"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Nietzsche´s Jewish Problem

Zondag, 16 juni, 2019

Geschreven door: Robert C Holub
Artikel door: Niklas Anderberg

Nietzsche en Heidegger

 – in voor- en tegenspoed

[Essay] We denken allemaal te weten dat het Elisabeth Nietzsche-Förster was die door haar manipulaties Nietzsche in een kwaad daglicht stelde. Het antisemitisme van haar broer zou grotendeels  haar verzinsel zijn. Niet dus, volgens Robert C. Holub.

Onlangs is een boek van hem verschenen met de omineuze titel Nietzsche´s Jewish Problem (Princeton University Press, 2016). Hierin probeert hij een genuanceerd beeld te schetsen van de houding van Nietzsche tegenover Joden en het jodendom. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat hij niet veel van het heersende antisemitisme van zijn tijd moest hebben. Desalniettemin was hij niet vrij van vooroordelen en bovendien tracht Holub de slechte invloed van Elisabeth Förster-Nietzsche te relativeren. De bewering dat zij een ‘proto-fascist’ zou zijn geweest en verantwoordelijk was voor het incorporeren van Nietzsche in het pantheon van Nationaalsocialisme is volgens Holub weinig geloofwaardig (scant merit, blz. 19). Anders dan Heidegger is ze nooit lid geweest van de partij. Haar ingrepen in het nagelaten werk (Nachlaß) hadden volgens Holub meer te maken met het oppoetsen van de eigen reputatie; haar motivatie was eerder persoonlijk dan ideologisch.

De geleerden die haar dit slechte imago bezorgd hebben zouden zich vooral op suggesties baseren en hebben nagelaten om tekstueel, of ander bewijs te leveren. Iemand die zich uitspreekt tegen het heersende politieke antisemitisme uit die tijd is volgens Holub niet automatisch een ‘filo-semiet’. Er zijn tal van voorbeelden in het nagelaten werk van Nietzsche waarin hij stereotiepe beelden van Joden hanteert. Ze zouden niet alleen handig met geld zijn en de macht in de krantenwereld hebben; vooral Oost-Europese Joden zouden bovendien allerlei minder aantrekkelijke ‘olfactorische’ eigenschappen bezitten. Dit is volgens Holub vooral zichtbaar in de brieven en notities die niet voor publicatie bedoeld waren.

Dat de man van Elisabeth, die de tot mislukking gedoemde kolonie in Paraguay voor Arische Duitsers stichtte, een overtuigd antisemiet was staat niet ter discussie. Maar hoe vreemd het ook klinkt zou nu, na de rehabilitatie van Nietzsche in de twintigste eeuw, de tijd rijp kunnen zijn voor een eerherstel van Elisabeth Förster-Nietzsche.

Van Nietzsche en Heidegger naar de Alt-Right Beweging

Het is opvallend dat de ondemocratische, antifeministische en andere ontijdige denkbeelden van Nietzsche door zo veel verschillende partijen zijn omarmd. Van links tot rechts heeft men geprobeerd zijn gedachtegoed te annexeren. Dat Heidegger een bewonderaar was is misschien niet zo verwonderlijk, maar dat een groot deel van de linkse intelligentsia, vooral in Frankrijk als een blok gevallen is, des te meer.

Vaak wordt Nietzsche gelezen als een revolutionaire vernieuwer maar hij kan net zo goed gezien worden als een reactionaire denker met een sterk verlangen naar archaïsche en aristocratische idealen. Zarathustra kan geprojecteerd worden op de toekomst maar zijn profetische inzichten zijn geworteld in een ver verleden. Zo wordt Nietzsche gezien als  een moderne visionair, maar ook als een onverbeterlijke en ultraconservatieve romanticus.

Dat progressief links de denkbeelden van Nietzsche omarmd heeft vindt Ronald Beiner op zijn minst gezegd vreemd. De titel van zijn laatste boek, Dangerous Minds doet onmiddellijk denken aan het klassieke boek van Mark Lilla (The Reckless Mind – nyrb, 2006). Lilla reflecteert over publieke intellectuelen wiens invloed op de politiek desastreuze gevolgen had, of eventueel kon hebben, maar zijn aandacht richtte zich niet perse op dwalingen uit rechtse hoek. Ook Walter Benjamin hoort thuis in het rijtje van Lilla. Heidegger wordt behandeld in twee hoofdstukken terwijl Nietzsche alleen op de achtergrond figureert.

