"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Cherry

Vrijdag, 8 februari, 2019

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Marnix Verplancke

Een Amerikaanse nachtmerrie

Vechten in Irak, drugs en bankovervallen, voor Nico Walker volgde het een noodwendig uit het ander. Hij schreef er een cultroman over, vanuit de gevangenis, waar hij nog minstens een jaar moet brommen.

[Recensie] “Soms voel ik me schuldig vanwege de hond. We hadden gezegd: we nemen een hond en dan zijn we geen junks meer. Dus namen we een hond. Maar we bleven junks. En nu zijn we junks met een hond.” De verteller uit Nico Walkers debuutroman Cherry en zijn vriendin Emily leven van de ene heroïneshot naar de andere. Ze beleven hun grote junkromance en beseffen dat er ooit een einde aan hun verhaal zal komen. Hun verslaving kost immers handenvol geld. Geld dat de verteller bij elkaar probeert te schrapen door op nogal knullige wijze banken te overvallen. Dat kan negen keer lukken, maar de tiende is fataal en dan vlieg je achter de tralies.

Het begon nochtans allemaal zo mooi, met een jongen die de gefnuikte ambities van zijn ouders moest waarmaken en naar de universiteit zou gaan, en met de begaafde dochter van een tandarts die geen enkele moeite zou mogen hebben met haar studie. Maar niets daarvan werd werkelijkheid, aangezien de jongen vooral dealde en hij het meisje meetrok in zijn neergang. “Het was niet zo dat ik slecht was of zo,” lezen we in Cherry, “Ik viel niemand lastig; ik at niet eens vlees.” Het is een voorbeeld van de typische onderkoelde en soms zelfs cynische humor van de naamloze verteller uit Cherry.

Die naamloze verteller is natuurlijk de auteur zelf, Nico Walker. Want ook al staat helemaal vooraan in het boek dat alles verzonnen is, in interviews heeft Walker al meermaals toegegeven dat zijn roman tot op grote hoogte op zijn eigen leven is gebaseerd. Die interviews zijn trouwens steevast in de gevangenis afgenomen, aangezien de schrijver daar nog minstens een jaartje zijn straf moet uitzitten voor de bankovervallen die hij pleegde.

Boekenkrant

Ook al had Walker aan de universiteit overduidelijk het rechte pad al verlaten, hij werd het spoor pas helemaal bijster toen hij besloot hospik te worden in het Amerikaanse leger. Hij zag het als een avontuur dat hem van de straat zou houden en ook nog eens geld zou opbrengen, alleen had hij zijn moment beter kunnen kiezen natuurlijk. In 2005 zat Amerika nog tot over de oren in een hopeloze Irak-oorlog en na zijn opleiding zou die zijn lot worden. Die opleiding bestond vooral uit heel veel geroep en getier, schrijft hij, en uit het eindeloos uitvoeren van push- en sit-ups. “Als alle oorlogen beslist zouden worden op grond van de hoeveelheid push-ups en geleuter, dan zou Amerika nooit verliezen,” schrijft Walker, al moet hij bekennen dat ze ook wel leerden hoe een been of arm af te binden en een bloedende wonde te stelpen. En ze kregen beelden te zien, bijna dagelijks, van verminkte lijken, losgeslagen ledematen en om hulp schreeuwende mensen, zodat ze zouden kunnen wennen aan wat hen te wachten stond.

Maar de realiteit overtrof alles. Walker arriveerde in Irak in de lente van 2005. Het was zijn taak om mee te gaan op missies van de infanterie en de eventuele gewonden te verzorgen. Op stille momenten werd hij ook verondersteld sociale missies uit te voeren en de lokale bevolking te helpen, wat hij ook deed, alleen had hij niet veel anders ter beschikking dan pijnstillers. Hij bleef toch eerst en vooral een verpleger en geen arts.

Een cherry is een groentje, en Walker was al gauw cherry af. Het Iraakse verzet maakte immers gretig gebruik van ingegraven drukplaten verbonden aan een lading explosieven. Wanneer een Amerikaanse humvee over zo’n plaat reed, ging het voertuig te lucht in, met in het beste geval alleen een paar gewonden als gevolg. Maar meestal was het erger. Walker beschrijft op bijzonder plastische wijze hoe bewusteloze militairen in hun brandende voertuig versmelten met hun dashboard en stuur, of indien toch nog bij bewustzijn, gewond raken door de munitie die door de hitte spontaan afgaat. Wanneer ze zijn maat Rogers verkoold vanachter het stuur van zijn humvee hebben gehaald, wijst iemand Walker erop dat er nog wat achtergebleven is in het verhakkelde voertuig. En inderdaad, hij ziet een spoor van Rogers gesmolten lichaamsvet over de restanten van diens stoel lopen. Met zijn vingers schraapt hij het er zorgvuldig vanaf, maakt er een bolletje van en gooit het vervolgens in de rivier.

