"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Broer

Zaterdag, 19 maart, 2016

Geschreven door: Maurits de Bruijn
Artikel door: Suzanne van der Beek

Het Boekenweekgeschenk heeft viermaal te veel

Dit is een estafetterecensie van Broer, het Boekenweekgeschenk van Esther Gerritsen. Het openingsstuk was van Daan Stoffelsen, het tweede van John Hermse, het derde van Pim Seelen, het vierde van Suzanne van der Beek – en Carmen Meuffels besluit.

In deze estafetterecensie is het tot nu toe gelijkspel: Daan en Pim zijn pro Gerritsen, John en Suzanne konden Broer niet zo waarderen. Aan mij de taak om de discussie hier voor nu te sluiten. Dat zou ik kunnen doen met een zeer genuanceerd stuk waarin ik alle partijen een beetje gelijk geef, maar interessanter is het natuurlijk om een kant te kiezen. Bij dezen sluit ik me dus aan bij John en Suzanne: ik ben niet enthousiast.

Eindstand 3-2. Meeste stemmen gelden: Broer had beter gekund.

Nu is literatuurkritiek geen simpele optelsom (gelukkig maar), daarom hier, geheel in de vier-punten-stijl van Daan, waar Broer te veel van heeft.

Bergen

1. Te veel dialogen

Ik ben het op dit punt volkomen eens met John: de personages komen niet goed uit de verf omdat hun ontwikkeling te weinig ruimte krijgt. Het gebrek aan ruimte is inderdaad een motief in het geschenk, maar dat wil niet zeggen dat er niet hier en daar, al was het maar in een paar zinnen, iets dieper ingegaan had kunnen worden op wat voor personen ze nu eigenlijk zijn. Daar had wat mij betreft best een paar van de vele dialogen voor opgeofferd kunnen worden. Nu leiden wij hun persoonlijkheden zelf af uit hoe de andere personages ze zien – op zich een aardige constructie, ware het niet dat ze, zoals Suzanne ook opmerkt, stuk voor stuk alleen maar antipathie opwekken.

2. Te veel stereotypen

Het enige stuk waarin dan wél achtergrondinformatie wordt gegeven (te weten over Olivia’s jeugd), is dan weer zo cliché dat ik het zelf had kunnen verzinnen. Gerritsen verrast te weinig – wel in de soms absurde dialogen, niet in de keuze voor personages die niet meer dan stereotypen van zichzelf zijn. De geëmancipeerde workaholic, de invalide dromer, de puberjongens die hun moeder bekritiseren maar verder weinig toevoegen, de rijke doch gevoelige hoge baas: meer is niet altijd beter.

3. Te veel voorspelbaarheid

De twee passages die mij het meest wisten te boeien, zijn die waarin alles uit de hand dreigt te lopen: 1. Olivia ligt in het bed van haar broer te huilen en 2. Het einde.

Wanneer Olivia in haar broers bed ligt, zien we het stereotype van de geëmancipeerde workaholic wankelen: voor het eerst toont ze zich van haar kwetsbaarste kant door zich terug te trekken in de omgeving van haar broer, en huilt ze tranen met tuiten. De spanning wordt voelbaar: stort alles nu in? Komt er nu eindelijk een einde aan die façade van zich groothouden? Nee. Olivia staat simpelweg op, droogt haar tranen en gaat weer naar het werk.

4. Te veel realisme

Dan het einde. Olivia ziet haar man, haar broer en haar zoons die plezier hebben zonder haar. Ze voelt zich buitengesloten, maar wanneer blijkt dat ze toch was uitgenodigd zet ze weer de knop om en doet ze mee. En dat is jammer. Realistisch, dat wel, maar ook jammer: dit was dé kans om de boel eens even lekker te laten ontsporen, om een einde te schrijven dat wellicht open bleef maar liever nog de rillingen over de ruggen van de lezers liet gaan.