Voor Beiner is het duidelijk dat Nietzsche ondanks zijn poëtische metaforiek en literaire schijnmanoeuvres, één overkoepelende politieke agenda had. Hij aarzelt niet om die reactionair te noemen. Van Nietzsche via Heidegger gaat de weg regelrecht naar de alt-rightbeweging, hedendaags neonazisme en andere uitingen van extreem rechts. Een belangrijk verschil met vroeger is volgens Beiner dat rechts niet alleen vanuit de onderbuik reageert maar boeken leest en politieke theorie bestudeert. Met het exploiteren van het internet en sociale media is het huidige rechtspopulisme aanzienlijk geraffineerder dan de stoffige spookbeelden van marcherende bruinhemden tijdens de eerste helft van de vorige eeuw. De lompe meute maakt plaats voor een elitair clubje jonge mannen die een glas Chablis heffen op de denkbeelden van Carl Schmitt en Ayn Rand terwijl ze een blanke toekomst voorspellen voor hun (al dan niet virtuele) toehoorders.

Leo Strauss

Er zijn natuurlijk altijd critici van Nietzsche geweest. In Interanimations (University of Chicago, 2015) noteert Robert B. Pippin een uitspraak van Leo Strauss die Nietzsche beschuldigt van het aansporen tot een meedogenloze uitroeiing van grote massa´s mensen en dat Strauss zelfs het woord ‘Führer’ in zijn betoog smokkelt. Typisch voor Strauss is zijn conclusie dat Nietzsche net zo min verantwoordelijk is voor het nazisme als Rousseau voor het Jacobisme – maar dat dit ook betekent dat hij net zo veel verantwoordelijkheid draagt (blz. 202-203).

Strauss zou tegen zijn leerling Stanley Rosen gezegd hebben dat deze best een ontmoeting met Heidegger mocht hebben om een intellectuele discussie te voeren; maar geef hem vooral geen hand! (Beiner, blz. 119).

Aan interpretaties geen gebrek maar het betoog van Beiner baseert zich op het idee dat de politieke opvattingen van Nietzsche een coherent geheel vormen. Dit is volgens Beiner de spil en voornaamste drijfveer van zijn denken. Het antidemocratische gedachtegoed van Nietzsche vormt een vruchtbare bodem voor stromingen van allerlei pluimage. Er loopt een rode – of eerder bruine – draad naar extreem rechts van vandaag. Boeken van Sarrazin, Walter Laqeuer en natuurlijk Houellebecq zijn uitslagen van een veranderd cultureel klimaat. Vanaf de jaren zestig was alles links – de laatste decennia waaien de winden uit een andere hoek. Destijds was rechts moreel verdacht, nu is het andersom. De intellectuelen van toen worden geacht hun excuses aan te bieden voor de Gulag en Pol Pot. De rechtse denkers van nu zijn trots op het nationale verleden en hebben geen behoefte aan zelfkritiek of spijtbetuigingen over een koloniaal verleden. Dat is tenslotte ‘oikofobie’…

Nieuw elan

Richard Spencer, berucht voor zijn Hitlergroet tijdens de verkiezing van Trump, en andere meer of minder uitgesproken ‘white suprematists’ hebben een respect en geloofwaardigheid gekregen die tot voor kort ondenkbaar was. Beiner noemt onder anderen de Rus Alexander Dugin, die vier publicaties over Heidegger op zijn palmares heeft en Steve Bannon, de gewezen rechterhand van Trump. Volgens Biener is dit slechts de zichtbare en enigszins acceptabele bovenlaag van een gestaag groeiende beweging met fascistoïde neigingen. Eén van de huisfilosofen (oikofilosofen) droomt zelfs van een toekomst met bankbiljetten – en dat zullen geen gewone euro´s zijn – met afbeeldingen van Hitler, Napoleon en Alexander de Grote (blz. 135, noot 2).

