"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De boodschapper

Maandag, 24 november, 2008

Geschreven door: Kader Abdolah
Artikel door: Daan Stoffelsen

Mohammed, een overweldigend mengsel van lelijkheid en schoonheid

Mohammed Ibn Abdollah. Een profeet voor de een, historisch figuur voor de ander, wiens levensloop en uitingen door de eeuwen heen tot velerlei interpretatieve controverses hebben geleid. Meermaals zijn de extremere invullingen onderwerp geworden van politieke meningsverschillen. In die zin bevat Kader Abdolahs vertaling van de Koran en zijn versie van Mohammeds levensbeschrijving een politieke stellingname. Politiek, maar tegelijkertijd literair. Abdolah heeft de inhoud van het heilige boek herschikt en het als literatuur benaderd; zijn biografie van de profeet heeft hij met literaire middelen zodanig gefictionaliseerd, dat je van een roman mag spreken. En niet van de biografie van een geestelijk en wereldlijk leider.

De verteller van De boodschapper kende Mohammed aanvankelijk als ‘een dromer, een levensgenieter, een liefhebber van vrouwen en een leider die ongelofelijk veel risico nam. Toen ik zijn vertellingen op papier zette, zag ik hem pas als een mens, een nieuwsgierig mens. Voor die tijd had ik hem altijd als een vader, een baas, een krijgsheer, een profeet beschouwd. De mens Mohammad [sic, de Perzische uitspraak] was mijn ontdekking en dat wilde ik tonen.’

Dat is de opdracht die Zaid, de aangenomen zoon van Mohammed, de optekenaar van de Koran, en onze verteller, en ook Abdolah zelf zich heeft gesteld: de vleesgeworden religie en politiek scheiden van de mens Mohammed, zoals Abdolah de literaire Koran probeert te scheiden van de religieuze en politieke ruis. Zaids methode is bronnenonderzoek: het opzoeken van getuigen als de karavaanhandelaars, Mohammeds oud-collega’s, zijn weduwen, een slaaf hier, een koranuitlegger daar. De boodschapper is net zo zeer als de neerslag van een onderzoek het verslag ervan. Hele pagina’s zijn gewijd aan het zoeken van bijvoorbeeld een marktkoopman, wat nogal houterig overkomt. ‘Ik heb overal naar mensen gezocht die me meer konden vertellen over Mohammad in zijn jonge jaren, maar ik kon niemand vinden.’ ‘Ik zocht naar iemand om me iets over die periode te vertellen. Iemand die alles van dichtbij meegemaakt had.’

Het is door dergelijke uitingen of het werk alsnog een grondige biografie moet lijken, terwijl de bronnen in kwestie fictief zijn, het is hiermee dat Abdolah extra afstand schept van de mythe en het de lezer lastig maakt gegrepen te worden door zijn verhaal. Ook maakt Abollah stilistische keuzes die het lezen minder plezierig maken. Hij strooit met cliché‘s: ‘De dag van Aasha kon niet meer stuk. Ook ik zal me deze dag altijd blijven heugen.’ ‘Ik ging door het vuur voor Mohammad, ik was zijn zoon, ik was zijn schaduw, ik was een verlengstuk van hem geworden.’ Zijn rapporterende stijl is nogal eens droog, overgangen ontbreken:

Yoga Magazine

‘Door het verhaal van Samiha herinnerde ik me weer de eerste nacht van mijn verblijf in het huis van Mohammad en Ghadidje.
Bijna alle details van die nacht kwamen terug.
[…]
De eerste nacht kon ik niet slapen, omdat mijn bed zo zacht en schoon was. Alles was anders dan ik gewend was.
Ik had nog nooit gezien dat een vrouw een boek las of dat een man zijn hoofd in de schoot van een vrouw legde. Een van die scènes heb ik altijd onthouden.’

‘Ik herinnerde me weer wat ik altijd heb onthouden’? Abdolah springt af en toe wel erg ruw om met de taal. Maar het is wel meteen de inleiding tot een vertederende scène, en een van de vele die ingaat op Mohammeds verhouding tot het schrift; hij kon niet lezen en schrijven, of althans moeizaam. Dat hij geïnspireerd werd door de Bijbel en zoroastrische geschriften is een verovering op zich geweest. En vóór de twee clichés hierboven citeert Abdolah enkele gedichten die van een prachtige soberheid zijn. De boodschapper is daarmee een wonderlijk mengsel van genres, van lelijkheid en schoonheid, getuigenissen in eigen, horterig-stoterige woorden worden afgewisseld met lyrische passages over Mohammeds religieuze leven, droge rapportage van de gebeurtenissen wordt geruggensteund door mooie, gedetailleerde beschrijving van omgeving of mensen.

‘Het was een wonderlijke ervaring, die keur aan koopwaren die je nooit eerder in je leven gezien had. Zonderlinge messing beelden die de Grieken hadden meegenomen, verbazingwekkend schrijfpapier dat de Indiërs uit China hadden gehaald, nieuwe ijzeren schoppen en houwelen die de Byzantijnse ambachtslieden voor het eerst te koop aanboden. Verder parelsnoeren, gouden armbanden, tapijten van de Perzische zakenlieden en vele soorten kruiden, gedroogd fruit en dierenhuiden.’

Daar, in die karavanserais, ‘s avonds, leert de jonge handelaar van de Bijbel, de Torah, de Avesta. Daar ligt de basis van zijn geloof. Zaid laat in het midden of Mohammed daadwerkelijk geïnspireerd was, of in trance dingen verzon. En hij schrijft dat Mohammed naar bed gaat met de negenjarige die zijn tweede echtgenote is. En dat hij met soera’s komt om zijn seksleven te rechtvaardigen, politieke afspraken breekt en eigen religieuze wetten links laat liggen.

Ook Mohammed is een mengsel van lelijkheid en schoonheid, moeten we zo vaststellen, maar Abdolah oordeelt niet over hem. Hij weet Mohammeds overweldigende presentie goed over te brengen, maar kent hem geen bovenmenselijke kwaliteiten toe. Hij vertelt een boeiend verhaal, van krantenjongen tot wereldleider, over een interessant mens, op een eigenzinnige wijze; zijn spel met genres en stijlen versterkt het verhaal ook echt. Niet altijd even mooi, weinig vloeiend, maar wel nieuwsgierig makend naar het andere onderdeel van deze cassette, Abdolahs versie van de Koran.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Papegaai vloog over de IJssel

Rode wijn en andere verhalen