Het ongemak en de bevreemding die sommige mensen ervaren wanneer ze contact met elkaar hebben, heeft Gerritsen duidelijk voelbaar gemaakt. Maar dat is niet uniek, meerdere auteurs doen dat en slagen er ook beter in (ik noem de voor de hand liggende Arnon Grunberg, maar ook een minder bekende Judy Westerveld). Origineel kan ik dit Boekenweekgeschenk dus niet noemen, en memorabel evenmin.

Volgend jaar beter.

Suzanne van der Beek: Simpele karikaturen ondermijnen unieke stem (**)

‘We worden het niet eens over het Boekenweekgeschenk,’ merkte Daan elders al op. En ook in deze estafetterecensie zijn we een goede golfslag aan het maken: na een positieve opening van Daan volgde een teleurgestelde John, en na de enthousiaste bespreking van Pim meld ik me vandaag met een recensie in mineur. Hoezeer ik Gerritsen als schrijver waardeer, dit boekje doet geen recht aan haar unieke stem in de Nederlandse letteren.

In de vele besprekingen die er de afgelopen dagen verschenen van het Boekenweekgeschenk werd één ding duidelijk: de eigenzinnige stijl waar Gerritsen patent op heeft verdient alle lof. Ook in deze novelle grijpt Gerritsen terug naar enkele kernelementen uit haar eerdere werk, met name het ongemak van mensen die niet weten hoe adequaat te reageren op elkaars emoties, die niet eens weten hoe met hun eigen emoties om te gaan: ‘Emoties lezen was het probleem niet, ze herkende ze wel, maar niet altijd kon ze meteen plaatsen waarom ze er waren.’ Het verwarrende ongemak dat zo ontstaat wordt door geen andere Nederlandse schrijver met zo veel gemak en precisie neergezet.

Het verlies van het ongemak

Maar deze techniek werkt alleen als de lezer wel in eerste instantie met de hoofdpersoon mee kan leven. De destabiliserende kracht van Gerritsens werk is gebaseerd op het initiële moment van herkenning bij de lezer, waarin de lezer zich een deel mee laat voeren in een situatie die eigenlijk steeds bevreemdender wordt. Zoals in de volgende situatie:

‘Nee, zei ze. Ze boog zich voorover en huilde. Ze gierde het opeens uit, om zich daarna onmiddelijk te herpakken. Ze kwam overeind en dacht: dit is bespottelijk.
Ze stond op en liep naar de spiegel naast de deur, waar ze haar make-up fatsoeneerde.’

Deze schets is juist zo confronterend omdat we hem herkennen. Heeft u ook wel eens dat moment waarop, tijdens een oprechte huilbui, er een stemmetje in uw hoofd verschijnt dat tuttend vaststelt dat deze reactie toch wel een beetje overdreven is? Dat afkeurende stemmetje dat je doet vermoeden dat je eigen emoties misschien niet zo spontaan zijn als je dacht? Juist deze dynamiek offert Gerritsen op met de introductie van de broer.

Met de intrede van de broer verworden de twee belangrijkste figuren, de broer en de zus, tot simpele karikaturen van zichzelf. We vinden in Broer de bijna kinderlijke naiviteit van de broer, tegenover het kille cynisme van de zus. Zonder dat de twee van elkaar leren, of nader tot elkaar komen, verharden deze stereotypen alleen maar verder naarmate het verhaal vordert. En zo verliezen we de menselijkheid die nodig is om ze invoelbaar te maken voor de lezer, en daarmee de scherpte van het boekje. Het haalt de angel uit de anders zo pijnlijk interessante wereld van Gerritsen.

Pim Seelen: Gerritsen levert visitekaartje af voor vrouwelijke auteurs (****)

Voor het eerst sinds 2002 schrijft een vrouw het Boekenweekgeschenk. De eer is aan Esther Gerritsen, haar novelle heet Broer. In dit boek strijdt hoofdpersonage Olivia in haar eentje met meerdere mannelijke tegenspelers: broer, echtgenoot, baas en zonen. De auteur knipoogt hiermee wellicht naar het lijstje met Boekenweekauteurs; ook daar is de vrouw sterk in de minderheid. Gerritsen bewijst met het sterke Broer in ieder geval dat in dat laatste verandering moet komen. En snel.