Dugin heeft invloed op het buitenlandbeleid van Putin en heeft zelfs een bijdrage geleverd aan de prestigieuze Nexus-tijdschriften (# 77). In 2017 was hij te gast bij een door Nexus georganiseerde conferentie.

Door de gedachtevluchten van Nietzsche af te doen als retoriek in dienst van zijn reactionaire of zelfs ultra-reactionaire agenda, zal Beiner niet iedereen overtuigen. Zoals hijzelf beaamt zien sommigen in Nietzsche helemaal geen ideologisch bewuste filosoof en wordt hij zelfs als een apolitieke denker gekarakteriseerd.

Beiner brengt Stanley Rosen, de mentor van Pippin, in stelling voor zijn hypothese. Maar Rosen weigert Nietzsche als conservatief te bestempelen en noemt hem revolutionair – “a revolutionary of the right”. Toegegeven, begrippen als reactionair, conservatief en revolutionair kunnen in een soort ‘Laocoöngroep’ verstrengeld raken, maar ik denk dat Rosen een andere invulling geeft dan Beiner. Volgens Rosen verlangt Nietzsche niet terug naar een vermeend idyllisch verleden. Het is een vergissing om te denken dat Nietzsche een reactionaire woordvoerder van de elitecultuur van het oude Griekenland of van de renaissance in Italië zou zijn. De conclusie van Rosen is dat het te gemakkelijk is om de filosofie van Nietzsche te reduceren tot één simpele politieke ideologie. (The Ancients and the Moderns, 1989, blz. 191-193; 207).

Contaminatie van de filosofie?

Dit brengt ons naar vraag over besmetting van, niet alleen de filosoof als persoon maar ook van zijn gehele filosofie, iets wat opnieuw actueel geworden is met de publicatie van een gedeelte van de zogenaamde Schwartze Hefte van Heidegger (genoemd naar de zwarte kaften). Dit zijn geschriften die hij bijhield tot de jaren 70 van de vorige eeuw. Ze houden het midden tussen dagboeken en notities, eventueel bedoeld voor latere publicatie. In 2016 verscheen in het Engels een bundel met interpretaties van Heidegger-kenners met de titel Black Notebooks 1931-1945. Hier tekent zich een tweespalt af; aan de ene kant zij die vinden dat dit materiaal een enorme schaduw werpt op het gehele oeuvre van Heidegger (onder andere Emmanuel Faye, Richard Wolin). Aan de andere kant bevinden zich een aantal hedendaagse filosofen die geen aanleiding zien tot een al te grote ophef. Dat Heidegger geen heilige was is bekend, maar dat zijn filosofie ‘an sich’ daaronder te lijden zou hebben vinden ze onzin.

De gemoederen lopen hoog op. De voorzitter van het Heidegger-Gesellschaft, Günter Figal, is zelfs opgestapt na het openbaar maken van deze in zijn ogen belastende en zwaar antisemitische teksten (BN, blz. xi). De meest bekende uitspraak in dit verband is wellicht die van Habermas: “Martin Heidegger? Nazi, ja sicher ein Nazi!”

Nietzsche lezen als verliezer

De Engelse kunsthistoricus en professor ideeëngeschiedenis Malcolm Bull heeft een paar jaar geleden een belangwekkend boek geschreven, waarin hij zijn kritiek op Nietzsche in een ander vat dan Beiner gegoten heeft (Bull – Anti-Nietzsche, Verso, 2011). Hij stelt voor om Nietzsche te lezen alsof je een verliezer of mislukkeling bent (‘loser’). Dit wil zeggen dat de lezer zich identificeert met mensen die Nietzsche denigreert. Als hij het over zwakke vrouwen heeft of over mensen die klein van geest zijn; over de verworpenen der aarde, dan zou het volgens Bull juist het omgekeerde effect hebben dan wat Nietzsche beoogde. In plaats van bewondering voor de grote denker, de sterke veldheer of de geniale kunstenaar herkent de verliezer zich in de gewone man.

