"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Camanchaca

Vrijdag, 8 september, 2017

Geschreven door: Diego Zúñiga
Artikel door: Anke Cuijpers

Alles is gelogen, en dat verontrust

[Recensie] De Camanchaca is een mist die vanaf de Chileense kust landinwaarts drijft ter hoogte van de droogste woestijn ter aarde, de Atacama woestijn. De mist bestaat uit druppels die zo licht zijn dat ze niet als regen vallen. Dit bijzondere natuurverschijnsel is de achtergrond van een autoreis die de hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van Diego Zúñiga onderneemt met zijn vader. Een reis die wordt verteld in korte hoofdstukken omgeven met veel wit. Zelden zijn de hoofdstukken langer dan een pagina. Soms heeft een hoofdstuk genoeg aan een zin. Daarin lijkt de opzet van de roman volledig te stroken met het fenomeen van de mist die de weg opdrijft, ware het niet dat in de debuutroman van Diego Zúñiga de kleinste hoofdstukken juist veel vertelkracht blijken te hebben.

Het verhaal opent met een opsomming van de auto’s die de vader van de twintigjarige verteller gedurende zijn leven had, tot aan de roodkleurige pick-up waarmee ze op dat moment samen de Atacama doorkruisen. Ze zijn op weg naar een tandarts in Tacna die, volgens zijn vader, zijn almaar bloedende tanden kan redden. Maar meer nog zijn ze door deze introductie, deze opsomming van auto’s, elementen in een geschiedenis, in het verhaal van een familie die verteld wordt door een naamloze verteller. Nergens noemt iemand hem bij zijn naam. Zijn opa, een Jehova’s getuige, zegt jongen tegen hem. Als Elías, zijn stiefbroer, hem roept, roept hij broer. Omgekeerd noemt hij zelf Elías ook niet bij zijn naam maar spreekt hij over ‘de zoon van mijn vader’. Een krachtige manier om familieverhoudingen te portretteren, en de gevoelswarmte die tussen de familieleden bestaat.

Zúñiga’s schrijven sluit aan bij een hedendaagse stroming in de Zuid-Amerikaanse literatuur die elke vorm van wollig taalgebruik is kwijtgeraakt. Bij Zúñiga dringt zich daarbij de vergelijking op met de Amerikaanse Raymond Carver: schrappen tot alleen de essentie van een scène overblijft. Heel naturel en nonchalant vertelt de hoofdpersoon het familieverhaal dat begint bij de dag dat zijn twee ouders uit elkaar gingen en hij als vierjarige de vingers van zijn nichtje plette. De zwaarlijvige jongeman groeit op bij zijn moeder, en droomt zich een carrière als radiojournalist. Hij oefent alvast door thuis een praatprogramma te bedenken, en zijn moeder te interviewen. Dat is het moment dat de verhalen beginnen, en de nieuwsgierigheid van de jongeman ernaar. Het doorgronden van de familiegeschiedenis lijkt echter een queeste want er is veel dat niet uitgesproken wordt. Ook door hemzelf niet:

“Ik zeg niets. Ik kijk door het rechterraampje. Een man die door de woestijn wandelt. Ik kan hem een paar seconden zien voor we hem achterlaten en hij tussen de heuvels verdwijnt, en zo lang ik hem zie, stel ik me voor dat ik hem ben, dat ik de woestijn doorkruis, dat ik verdwaal. Net als een empampado. Ik hou van dat woord, empampado, woestijndwaler. Ik blijf hem nakijken. We verwijderen ons steeds verder. Pat Metheny klinkt weer en mijn vader begint opnieuw op het stuur te tikken.”

Boekenkrant

Al dat zwijgen is een troeblerend element als de jongeman probeert achter de werkelijke doodsoorzaak van oom Neno te komen. Heeft zijn vader hem doodgereden? En waar is zijn nicht? Vragen die hij bij zijn familieleden niet krijgt losgeweekt.

Zúñiga is meesterlijk in subtiele duidingen. De suggestie dat de hoofdpersoon en zijn gezin elementen in een geschiedenis zijn bijvoorbeeld wordt voor een deel gewekt door de hoeveelheid aan plaatsnamen, en de korte commentaren van vader of zoon hierop, waardoor Chili en de geschiedenis van het land meer worden dan decor. Vermoedens van ontvoeringen tijdens het totalitaire regime van Pinochet drijven boven tijdens de interviews over een verdwenen oom. Een verdwijning waar elk familielid een eigen lezing over heeft overigens, tot aan ontvoering door een ufo toe.

Het kortste hoofdstuk bestaat uit zeven woorden: “Dat is allemaal gelogen, zei mijn moeder.” De zeggingskracht van deze zin is zo sterk omdat hij losgezongen is uit een scène en juist daardoor zijn invloed op de hele geschiedenis kan laten gelden. Wat is gelogen, wie heeft gelogen? Het zijn brokstukken die hun scherven laat voelen in een verhaal dat handelt over volwassen worden, getroebleerde gezinnen en geheimen die je meedraagt omdat het vertellen ervan ontwricht.

De dertigjarige auteur ontving diverse prijzen als de Premio Juegos Literarios Gabriela Mistral en de literatuurprijs van de Chileense raad voor de cultuur. Zijn proza is een precisiebombardement. Camanchaca is een roman die op ieders leeslijst hoort.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Camanchaca