Ironisch genoeg is Olivia in de novelle een rationele gesloten persoon, terwijl de mannen in haar leven juist heel emotioneel en openhartig zijn. Deze omdraaiing, al benoemd door Daan, zet de lezer vanaf het begin op het verkeerde been en zorgt voor een interessante wisselwerking tussen de personages. We volgen weliswaar Olivia, maar kunnen ons maar moeilijk in deze kille, berekenende control freak inleven. Veel meer voelen me mee met haar broer, de toegankelijke Marcus. Aanvankelijk kleineert Olivia hem, zet hem neer als zielepiet. Maar als ze hoort dat zijn been eraf moet, en ze vervolgens kampt met 127 hours-achtige waanbeelden van afgehakte ledematen, besluit ze om hem uit een soort moreel plichtsbesef in huis te nemen. Een keuze die voor Olivia en de dynamiek in haar gezin totaal anders uitpakt, dan verwacht.

Zus versus broer

Marcus, die zich vooral bezighoudt met dingen loslaten in zijn leven (waaronder tranen), is de perfecte tegenpool voor zijn zus. Terwijl Olivia krampachtig probeert de teugels van haar gezin in handen te houden, verliest ze stukje bij beetje terrein aan de zich kwetsbaar opstellende, huilgrage Marcus, die iedereen inpalmt met zijn in tegeltjeswijsheden verkapte uitspraken, zoals: ‘”Soms […] is de werkelijke opdracht het verzaken van de opdracht, en de diepere moed hebben daar geen schuld over te voelen.”‘ Olivia heeft het daarentegen helemaal niet op ‘sentimentaliteit en gezeur. Als je te veel piekerde moest je gaan tennissen.’ Ze wil koste wat kost de schijn van geluk en succes in haar gezin hoog houden.

Marcus speelt juist een grote rol in het doen inzien van zijn medepersonages dat geld en carrière ook maar betrekkelijk zijn, onderdoen voor wat echt belangrijk is: familie. Langzaam wordt Olivia van haar voetstuk verdreven. Ze kan alleen maar als toeschouwer zien hoe de controle over haar leven als droog zand tussen haar vingers wegglijdt. Soms lopen de confrontaties aan de eetkamertafel van het gezin danig uit de hand, waarbij het vooral voor Olivia pijnlijk gênant wordt, zoals wanneer Marcus, in rolstoel, zijn zus na een pittige woordenwisseling wil omhelzen:

‘Marcus strekte zijn armen naar Olivia uit en zei: “Kom.” Olivia keek neer op de geopende armen en had geen flauw benul hoe ze daar terecht moest komen. Ze zou moeten hurken of knielen, ze zou in zijn schoot moeten vallen. Met twee handen pakte ze met tegenzin de zijne vast.’

Marcus drijft Olivia met haar rug tegen de muur, smeekt haar bijna gevoel te tonen, maakt het haar behoorlijk ongemakkelijk. Hoewel Olivia degene is die met twee voeten op de grond staat, brengt hij die dat niet meer kan haar voortdurend aan het wankelen. Gerritsen weet de spanning tussen broer en zus steeds weer treffend op papier te krijgen. Knap.

Benauwdheid speelt een rol

Broer vertelt over een belangrijk moment in het leven van Olivia: leren loslaten. Dat moet ze niet alleen in haar gezin, maar ook op de werkvloer. Als financieel directeur van het niet meer levensvatbare Kyvon Serviezen wordt ze geconfronteerd met een naderend faillissement à la Vroom en Dreesman. Uit alle macht probeert ze nog noodplannen op te stellen, maar tevergeefs. Opnieuw: weg controle.

