"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De afslag

Dinsdag, 17 juni, 2008

Geschreven door: Sander van Walsum
Artikel door: Daan Stoffelsen

Een drama van afstand

Er was weinig zo ingrijpend en zo symbolisch voor de modernisering op alle fronten als de afslag. De afslag? Ja, want de aansluiting op ‘s lands nationale wegennet bracht een weinig smaakvolle herinrichting van de openbare ruimte teweeg en een versnelling van de invoering van nieuwe mores naar het platteland. Het was een versnelling die weinig tegenstand ondervond, behalve van die enkele buitenstaander, die het stadsleven zo goed kende dat hij de charme van het sobere platteland kan waarderen zonder zich te hoeven beklagen over water uit de put. De afslag, het debuut van Volkskrant-correspondent Sander van Walsum, wordt verteld door zo’n buitenstaander.

‘Sinds de oorlog was [Burghem] niet meer rechtstreeks door de geschiedenis bezocht.’ Het was het Overijsselse dorpje aan te zien, onaangeraakt, met een landschap en taferelen die al eeuwen identiek moesten zijn geweest, waar de boeren elkaar nog hielpen bij het handmatig maaien van graan, waar wat vee en kippen de inkomsten en maaltijden aanvulden. De dorpsschool, waar onze verteller, de jonge onderwijzer Joost van Pawijck, zich meldt, is nog maar net van de lijfstraffen af, alhoewel de controle van het ondergoed – ‘s winters moest het wol zijn, de rest van het jaar flanel – nog tot felle discussie leidt onder de staf.

Hij kan het niet eens zijn met de ouderwetse strengheid, maar hij voelt zich al snel thuis in het dorp en ziet met afgrijzen de herinrichting doorgevoerd worden, waarbij boeren uitgekocht worden, rechte straten met namen van leden van het koningshuis worden aangelegd, een supermarkt de lokale kruidenier verdrijft en en passant Drooglever, de oude hoofdmeester, opzij wordt geschoven. Maar vanwaar zijn afgrijzen? Boer Beulink, met wie hij bevriend is geraakt, weet het wel te relativeren.

‘Misschien vind ik het helemaal niet zo erg om alles te verkopen. Voor jou ziet het er misschien wel aardig uit allemaal, zo’n leuke waterput, en een kookhuis onder de wilgen. Maar ‘s avonds kun jij je wassen met warm water. Ik heb nooit gezegd dat ik dat ook wel zou willen, omdat ik dacht dat alles zo zou blijven als het was. Dus wat heeft het dan voor zin om je dan allemaal dingen in het hoofd te halen. Maar als er hier een meneer met een aktetas op de stoep staat die alles van mij wil kopen voor een bedrag waarvan ik stil kan gaan leven, dan ga ik daar in alle ernst over nadenken. Echt Joost, we zitten hier niet in een boerderijtje om de mensen uit de stad te plezieren, maar uit bittere noodzaak. Maar als die noodzaak er niet meer is, weet ik niet hoe lang ik dat nog wil.’

Dans Magazine

Overigens komt Beulink daar later wel wat op terug, als het al erg stil geworden is, zo zonder koeien. Het dorp verandert hoe dan ook onherkenbaar, en door de nieuwe hoofdmeester, een machiavellist onder het mom van modernisering, vertrekt Joost uiteindelijk. Een triest einde, ware het niet dat een weerzien met het dorp een heropleving van Beulinks agrarische activiteiten laat zien en een in ere herstelling van Drooglever, door een straatje naar hem te noemen. Het verleden wordt toch nog recht gedaan.

De afslag is een aangenaam en bewogen verslag van de versnelde metamorfose zoals die zich in grote delen van Nederland heeft afgespeeld, aan de hand van een fictief dorp. Zoals Geert Maks Jorwerd, maar ook bijvoorbeeld Voorthuizen, het dorp waar mijn grootvader kerk- en ik schoolging. Eeuwenoud landschap dat in een decennium onder nieuwbouwpukkels verdween. Dat is ook de ware plot van De afslag, niet wat er met Beulink, Drooglever, en al helemaal niet wat er met Joost gebeurt. Zijn functie lijkt zich te beperken tot een lakmoes voor de gebeurtenissen.

Dat heeft gevolgen voor het drama dat zich afspeelt in deze roman. Dat is er wel zeker, als Joost op het matje geroepen wordt door zijn nieuwe ‘teamleider’ voor een ‘collegiaal overleg’ over veronderstelde evangelisering in de klas en dat uitloopt op een ‘crisisberaad’, als de dominee, in de habijt van St. Nicolaas, het gemeentebestuur de mantel uitveegt over het lelijke nieuwe dorpsaanzicht, of als Joosts collega onthult dat Drooglever in het verzet had gezeten. ‘Vlak voor zijn pensionering heeft Leendert Drooglever zich een keer laten ontvallen dat hij de intensiteit en de klare verhoudingen van de bezettingsjaren heimelijk miste. “We leven in een bleke tijd,” zei hij toen, en ik wist wat hij bedoelde.’

Een prachtige opmerking, en hij staat niet alleen in deze roman. Er ís drama. Het is alleen geobserveerd drama, gerapporteerd, niet beleefd.Ik lijk nu met nette woorden de leesverslagwaarheid te vertolken dat ik niet met de personages mee kon leven, maar het tegendeel is waar: Van Walsums personages spréken, ze zijn reëel en nabij. Maar hun woorden staan alleen, ze staan ten dienste van de anekdote, ze worden overschaduwd door de grote, politieke plot dat Van Walsum wil vertellen. De roman De afslag doet wat de snelwegontsluiting in het boek met Burghem doet: unieke mensen, levenswijzen en vergezichten zijn ondergeschikt geworden aan een idee.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.