Dat de bonte verzameling helden van Nietzsche met Cesare Borgia voorop niet bij iedereen in de smaak valt is duidelijk. Volgens Nietzsche kan de mens alleen door de visie van enkele grote geesten naar een hoger plan getild worden. Maar de verliezer als lezer streeft geenszins naar een nieuwe mens. Die vereenzelvigt zich juist met de mens die géén hoogstaand kunstenaar of uitzonderlijk genie is.

De verliezer moet de tekst niet met scepticisme of achterdocht lezen maar het argument accepteren en vervolgens de consequenties ervan tegen zichzelf keren (blz. 37). In plaats van te lezen mét of tegen Nietzsche worden we slachtoffers van de tekst. We stellen ons machteloos en kwetsbaar op; wanneer Nietzsche het over dynamiet heeft ben je bang dat je geblesseerd raakt… Dit is een origineel gedachte-experiment  dat haaks staat op een ‘heldhaftige’ lezing vanuit extreemrechtse hoek.

Het kromme hout van de mensheid

Ronald Beiner stelt dat het denken van een filosoof, hoe ingewikkeld en pluriform ook, teruggebracht kan worden tot één hoofdgedachte. In het geval van Nietzsche is dat zijn reactionaire politieke agenda, die volgens Beiner in zijn gehele oeuvre aanwezig is. Dit noemen we reductionisme. Dat wil niet zeggen dat het gevaar waar hij op wijst niet reëel is; volgelingen pikken altijd dingen op die ze kunnen gebruiken en laten het andere links liggen (in dit geval letterlijk).

Soms leidt dit tot geforceerde uitspraken zoals zijn opmerking dat Trump vergeleken met Nietzsche “een voorbeeld van beleefdheid en bedachtzaamheid” zou zijn (civility and thoughtfulness, blz. 53). Als dit ironisch bedoeld is mist het zijn doel en als het serieus is – kan het onmogelijk serieus genomen worden. Eén van de  campagnevoerders van Trump heeft verteld dat hij ’the Donald’ nog nooit met een boek heeft kunnen betrappen. Weliswaar wordt Trump de Shakespeare van Twitter genoemd, maar verder dan de helft van de verhoogde limiet van 280 tekens komt hij niet.

Om de ruk naar ultrarechts tegen te kunnen houden is de in Beiners ogen zelfgenoegzame liberale canon van Rawls en Habermas niet genoeg. Er is een sterker besef nodig dat het liberalisme niet automatisch het ‘einde van de geschiedenis’ inluidt. De liberale management-maatschappij  ‘doesn´t move the soul’ terwijl de grandioze vergezichten van Nietzsche en Heidegger een grote aantrekkingskracht uitoefenen in tijden van spirituele leegte (blz. 132). Via Isaiah Berlin citeert Beiner de bekende stelling van Kant: “uit het kromme hout van de mens kan niets recht gemaakt worden” – alsof dit een voldongen feit is. Voor Berlin mondde tenslotte de utopische droom van een betere maatschappij uit in de nachtmerries van de twintigste eeuw.

Maar het is twijfelachtig of Kant met deze uitspraak een fatalistische opvatting over de verdorven mensheid wilde uitdragen. Hij spreekt over de noodzaak van een geordende maatschappij met wetten en regels die de vrijheid van iedereen zouden moeten bewaken. Het collectieve lot van de mensheid ligt besloten in het verhelpen van individuele gebreken zodat zij, net als de bomen in het bos, gedwongen worden tot een verticale groei naar het licht om tot volle bloei te komen (A Zone of Engagement, Perry Anderson, blz. 232-234).

Volgens deze interpretatie was Kant juist wél een liberale en utopische denker. Of zijn gedroomde Europese unie van vrije staten stand houdt tegen de oprukkende horden van allerlei pluimage zal moeten blijken.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Andere besproken literatuur
– Ingo Farin and Jeff Malpas – Reading Heidegger´s Black Notebooks 1931-1941 (The MIT Press 2016)
– Mark Lilla – The Reckless Mind (nyrb, 2006)
– Stanley Rosen: The Ancients and the Moderns (Yale University, 1989)