Juist omdat dit Boekenweekgeschenk draait om het samenkomen van een aantal ingrijpende veranderingen in het leven van een vrouw, momentopnames, ben ik het niet eens met John dat Gerritsen de lezer en het verhaal wat meer ruimte had moeten geven. Achtergrondverhalen en familiegeschiedenissen zouden afbreuk doen aan de intensiteit van de novelle. Bovendien heeft ruimte, of eerder het gebrek eraan, een extra betekenis in Broer:

‘Alleen dat met die ruimte in haar jeugd, daar verwees [haar echtgenoot Gerard] te pas en te onpas naar.
“Olivia heeft ruimte nodig, die heeft haar hele jeugd te krap geleefd.”
Misschien omdat het zo heerlijk concreet was; Olivia verlangde naar vierkante meters, een uitzicht, een horizon.’

Niet alleen in haar gezin, op haar werk en in haar liefdesleven heeft Olivia té weinig ruimte, maar ook haar verhaal – in 96 pagina’s gepropt – is benauwend kort. Maar dat vind ik in dit geval wel toepasselijk.

Tennissen

Dan nog kort iets over stijl. Gerritsen schrijft stoer. Soms verrassend mannelijk. Staccato. Met vuur en veel vaart. Ze excelleert vooral in de gesprekken tussen personages, de botsingen tussen ratio en pathos. Dialogen die lezen als een heerlijke tennisrally, zo snel volgen uitspraken elkaar op. Maar dialogen ook die helemaal niet altijd vlekkeloos verlopen. Dialogen die vooral de angst van Olivia voor het toelaten van emotie tonen, zoals Daan al liet zien. Mensen die langs elkaar heen praten, botsende principes en gesprekken vol onbegrip: Gerritsen blinkt er in uit.

Who’s next?

Dus wat Boekenweekauteurs betreft… Volgend jaar mag dat best weer een vrouw zijn – ik stel voor Annelies Verbeke of Bregje Hofstede. Esther Gerritsen levert precies dát in de Boekenweek wat de benaming ervan belooft: een geschenk. Sinds Joris van Casteren schreef er niemand met zo’n bevlogenheid over een verloren ledemaat. Dus lezer, haast je uit je luie stoel, ren zo snel je been of benen je dragen kunnen naar de plaatselijke boekhandel en besteed dat bescheiden bedrag van € 12,50, bijvoorbeeld aan Roxy of Superduif van Gerritsen. Dan krijg je dit benauwende, maar zeer knap geschreven literaire pareltje er voor niets bij!

John Hermse: Vier pogingen om het Boekenweekgeschenk te waarderen (**)

Laat ik in navolging van Daan een paar punten op een rij zetten, en dan niet lessen die ik heb geleerd na lezen van het Boekenweekgeschenk, maar de verwoede pogingen om Broer te waarderen. Want een recensent slaat ook het liefst met een zucht van bewondering het boek dat hij gaat bespreken dicht, in tegenstelling tot wat sommige boekhandelaren uit het DWDD-panel daarover te zeggen hebben.

Als kapstok voor mijn zoektocht naar de kwaliteiten van Broer stuitte ik al snel op de vraag wat voor soort boek Gerritsen heeft willen schrijven. Nog voor ik echt op streek was in dit Boekenweekgeschenk, schoot mij een lang vergeten genre te binnen.

1. Is Broer een moderne versie van een moraliteit?

Een moraliteit is een middeleeuws toneelspel waarin personages allegorieën zijn aan de hand waarvan het publiek een morele boodschap meegegeven kan worden. Bekendste voorbeeld uit de Nederlandse literatuur is Elckerlyck. Jeroen Vullings kenschetste in zijn bespreking in Vrij Nederland broer Marcus niet voor niets als ‘een soortement van Messias’, precies de Jezus waar deze figuur mij al snel aan deed denken, met als tegenhanger zijn onsentimentele en rationele zus. De morele boodschap ligt er dan dik bovenop: laat alles los, laat alles lopen (vooral je tranen), luister naar je gevoel, word wél sentimenteel.

