"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Daubigny, Monet, Van Gogh: impressies van het landschap

Donderdag, 29 maart, 2018

Geschreven door: Maike van Taft
Artikel door: Vera Weterings

Impressionisten en het landschap

[Recensie] Charles-François Daubigny (1817-1878) was een Franse landschapsschilder die niet alleen een indrukwekkend oeuvre naliet, maar ook nieuwe wegen in de schilderkunst bewandelde. Zijn voorkeur voor het schilderen van landschappen ‘en plein air’, in de buitenlucht,  en zijn schetsmatige schildertechniek werden een voorbeeld voor de schilders van het impressionisme. In zijn eigen tijd ging het Daubigny commercieel voor de wind; zijn werk was geliefd bij verzamelaars in en buiten Frankrijk. Ook de laatste tijd kreeg Daubigny opnieuw bekendheid doordat zijn werk veel te zien is in tentoonstellingen die het impressionisme en de ontstaansgeschiedenis van deze stroming als onderwerp hadden. Desalniettemin geniet Daubigny nog relatief weinig bekendheid bij het grote publiek. Daarom besloten drie musea – te weten Taft Museum of Art, National Galleries of Scotland en Van Gogh Museum – om het verhaal van deze kunstenaar te vertellen in de context van de impressionistische kunststroming. Alle drie de musea hebben voortreffelijke collecties Franse negentiende-eeuwse landschappen, waaronder prachtige werken van Daubigny.

Het Van Goghmuseum en zijn zustermuseum De Mesdag Collectie beheren twintig schilderijen van Daubigny, afkomstig uit de collectie van de schilder, verzamelaar en zakenman Hendrik Willem Mesdag die deze werken in de negentiende eeuw bijeenbracht. Het Taft Museum of Art in Cincinnati bezit drie schilderijen van Daubigny en heeft daarnaast talrijke werken van zijn Franse tijdgenoten in haar collectie. De Scottish National Gallery heeft vijf schilderijen van Daubigny. De drie musea hebben de handen ineen geslagen en samen een tentoonstelling georganiseerd waarin niet alleen wordt getoond dat Daubigny’s invloed op de impressionisten onmiskenbaar groot was, maar hij andersom ook werd geïnspireerd door deze jongere generatie. De tentoonstelling en bijbehorende publicatie laten de wisselwerking tussen Daubigny en de impressionisten duidelijk zien. Aan de hand van verschillende essays wordt ingegaan op het leven, het werk en de artistieke ontwikkeling van Daubigny alsook de inspiratie die jongere tijdgenoten bij hem vonden, zoals Van Gogh, Monet, Pissarro en Sisley.

In het eerste essay vat dr. Lynne Ambrosini (conservator Europese kunst, Taft Museum of Art) de levensloop en carrière van de kunstenaar kort samen, waarbij ze de focus legt op een aantal belangrijke schilderijen die Daubigny naar de jaarlijkse Salon inzond. Ook gaat ze in op de culturele context en eigentijdse reacties van critici op zijn werk. Hierna volgen een aantal essays die de wisselwerking tussen Daubigny en de jonge impressionisten beschrijven. Bijzonder fascinerend is de introductie van het gebruik van een atelierboot om riviergezichten te schilderen. Daubigny gebruikte een dergelijke boot als eerste, later werd deze zo’n boot ook ingezet door Monet. Ook is er aandacht voor de vorming van een kunstenaarskolonie in Auvers-sur-Oise waar Daubigny na 1860 verbleef. Het boek sluit af met een essay over Van Gogh en Daubigny. Hierin is aandacht voor Van Goghs bewondering voor Daubigny.

Het boek is – hoe kan het ook anders – voorzien van prachtige illustraties van de meest magnifieke kunstwerken van onder meer Daubigny, Monet en Van Gogh. Bijzonder fascinerend is ook de keuze om röntgenopnamen van enkele schilderijen op te nemen. Hierdoor krijgt de lezer een goed beeld van de ontwikkeling die de werken van Daubigny ondergingen en de geheel eigen productiewijze die Daubigny aan het einde van zijn leven steeds vaker gebruikte.

Hereditas Nexus

Dat het werk van Daubigny veelomvattend en belangrijk was voor de toekomst wordt in dit boek meer dan duidelijk. Door zijn vindingrijke behandeling van picturale thema’s, zijn baanbrekende techniek en originele visie op het schilderproces luidde hij het begin van een nieuw schildertijdperk in. Ook brak hij als jurylid van de Parijse salon een lans voor de jonge impressionisten en introduceerde hij Claude Monet en Camille Pissarro bij de kunsthandelaar Paul Durand-Ruel in Londen.

Zowel in de tentoonstelling als in het boek is speciale aandacht voor le Botin, de atelierboot die Daubigny introduceerde. Zo is in de tentoonstelling zelfs een atelierboot in de tentoonstellingszaal op de begane grond nagemaakt waar bezoekers plaats kunnen nemen en als ware zij de schilder uit het raam kunnen kijken. Zij bewonderen dan uitzicht op de rivier en zien het huidige landschap langzaam veranderen in een schilderij van Daubigny. Daubigny vermeldde le Botin voor het eerst in een brief uit Mantes van 28 oktober 1857. In deze brief blijkt dat hij met de boot al naar verschillende plaatsen was gevaren, waaronder La Frette en Herblay, beide gelegen aan de Seine op zo’n 24 kilometer ten noordwesten van Parijs.

“Want het is bij uitstek aan de oevers van de rivier dat je de mooiste landschappen aantreft.” Daubigny, brief van 27 september 1867 (p. 65)

Daubigny wond er geen doekjes om; zijn fascinatie voor rivierlandschappen was duidelijk. In bovenstaande brief aan schrijver en landschapsschilder Frédéric Henriet kondigde hij ook zijn plan aan om voor de volgende lente een nieuwe atelierboot te laten maken, le Botin. Zijn eerste drijvende atelier, waarmee hij in 1857 scheep ging, was immers aan vervanging toe, zo intensief had hij de boot gebruikt bij het in beeld brengen van de grote rivieren van Noord-Frankrijk.

Al met al is de rijk geïllustreerde tentoonstellingspublicatie een bijzonder interessant werk over de wisselwerking tussen Daubigny en de impressionisten. Het is een fraai boek dat zeker niet mag ontbreken in de kast van een kunstliefhebber en het is tevens een verrijking van de tentoonstelling in woord en beeld.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus