"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De blinde passagiers

Maandag, 9 september, 2019

Geschreven door: Jan Brokken
Artikel door: Arnold Heumakers

In de traditie van de zeehelden

[Recensie] Wat is er Hollandser dan de zeevaart? De vraag stellen is haar beantwoorden. Toch verschijnen er nog maar zelden romans waarin de helden onversaagd het ruime sop kiezen. De dagen van Jan de Hartog en Johan Fabricius liggen ver achter ons, zou je zeggen. Zo niet bij Jan Brokken, die met De blinde passagiers moeiteloos aansluit bij een oude vaderlandse verteltraditie. Woelige baren, koene zeevaarders – ze ontbreken niet in zijn lijvige roman. Maar over dit verleden valt tegelijkertijd een melancholische schaduw. De gloriedagen van de koopvaardij zijn voorgoed voorbij en de leegte van de oceaan inspireert Brokkens helden vooral tot veel persoonlijk ‘gepieker’.

Het woord geeft aan dat ook op reis het vaderland niet echt wordt verlaten. Want ‘piekeren’, dat doen alleen Hollanders. In De blinde passagiers geeft met name de onzekere restaurateur (van oude schilderijen) Maurice Schotel zich eraan over. Als het werk hem onmogelijk wordt gemaakt, doordat zijn vingers zijn gaan trillen, besluit hij als passagier mee te varen op de Maria Reygersbergen, een vrachtschip dat via West-Afrika, het Caraïbische gebied en Brazilië naar Valparaïso koerst.

Hij blijkt niet de enige passagier aan boord te zijn. Aanwezig zijn ook de raadselachtige Adriana, de vrouw van de roerganger, en een tweetal jonge Russische verstekelingen, afkomstig uit het nog communistische Polen. Zij zijn de ‘blinde passagiers’ uit de titel. Maar de benaming zou ook op Maurice en Adriana kunnen slaan, die aanvankelijk niet minder in het duister tasten omtrent hun plaats in het leven. Dat ze elkaar op zeker moment in de armen vallen, ligt voor de hand, ook al garandeert dat nog geen happy end. Het verdrongen verleden speelt op, en pas nadat dat volledig onder ogen is gezien, kan er van zoiets als een verzoening sprake zijn – los van elkaar.

Niemand kan ontkomen aan wat hij heeft achtergelaten, niemand kan zichzelf ontvluchten. Zo zou je de moraal van dit boek in twee regels kunnen samenvatten. Maurice zegt over zijn ‘beproeving’ op het schip het volgende: “Het had niets opgelost, vanzelf niet, een mens lost in zijn leven een hoop problemen op, behalve de wezenlijke. Het had hem wel doordrongen van de cirkelgang der dingen.” Achteraf is hij het eens met zijn gestorven vader, die hem meer dan eens had voorgehouden: “Het moeilijkste van vertrekken is terugkeren…”

Schrijven Magazine

Desondanks keert Maurice ten slotte terug naar zijn oude bestaan. In de ‘epiloog’ lezen we: “De zee was een lang intermezzo geweest, maar nu stapte hij werkelijk aan wal.” Duidelijker kan het niet. Met zijn vader, een oud-Indischgast met een kampsyndroom die Maurice als jongen meent te hebben verraden, is hij na een lange duik in het verleden alsnog in het reine gekomen. De reis pakt uit als een loutering en Maurice kan zich opnieuw aan zijn schilderijen wijden, verlost van de trilling in zijn vingers.

Vakkundig vlecht Brokken de verschillende verhaallijnen ineen tot een kloppend geheel: behalve over Maurice en diens worsteling met zijn getraumatiseerde papa gaan deze lijnen over de twee Russische verstekelingen die dromen van een ‘bevrijding’ in Amerika, en over Adriana die onderweg de relatie met haar roerganger op de proef stelt. Ieders spoken komen uiteindelijk tot bedaren, dank zij de zee met haar eeuwige deining, het moedersymbool bij uitstek, waarvan voor allen een regeneratieve werking blijkt uit te gaan.

Een nadeel is alleen dat het allemaal zo volmaakt klopt. Niets wordt aan het toeval overgelaten, de auteur houdt de touwtjes steeds strak in handen en hij doet geen enkele moeite om dit te verbergen. Alles wordt keurig uitgelegd, zodat er voor de lezer weinig te raden overblijft. Ook in literair opzicht toont Brokken zich een waardig opvolger van De Hartog en Fabricius. Hetzelfde geldt voor zijn psychologisch vernuft: in de beschrijving van de zielennood van zijn personages worden we zonder pardon teruggevoerd naar een tegenwoordig zeldzaam geworden overzichtelijkheid.

Het geeft de roman onwillekeurig iets heel naïefs, dat in de bewoordingen soms pijn doet aan het lezersoog. Neem een zin als de volgende: “Hij vond het te verwarrend dat ze de ene keer haar schijn liet zien en de andere keer haar wezen, het herinnerde hem aan vroegere pijn.” Of: “Liefde bestaat weliswaar voor een deel uit ontzag, voor een deel bestaat ze ook uit vertrouwen, en vertrouwen deed hij de zee niet…” En wat te denken van deze dialoog tussen Adriana en Maurice: “‘Jij kunt ook hard wezen, hè?’ ‘Soms. Als het moet.’ ‘Had ik niet achter je gezocht.'”

Het kost moeite over dit soort proza in opwinding te ontsteken, ook al bekent Adriana ergens: “Ik was een wilde meid,” en ook al laat zij in bed – zij ’t alleen daar – “iets van haar angsten” blijken. De blinde passagiers leest als een jongensboek voor grote mensen, vol psychologie van de kouwe grond en quasi-diepzinnige reflecties over de gebondenheid aan de eigen herkomst. Alleen simpele lezers, die het merendeel van de twintigste-eeuwse literatuur hebben overgeslagen en tegen een cliché kunnen, zullen er hevig van onder de indruk raken.

Vreemd genoeg is Brokken nog het best op dreef daar waar zijn roman het dichtst in de buurt komt van het traditionele jongensboek. Wat hem heel goed afgaat, is de beschrijving van de zeereis zelf, het leven aan boord, de achtervolging door een kaperschip, de penibele ronding van kaap Hoorn, de brand in de machinekamer, de terloopse evocatie van de teloorgang van de Nederlandse koopvaardij.

Literair gebeurt er ook in die passages weliswaar niets opzienbarends, Brokken beperkt zich tot een beproefd, ietwat romantiserend en dweperig realisme, maar toch, zodra de zeewind opsteekt en de motoren beginnen te stampen, getuigt zijn roman van een onmiskenbaar epische kracht en van een aan Zola herinnerende kennis van zaken. Dat leidt tot een verrassende conclusie: het drama van deze roman bezwijkt onder zijn eigen al te doorzichtige eenvoud, maar het decor waarin het zich afspeelt mag er wezen.

Eerder verschenen in De Volkskrant en op Arnold Heumakers