Maar zo schiet het niet erg op met de waardering voor deze novelle, daar kan een hedendaagse schrijver niet mee aankomen. Geen moraliteit dus, vooral niet omdat Gerritsen de schildering van de symbolische hoofdpersonen gepaard laat gaan met nogal wat psychologisering die er bij een allegorie niet aan te pas zou hoeven komen.

2. Is Broer dan een psychologische roman?

Misschien, maar dan niet een heel geslaagde. Broer is zeker een portret van een dame die door de ziekte van haar broer opnieuw antwoord moet geven op de vraag wie ze nu eigenlijk is. Een identiteitscrisis, echt een onderwerp voor een psychologische roman. Alleen: dan wil je ook echt aan het verhaal kunnen aflezen welke ontwikkeling de hoofdpersoon tussen eerste en laatste bladzijde heeft doorgemaakt, zonder dat ze het zelf allemaal in luttele pagina’s uit de doeken doet. Want dat is wat er in Broer aan de hand is. De novelle wordt ontsierd door de reflecties van Olivia over haar eigen gevoelsleven of een gebrek daaraan.

‘Ze wachtte op het gesprek dat ze hadden, maar waar ze zelf geen deel van uit leek te maken. Ze wachtte op zijn klachten en wist dat haar passieve houding hem stoorde. De vanzelfsprekendheid in hun relatie die zij koesterde, leek plots een misverstand. Ze wilde aanhaken bij zijn gedachtegang maar vond geen houvast.’

Mooi geformuleerd, vooral die zin over de vanzelfsprekendheid en het misverstand, maar toch geen schoolvoorbeeld van onopvallend laten denken, zoals Daan het omschrijft. Natuurlijk mag een schrijver zijn hoofdpersoon laten reflecteren op wat hij allemaal meemaakt, niet alles hoeft alléén maar te blijken uit het verhaal of de handeling of uit dialogen (die bij Gerritsen dan ook vaak nogal nadrukkelijk-terloops en toneelmatig zijn), zoals Jan van Mersbergen schreef in zijn blog over De onderwaterzwemmer. ‘… ondanks dat hij veel uitlegt over de gemoedstoestanden en de gevoelens en angsten van de personages is dat nergens storend’, schrijft Van Mersbergen over P.F. Thomése. Dat de ene schrijver ermee wegkomt en de ander niet, ligt aan de toon en stijl, denkt Van Mersbergen. ‘De informatie is precies en toch wordt het verhaal niet volledig dichtgetimmerd.’ Daar is er ‘nog ruimte om te voelen wat er gebeurt’.

Maar Gerritsen komt er niet mee weg: daarvoor geeft ze de lezer te weinig ruimte om te voelen wat er gebeurt, wordt de psychologie toch te veel ingepeperd, blijven broer en zus ondanks de expliciete soul searching van Olivia toch te veel in de buurt van zinnebeeldige types. ‘Dichtgetimmerd’ dus, maar zou Broer dan nog te waarderen zijn in een genre waarin vaster omschreven  rollen en karaktertekening een natuurlijker huwelijk aan kunnen gaan. Een familieroman bijvoorbeeld?

3.  Zou Broer dan als familieroman wel geslaagd zijn?

Om het kort te houden: nog minder eigenlijk. Echtgenoot en zonen van Olivia transformeren bij de verschijning van messias Marcus als bij toverslag van eenzelvige types in een knus, invoelend en meelevend gezinnetje. Daar komt nog eens bij: de passage waarin Olivia uitlegt hoe hun jeugd de verhouding tussen broer en zus en vaste vormen heeft gegoten is hét toonbeeld van de uitleggerigheid waar Broer mee kampt.

