoel van een geniale omkering naar boven: de loser die eerst een eerlijk zelfportret schetst in een roman uit 2002 en dan ruim 10 jaar later een roman, u leest het goed, een schitterende roman schrijft in de vorm van brieven van iemand die hij graag had willen zijn. Of uw Brieven uit Genua in de prachtige reeks Privé-Domein van De Arbeiderspers had mogen verschijnen is dan zeer de vraag.