"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bekentenissen van Kornél Esti

Vrijdag, 25 september, 2020

Geschreven door: Dezső Kosztolányi
Artikel door: Jan Koster

Een bijzondere verzameling verhalen

[Recensie] Waarom ik dit boek heb meegenomen uit de bibliotheek is mij nog steeds een raadsel. De schrijver was mij onbekend en zijn werk uiteraard ook. Soms doe ik maar een greep en pak ik een titel die wel interessant lijkt. Soms valt het tegen, soms valt het mee en soms trek je je de haren uit het hoofd: hoe kan het dat je deze schrijver niet kent en hoe kan het dat je niet eerder een boek van hem hebt gelezen? Het laatste is van toepassing op De bekentenissen van Kornél Esti door Dezső Kosztolányi.

Het alter ego

Hij was al enkele jaren ongeneeslijk ziek toen dit boek verscheen in 1933, enkele jaren later overleed hij. Des te verrassender is de lichtheid van de toon van zijn verhalen, hoewel je nooit helemaal zeker kunt zijn van de invloed op het humeur van iemand met dat vooruitzicht. Verhalen, geen roman, zeventien stuks tenzij je het eerste wilt meetellen. Het begint met de onthulling van het alter ego van de auteur.

“Ik was het midden van mijn leven al voorbij toen ik op een winderige lentedag plotseling aan Kornél Esti moest denken. Ik besloot hem op te zoeken en de oude vriendschap nieuw leven in te blazen.”

Boekenkrant

Gaandeweg dit eerste verhaal blijkt dat Esti en de auteur veel gemeen hebben, zo veel dat ze besluiten om de aantekeningen die Kosztolányi van de belevenissen van Esti in steno heeft gemaakt te ordenen en er een boek van te maken.
Van elk boek is maar de vraag hoeveel er van de auteur in zit. Kosztolányi geeft er op geheel enige wijze antwoord op. Kornél Esti is zijn alter ego. Wat dan toch nog steeds niets zegt over wat waar is en wat verzinsel of aan de fantasie ontsproten.

De verhalen gaan alle kanten op en variëren enorm van inhoud, toon, omstandigheden en plaats van handeling. Op de achterflap staat de rake tekst: “Maskerade en bekentenis, banaliteit en verhevenheid, divertissement en beklemming raken elkaar…”

Prachtige verhalen met vaak een verrassende wending

Niets aan toe te voegen. Een paar van de treffendste verhalen dan maar. Direct na zijn eindexamen gaat hij per trein op reis, bestemming Italië, een hele onderneming in 1903. In de coupé krijgt hij gezelschap van een zwijgzame moeder en haar merkwaardige jonge dochter, lelijk, afstotelijk en nogal idioot. Zij irriteert hem, laat hem zich ongemakkelijk voelen, maar er is geen plek elders. Hij moet het maar doorstaan. Onverhoeds bezorgt het kind hem de eerste kus van zijn leven. Daarvan had hij zich iets anders voorgesteld. Er volgt een gesprek met de moeder en dan wordt duidelijk dat het verschil tussen wat zich in het hoofd van Esti en in dat van de moeder heeft afgespeeld niet groter had kunnen zijn. Het is een schitterende wending in een tot dan ongemakkelijke geschiedenis.

Een ander verhaal gaat over een geboren voorzitter. De man valt steevast in slaap na zijn aankondiging en wordt telkens op tijd wakker als de spreker klaar is. Als hij wegens ouderdom geen voorzitter meer kan zijn kan hij niet meer slapen. De man en zijn omgeving zijn ten einde raad. Dan is daar de reddende engel Kornél Esti die met een elegante oplossing op de proppen komt.

Laatste voorbeeld. Esti is ineens stinkend rijk en weet niet wat hij met al dat geld moet. Rijkdom is de dood in de pot voor een dichter als hij. Hij probeert van alles om op stiekeme wijze van dat overtollige geld af te komen, anoniem, want hij wil niet als weldoener te boek staan. Tot hij genoeg krijgt van de dankbaarheid. Ook dit verhaal krijgt een bijzondere wending.

Dit zijn wel de verhalen die het best zijn blijven hangen. De andere veertien zijn wat wisselender van niveau, soms steengoed, soms aardig, maar gemiddeld is het heel bijzonder en heel aangenaam leesvoer.

De bekentenissen van Kornél Esti blijkt een toevalstreffer die naar meer van Dezső Kosztolányi doet verlangen.

Eerder verschenen op jkleest.nl