Wat nu? Ik heb mijn best gedaan. Echt. De poging tot genre-indeling was natuurlijk slechts een kapstok om grip te krijgen om Broer, om de verdiensten van het Boekenweekgeschenk aan het licht te brengen, maar erg ver ben ik er niet mee gekomen. Eerlijk gezegd vond ik de wederwaardigheden van Olivia in het bedrijf waar ze financieel directeur is nog het meest overtuigend en onderhoudend, als satirische zakenschets, maar ik heb niet het idee dat daar de kern van de novelle ligt, die dan wel Servies of Kyvon zou hebben geheten in plaats van Broer.

4.  Is Broer dan gewoon een boekenweekgeschenk?

Ja, natuurlijk. Beetje flauw misschien, maar toch: dit unieke genre kent zo zijn beperkingen. Een daarvan is een heel fysieke: 96 bladzijden. Want: ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Broer beter uit de verf was gekomen als Gerritsen meer de tijd had genomen om haar verhaal te vertellen: over de relatie tussen broer en zus vanaf hun kinderjaren, over de chemie in haar gezin, de verhouding met haar man. Misschien moet ze dat boek nog maar eens schrijven. Dan heeft ze veel meer ruimte, en de lezer ook.

Daan Stoffelsen: Vier lessen van het Boekenweekgeschenk (****)

Esther Gerritsen zet in Broer haar hoofdpersoon en de mannen eromheen met sterk psychologisch inzicht neer en laat ons zien hoe familie werkt (en hoe je om familie heen kan proberen te werken). Het boek is ook geestig, op momenten op zijn Gerritsens benauwend, en verrassend warm. Bevrijdend warm. En leerzaam. Vier dingen die ik leerde uit het Boekenweekgeschenk 2016: 1. Gesprekken kunnen meer blootleggen dan de sprekers willen; 2. Familie is als het been van je broer; 3. Huilen mag; 4. Voor elke storm is er een glas.

1. Gesprekken kunnen meer blootleggen dan de sprekers willen

Gerritsen is een kei in het laten zien wat personages beweegt of kenschetst via dialogen. Show, don’t tell in zeer pure vorm. Gerritsen (niet voor niets ooit met theater begonnen) laat haar hoofdpersoon Olivia vooral in dialogen begrijpen hoe anderen haar zien. Anders namelijk, heel anders dan zijzelf.

‘Wil je een glaasje wijn?’ vroeg Marcus.
‘Mag jij drinken met die medicijnen?’
‘Ik vraag of je een glaasje wijn wilt.’
‘Zit jij nou te drinken met die medicijnen?’
‘Mijn god,’ riep hij, ‘laat me toch ‘s!’
‘Niet gaan huilen, alsjeblieft.’
‘Pardon?’
‘Je wordt zo gauw emotioneel.’
‘Ik? Ik vraag of je een glaasje wijn wilt en jij maakt er meteen een drama van. En waarom doe je zo tegen die jongen?’
‘Ik vroeg hem alleen waar jullie het over hebben.’
‘Het gaat om de toon waarop.’
Het bloed trok weg uit Olivia’s gezicht.
‘Ga jij mij opvoedadvies geven?’
Ze liep weg.
‘Waar ga je naartoe?’
Olivia draaide zich om, opende haar mond, er kwam niets.

Dat blijkt in hoe Marcus en Olivia ‘emotioneel’ en ‘drama’ anders invullen, maar misschien nog wel sterker in hoe ze totaal verschillende gesprekken voeren. Marcus biedt wijn aan, Olivia probeert zijn gedrag (hij is diabetespatiënt) te corrigeren. Marcus vraagt Olivia waarom ze haar zoon zo aanspreekt, Olivia voelt zich aangevallen. Ze vlucht. Ze zwijgt. Ze is in de verdediging gedrongen, en door de redelijke toon van haar broer denken we scène na scène steeds harderop: terecht.

