"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De bijlesgeneratie

Dinsdag, 14 augustus, 2018

Geschreven door: Louise Elffers
Artikel door: Paul Jungbluth

Kan de school nog toe zonder bijles?

Directeuren en bestuurders in het onderwijs mogen De Bijlesgeneratie van Louise Elffers niet missen. Het bevat redelijke en uitvoerbare suggesties om ook zonder stelselwijziging toch ruimere leerkansen in te richten.

[Recensie] Als ouders niet langer kunnen bijbetalen voor een rijker leerplan, zou dat – volgens het liberale Eerste Kamerlid Van der Feltz (aldus de Handelingen van de Eerste Kamer 1920-21) – een einde maken aan het stelsel van openbare scholen van de eersteklasse, de tweede-, enzovoort (vergelijk de huidige NS). “Ouders uit de gegoede klasse (zullen dan voor) hun kinderen (…) liever een plaats … vragen op een bijzondere school.” Ook de sociaal-democraten waren daarvoor beducht: dan zou het toch weer blijven bij lagere scholen “met verschillende leerplannen” (aldus Kamerlid Van Ossendorp).

Verschillen

Een eeuw geleden maakte de financiële gelijkstelling van alle lager onderwijs aan die vrees officieel een einde en werden voortaan overal gelijke doorstroomkansen geboden. Officieel. Een eeuw geleden. De laatste gevelbordjes “lagere school, bereidt tevens voor op v.h.m.o.” zouden pas eind jaren zestig verdwijnen. De ‘interne differentiatie’ maakte het tussenschoolse verschil nu tot iets binnenschools.

Boekenkrant

Zonder dit alles op te rakelen, inventariseert nu Louise Elffers in haar spraakmakende verkenning over de ‘bijlesgeneratie’ de actuele stand, een eeuw nadien. In makkelijk toegankelijke taal schetst ze de dilemma’s en contradicties van het huidige, in haar ogen almaar selectievere stelsel. In 188 pagina’s beschrijft ze de wereldwijde onderwijscompetitie, de selectiefunctie van het onderwijs (‘sorteermachine’) en de ‘opkomst’ van het schaduwonderwijs om vervolgens een poging te wagen, “de druk van de ketel te halen”.

186 miljoen euro

186 miljoen euro geven ouders volgens de laatste cijfers (buitenschools) uit om hun kinderen aan een schoolloopbaan te helpen die voorwaarde is voor het hoogst haalbare maatschappelijke succes, aldus Elffers. Een bedrag dat ruim kan concurreren met wat we samen bij wet reserveren voor kansarme groepen en dat intussen tendeert naar nul. Waarop nog in mindering moeten worden gebracht de 32 miljoen die de minister terugvordert van achterstandsscholen die meer kansarmen meldden dan de overheid aantrof – “misbruik en oneigenlijk gebruik zijn moeilijk te controleren” aldus de minister (Kamerbrief van 13 febr. 2018).

Elffers’ startpunt: de geleidelijke mondialisering plaatst elke volgende generatie in een hardere concurrentiestrijd. Vooral als buitenlanders voor minder inkomen hetzelfde werk doen, wacht de Nederlanders werkloosheid: verdringing dus naast automatisering. Vooral de traditioneel laagopgeleiden raken in nood – maar ook van de sterk gegroeide categorie hoogopgeleiden vraagt het steeds meer ijver en inzet. En hoe meer het diploma bepaalt wat daarop volgt – inkomen, levensverwachting, gezondheid, pensioen, roept u maar – hoe hoger de schoolse (en nu ook de buitenschoolse) prestatiedruk.

Elffers’ hart ligt daarbij duidelijk in ‘de beroepskolom’ en vooral de potentiële klimmers in die kolom: van vmbo naar mbo en van mbo naar hbo. Beroepsonderwijs komt er op alle niveaus bekaaid af, vindt ze. Haar kritiek geldt bovendien het moment van selectie op de leeftijd van twaalf jaar. Waarna een analyse volgt die verwant is aan die uit Van Kemenades Contourennota uit 1976, nu ook met aandacht voor het gevaar van de zichzelf waarmakende voorspelling en van de binnenschoolse voorsortering, al in jonge jaren in het basisonderwijs.

Belangentegenstelling

Er groeit – beschrijft Elffers – een belangentegenstelling tussen enerzijds VO-scholen die beducht zijn voor boetes op afstroom en anderzijds ouders met juist hoop op opstroom – wat leidt tot versmalling van brede scholengemeenschappen aan de ene kant en uitstelwens na de basisschool aan de andere. Ouders willen immers wel herkansing, maar liefst niet op een school met afstroomopties.
Dus zoeken ouders hulp buiten het officiële onderwijs: “hoe bijles het nieuwste wapen wordt in de onderwijscompetitie,” aldus Elffers. Nog betere kansen door aanvullend buitenschools onderwijs, dat is één, en door (sommige) ouders ingekocht reparatiewerk voor opmerkelijk (toenemend?) falend onderwijs, dat is twee, een onderscheid dat Elffers wat steviger had mogen aanzetten in deze voorstudie (want dat is het eigenlijk). Haar analyse smeekt nu om preciserend cijfermateriaal.

Welke ouders precies willen (aspiratie), welke kunnen (budget), welke moeten (noodzaak) tijdig opteren voor elk van die twee hulproutes en hoe effectief zijn die eigenlijk? Hoeveel leerlingtalent blijft er liggen in die combinatie van binnen- en buitenschools rangeerveld? Hoe gelijk staan de leerkansen – een begrip dat Elffers in haar inaugurale rede terecht zo benadrukte en waarover ze opnieuw overtuigend de twijfel voedt. Wie precies krijgt de noodzakelijke leerkans niet, niet op school, en ook niet via thuis? Je onderzoekershanden gaan ervan jeuken.

Uitstel van het keuzemoment

Uitstel van het keuzemoment en meer aandacht voor beroepsmatige inhouden, ongeacht het niveau, dat zijn formules waarop Elffers’ oplossing vervolgens koerst. Wees niet steeds alleen maar poortwachter, maar moedig juist telkens weer aan! Even maakt ze van de ‘middenschool’ een karikatuur, om vervolgens Van Kemenades gedachtegoed te herhalen. Of, als u het actueler wilt: de machtig mooie actuele beleidsanalyses van de Duitse Bertelsmannstiftung onder onze Aart de Geus.

Directeuren en bestuurders [in het onderwijs/red.] mogen Elffers laatste hoofdstuk beslist niet missen: het bevat redelijke en uitvoerbare suggesties om ook zonder stelselwijziging toch ruimere leerkansen in te richten. Dat wordt wel tijd. Ik citeer de sociaaldemocraat Zadelhoff een eeuw geleden, toen de brede middenklasse nog niet de huidige omvang had, nog niet zo ver was afgezakt, de prestatiedruk zich nog vooral richtte op de bovenlaag en de onderwijsbesturen zich nog geen bedrijfsvoerders waanden: “Wij vragen van den minister niets anders, dan dat hij met ons wil meewerken om zoo ruim en zoo goed mogelijk voorwaarden te scheppen, opdat de arbeidersklasse in staat zal zijn het groote werk te doen, dat zij naar onze meening in politiek en economisch opzicht te vervullen heeft.” Nou ja, het heeft dus historie.

Eerder verschenen op Didactief