"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Caesar van Everdingen

Donderdag, 22 maart, 2018

Geschreven door: Yvonne Bleyerveld
Artikel door: Vera Weterings

Een mooi en compleet overzicht van een vergeten classicist

[Recensie] Kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken (1660-1719) was lovend over schilder Caesar Boetius van Everdingen (1616/1617-1678). Hij beschreef zijn ‘vleiend penceel’ vol waardering. Toch kent Van Everdingen weinig bekendheid. Om Van Everdingen met zijn ‘vleiend penceel’ een plaats te geven in de eregalerij van de Gouden Eeuw organiseert Stedelijk Museum Alkmaar [2017/red.] de tentoonstelling Vleiend penseel. Caesar van Everdingen (1616/1617-1678). Het is een monografische tentoonstelling vier eeuwen nadat Caesar in Alkmaar werd geboren. Bij de tentoonstelling verschijnt een publicatie die naast een catalogusgedeelte ook verschillende essays bevat die zowel ingaan op zijn oeuvre als zijn leven. Zo wordt beschreven hoe Caesar een voorbeeld was van een schilder van de nette stijl zoals Gerard de Lairesse dat in zijn Groot Schilderboek (1707) voorstond. Hij werd geroemd om zijn schildervaardigheden en dan met name zijn sublieme stofuitdrukkingen, heldere kleurgebruik en subtiele lichtwerking.

Van Everdingen is ondanks zijn roem onder tijdgenoten in latere eeuwen – net als vele andere classicisten – in de vergetelheid geraakt. Aan het einde van de twintigste ontstond herwaardering voor zijn werk toen kunsthistoricus Albert Blankert Van Everdingen ‘de meest begaafde en tegelijk meest uitgesproken vertegenwoordiger van het classicisme in ons land’ noemde en verschillende van zijn werken opnam in de tentoonstellingen God en de goden (1980-1981) in Washington, Detroit en Amsterdam en Hollands Classicisme (1999-2000) in Rotterdam en Frankfurt. Toen het Rijksmuseum in 2009 Meisje met de brede hoed verwierf werd nogmaals het belang van de schilder onderstreept.

In de tentoonstelling en bijbehorende publicatie is aandacht voor zowel Van Everdingens persoonlijke leven en carrière als specifiek projecten. Zo begint het boek met een essay van Christi Klinkert over de afkomst en opleiding van de schilder. Zij geeft aan dat het aan de hand van archiefdocumentatie aannemelijk is dat hij zijn eerste schildersonderwijs kreeg van Claes Jacobsz van der Heck (ca. 158-1652). Zijn tweede leertijd volbracht hij bij de Utrechtse schilder Jan Gerritsz. van Bronckhorst (ca. 1603-1661).

Van Everdingen verwierf zijn eerste opdrachten in Alkmaar en keerde vanuit Utrecht terug naar zijn geboortestad. Hier werkte hij aan een groepsportret van de officieren van de Alkmaarse Oude Schutterij en het beschilderen van de luiken van het nieuwe orgel in de Grote of Sint-Laurenskerk. Aan de Alkmaarse schutterij is ook een apart katern gewijd dat ingaat op recente inzichten naar aanleiding van de restauratie van Van Everdingens Officieren van vaandeldragers van de Jonge Schutterij van Alkmaar en Officieren en vaandeldragers van de Oude Schutterij van Alkmaar. Zo blijkt op infraroodbeelden dat er oorspronkelijk een balustrade aanwezig was op Oude Schutterij waarachter hij de schutters opstelde. De balustrade overschilderde hij later. Of de balustrade verzonnen of daadwerkelijk in de Waag aanwezig was, is niet meer te achterhalen omdat deze tijdens een verbouwing wellicht verwijderd kan zijn. Ook worden de beide projecten die Van Everdingen samen met Jacob van Campen (1596-1657) uitvoerde uitgebreid behandeld in de publicatie, te weten de vijf schilderingen die Van Everdingen maakte in de Oranjezaal van Paleis Huis ten Bosch en schilderingen voor het orgel van de Grote of Sint-Laurenskerk te Alkmaar.

Boekenkrant

Een ander interessante bijdrage aan de publicatie is die van kunsthistoricus Rudi Ekkart die ingaat op Van Everdingen als portrettist. Hij laat zien dat hoewel de portretten toegeschreven aan Van Everdingen vrij beperkt van omvang, deze toch van veelzijdige aard zijn. Tot de circa 25 portretten van Van Everdingen behoren schuttersstukken, een familiegroep en portretten van volwassenen en kinderen; niet alleen als losse portretten maar ook als tegenhangers.  Ook in de weergave van deze portretten was Van Everdingen veelzijdig, zo beheerste hij naast het conventionele portret ook het arcadische portret en het portrait historié.

Na deze wat diepergaande essays volgt een catalogus waarbij de verschillende werken die te zien zijn op de tentoonstelling in het Stedelijk Museum Alkmaar en daarna in het Sinebrychoff Art Museum / Finnish National Gallery in Helsinki stuk voor stuk worden behandeld. Hiermee reist Caesar in de Scandinavische voetsporen van zijn broer, landschapsschilder Allart van Everdingen, die ook in het boek wordt beschreven. In de catalogus wordt ingegaan op de opdrachtgevers, de al dan niet mythologische achtergrondverhalen van het afgebeelde en de specifieke details en technieken van Van Everdingen.

Al met al biedt het boek een zeer uitgebreid monografisch overzichtswerk van de schilder. Niet alleen tekstueel, maar ook in beeld. Het boek is een lust voor het oog en met de inhoud kan het museum tevreden zijn. Met deze publicatie krijgt Caesar van Everdingen de aandacht die hij verdiend en dat werkt zeker mee aan het herstellen van zijn waardering en naamsbekendheid. Caesar van Everdingen hoort met zijn ‘vleiend penceel’ thuis in de eregalerij van de Gouden Eeuw!

Eerder verschenen op Hereditas Nexus