Gesprek en handeling bepalen sterk ons beeld van Olivia, en het is niet zo dat Gerritsen Olivia niets laat denken, maar ze doet het altijd onopvallend. Behalve in één passage, vroeg in het boek, waarin de verteller de achtergrond van Olivia en broer Marcus schetst, en extreem uitleggerig wordt: ‘Je hoefde geen psychologie te hebben gestudeerd om haar voorkeur voor die ruimte te begrijpen.’ En vervolgens, heel geestig, maar volgens mij had het zonder gekund: ‘Het was een ongeschreven regel in hun relatie dat volwassen mensen niet klagen over hun jeugd. Freudiaanse duidingen van volwassen gedrag irriteerden haar man zo bovenmatig dat elke freudiaan er wat achter zou hebben gezocht.’ Moet je dit lezen als gedachten van Olivia? Ze worden later heftig weersproken, dat werkt wel. Maar waarom dan op dat moment, en zo uitgebreid uitleggerig?

Alsof ze voor de voetnoten bij de conversatie moest zorgen.

2. Familie is als het been van je broer

Je weet pas wat je mist als het er niet meer is. Familie is, en dat erkende Gerritsen in menig interview afgelopen weken, een terugkerend element in haar oeuvre. Dorst over een moeder en volwassen dochter, Roxy, ook over een moeder met een dochter. Het is dan ook een uitstekende omgeving om een verhaal in te vertellen, het conflict, het drama op te zoeken. Daar moet je dan ook de verdieping in zoeken in deze novelle, dat is de bijvangst waardoor Broermeer is dan een uitstekend opgetekend verhaal: hoe de werkelijkheid en, preciezer, hoe je familie in vanzelfsprekendheden, vaststaande verhoudingen ziet.

Olivia beziet die verhoudingen heel onsentimenteel, denkt ze, heel praktisch en zakelijk. Ze is rationeel zoals veel van Gerritsens personages rationeel zijn, op een manier die aan sociale conventies voorbijgaat. Dat is geestig, het werkt ontwrichtend. Tegelijk lijkt dit boek juist te onderstrepen dat die sociale conventies – natuurlijk mag mijn broer hier logeren, hij is familie – een diepe, waardevolle basis hebben.

3. Huilen mag

Een van de sterke punten in Broer is de omdraaiing. Marcus huilt altijd, Olivia nooit. Maar nu ze ernaar vraagt, blijkt er altijd wel een goede reden voor die tranen. Olivia is de sterke zakenvrouw.Haar echtgenoot, de succesvolle tandarts, raakt overspannen. De hulpverlener wordt hulpbehoevend. Door die omdraaiingen gaat de boel schuiven, elke volgende vanzelfsprekendheid wankelt.

4. Voor elke storm is er een glas.

Het wankelt, maar het valt niet om: Gerritsen is goed in absurde wendingen, maar in Broerhoudt ze het allemaal stevig in de hand. Het slot is – Esther Gerritsen verklapte het al in menig interview – hoopvol. Hoe wild de storm ook is, hoezeer Olivia’s baan op de tocht staat, haar huwelijk in crisis is en haar relatie met zoons moeizaam blijkt, er blijkt een glas omheen te staan. En dat glas water is halfvol. Gerritsens slot biedt de ongemakkelijk blijmoedige conclusie dat familie inderdaad belangrijk is, dat je sentimenteel mag zijn, en dat ook als al je vanzelfsprekendheden wegvallen die man en die zonen en die broer blijven.

Vorig jaar worstelde ik op een vergelijkbare manier met Sarah Halls geweldige roman The Wolf Border [lees de recensie, abonnement], waarin een verwilderde wolvenexpert een reïntegratieproject voor twee wilde wolven leidde. Niets leek goed te gaan, alles kwam goed. Dat kon ik moeilijk rijmen met mijn verwachtingen, waarin er toch wel iets fout zou gaan, de rafelrandjes uit moesten scheuren en elke winst met verlies gepaard moest gaan. Ook in die roman bleek een beroepsopvatting niet zaligmakend, een broer een vriend, en familie essentieel. Maar ook daar klopte het.

Een goed boek kan ook goed aflopen. En het is goed gegaan. Dit jaar kan ik het Boekenweekgeschenk aan iedereen aanraden.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De achterkant van de zon