De oorlog in Irak was een vuile oorlog, waarbij Amerikaanse soldaten na hun dood “naar het internet gingen, want daar gaan mensen tegenwoordig naartoe als ze sterven,” en er van echte gevechten amper sprake was. Walker moest vooral mee bij het instampen van deuren en het doorzoeken van huizen van Iraakse burgers, op zoek naar explosieven en ontstekingsmechanismen, maar niet naar AK-47’s, want die mochten ze wettelijk in huis hebben. Steevast treffen ze hetzelfde aan, kinderen, vrouwen en bejaarden, en net zo steevast lokken ze met hun geweld dezelfde reacties uit, woede, afkeer en wraakzucht. Soms gaat het helemaal fout, zoals die keer dat ze middenin de nacht een naakte man van zijn bed lichten en deze zich zwaar verzet. De hadji wordt uiteindelijk gedood, waarna er een strijd ontstaat om de lijkzak waarin hij zit en waarbij zelfs rookbommen en Apache-helikopters worden ingezet. Het zou grappig zijn als het fictie was, maar je voelt aan je theewater dat Walker hier de tragische realiteit beschrijft.

Aan de binnenkant van zijn ‘blutsmuts’, zoals de soldaten hun helm noemen, heeft Walker een honkbalkaart van Herman Thompson gekleefd. Wanneer een van zijn makkers hem vraagt waarom legt hij uit dat Emily als kind verliefd was op die speler en dat ze hem geplaagd had dat als hij zou sneuvelen in Irak ze het met hem zou aanleggen. “Het is een herinnering dat ik hier absoluut moet overleven,” legt hij uit. Net voor hij naar Irak vertrok zijn Emily en hij getrouwd, zodat hij meer soldij en zij een ziekteverzekering zou krijgen. Walker is er echter van overtuigd dat ze hem met andere mannen bedriegt. De weinige keren dat hij haar kan bellen, gaat hij dan ook bijzonder paranoïde te keer, waardoor hij haar steeds verder van zich afduwt.

Die paranoïa zou best wel eens het gevolg kunnen zijn van Irak, besef je als lezer. Eens de zomer achter de rug, beseffen Walker en zijn kompanen dat het allemaal tevergeefs is. Ze zitten in een oorlog die geen oorlog mag zijn en die ze alleen maar kunnen verliezen. En het geweld hakt natuurlijk ook flink op hen in. Sommigen geven zich over aan de spacecake die hun familie hen opstuurt. Daar bovenop komt nog een flinke dosis pillen en eens die achter de kiezen wordt naar de perslucht gegrepen. Maakt niet uit wat het is, als het je maar van de wereld helpt. Anderen reageren zich af door snuff-movies te maken met muizen in de hoofdrol. Die worden dan levend in brand gestoken, de poten en de kop afgeknipt met een tang of gekruisigd aan ijslollystokjes en vervolgens levend van hun ingewanden ontdaan. Wanneer de soldaten nadien die films bekijken gaan ze keer op keer uit de bol.

“De Midwest, en bij uitbreiding Amerika, kampt met een groot spirituele leegte,” verklaarde Walker onlangs in een interview het huizenhoge opioïdenprobleem waarmee zijn land kampt. “Mensen voelen zich  niet langer gewaardeerd en hebben geen doel meer in het leven. Daarom kiezen ze voor het snelle geluk dat drugs hen verschaft, vaak met de dood als gevolg.” In 2017 maakten opioïden in de V.S. 72.000 slachtoffers, met een absolute top in de Midwest, waarvan het Cleveland waar Walker geboren en getogen is het centrum vormt. Het hoeft dus niet te verbazen welke weg hij opging eens terug uit Irak. Eerst zat hij nog een paar maanden in een kazerne met zijn oorlogstrauma te worstelen, waarbij hij iedere avond twee flessen gin dronk. “Ik scheet bloed. Ik rufte bloed. Ik trok me af in WC-hokjes en voelde me niet zo goed,” vat hij zijn leven bondig samen. Eens terug in het burgerleven volgde meteen een echtscheiding van Emily, waarna ze een tijd later en allebei verslaafd aan heroïne elkaar toch weer vonden en gingen samenwonen. Ze wisten dat ze elkaar in een hels tempo om zeep aan het helpen waren, net zoals ze wisten dat hun verslaving uiteindelijk tot misdaad zou leiden. “Niemand gaat zomaar een bank overvallen,” schrijft Walker, “Dat doe je alleen wanneer je geen kant meer op kan.”

Cherry heeft in de V.S. een heuse cultstatus bereikt, en dat niet alleen omwille van het rauwe, bittere  cynisme dat van tussen de bladzijden drupt. Door zich te wentelen in zijn Amerikaanse nachtmerrie heeft Walker de vinger op de wonde gelegd, beseffen velen. Er is iets grondig mis met een land dat zijn burgers oproept trotse patriotten te zijn en hen vervolgens koudweg in de steek laat. En dat niet altijd uit kwade wil, maar eerder uit onkunde. Net zoals het leger in Irak oude tactieken toepaste in nieuwe situaties, en daardoor hopeloos faalde, zo lijkt de Amerikaanse politiek oude diplomatieke tactieken toe te passen in een drastisch veranderde wereld en net zozeer te falen. En het jammere is dat altijd dezelfden daarvan het slachtoffer zijn.

Eerder verschenen in De Morgen

Cherry