"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De brandende kampongs van Generaal Spoor

Woensdag, 12 juni, 2019

Geschreven door: Rémy Limpach
Artikel door: Jan van den Berg

Massageweld kenmerkt Indonesische onafhankelijkheidsoorlog

[Recensie] Dat Nederlandse troepen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog nodeloos veel geweld hebben gebruikt, is al lang bekend. Het is ook een feit, dat er nog veel onbekend is over de schaal waarop dat is toegepast en over het aantal slachtoffers. De brandende kampongs van generaal Spoor is tot nu toe de meest uitvoerige studie van dit geweld. Het is uitgevoerd door Rémy Limpach. Hij promoveerde vorig jaar [2016/red.] in Zürich op deze studie en werkt nu bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Uit publicaties die sinds 1969 zijn verschenen, was al duidelijk dat Nederlandse troepen de bevolking van Indonesië niet ontzagen en dat ze gevangen genomen strijders vaak slecht behandelden, martelden en doodden. Limpach brengt dit duidelijk en overtuigend in beeld.

Hij spreekt van massageweld om aan te geven dat er sprake is van de grootschalige toepassing van extreem geweld. De term die in de discussie vaak valt is ‘excessen’. Daarvan wil Limpach niet spreken, omdat dit suggereert dat het massageweld een uitzondering was.

Dat is een illusie. Extreem en nodeloos geweld werd door vrijwel alle soorten eenheden gepleegd. We kunnen denken aan eenheden van de Koninklijke Landmacht, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en de Koninklijke Marine. Maar ook politie-eenheden, burgermilities en bewakingseenheden van bedrijven maakten zich er aan schuldig. Dit gebeurde vanaf het begin van de oorlog in augustus 1945 tot het bittere einde in 1949. Hierbij mogen we niet vergeten dat niet alle eenheden of de meerderheid van de militairen in Nederlandse dienst massageweld gebruikten.

Limpach omschrijft de toepassing hiervan als structureel, waarmee hij wil zeggen dat massageweld voor de meeste soorten eenheden een gewoonte was. Het gaat niet alleen om gevechtstroepen, maar ook om de genie. Bij de commando’s was massageweld systematisch. Het bekendste voorbeeld is het optreden van het Depot Speciale Troepen, dat onder leiding van kapitein Raymond Westerling op Zuid-Celebes 3.500 burgers doodde in een periode van slechts enkele maanden. Ook de inlichtingendiensten pasten geweld systematisch toe. Verdachten van (gewapend) verzet tegen de overheid werden vrijwel altijd gemarteld en in veel gevallen buitenrechtelijk geëxecuteerd.

Massaal geweld kende vele vormen, waaronder beschietingen door de artillerie en marineschepen en luchtaanvallen, maar ook plunderingen en het platbranden van complete dorpen. Over geweld tegen vijandelijke strijders en hun mannelijke handlangers is veel bekend. Maar Limpach onderstreept dat we veel minder weten over het geweld tegen vrouwen en kinderen.

Wel duidelijk is waarom de Nederlandse strijdkrachten zo konden ontsporen. De leiding liet het vrijwel volledig afweten om er maatregelen tegen te nemen. Dat geldt in de eerste plaats generaal Simon Spoor, die het grootste deel van de oorlog de bevelhebber in Nederlands-Indië was. Hij wist dat zijn troepen massaal geweld toepasten. Hij sprak zich daar ook vaak tegen uit en gaf orders het geweld te beteugelen. Maar hij deed vrijwel niets om zijn orders daadwerkelijk uitgevoerd te krijgen.

Het bestuurlijk apparaat, onder leiding van gouverneur-generaal Huib van Mook, trad ook niet op. Hetzelfde kan gezegd worden van het openbaar ministerie en de hoogste functionaris daarvan, procureur-generaal Henk Felderhof. Het aantal Nederlandse militairen dat vervolgd werd voor gewelds- en oorlogsmisdaden was dan ook gering, evenals de straffen die zij doorgaans opgelegd kregen. Limpach constateert verder dat de regering in Den Haag ook geen interesse had in het voorkomen van massaal geweld.

Het massaal geweld van Nederlandse zijde vormt de hoofdmoot van het boek. Limpach besteedt echter ook aandacht aan het massaal geweld van andere partijen, zoals de Indonesische strijders, milities en andere groepen. Ook is er kort aandacht voor het geweld dat de Britse en Japanse troepen in de periode augustus 1945 tot medio 1946 uitoefenden.

De Britten kwamen na de capitulatie van Japan naar Indonesië om het gezag over te nemen. Zij werden meteen geconfronteerd met geweld van nationalistische Indonesiërs en sloegen vaak onnodig hard toe. Wegens gebrek aan eigen troepen, schakelden zij Japanse eenheden in om de orde te handhaven. Ook deze troepen grepen daarbij regelmatig naar extreem geweld, zonder dat de Britten dit veroordeelden of bestraften.

De brandende kampongs van generaal Spoor is kort gezegd de beschrijving van een vier jaar durende orgie van geweld. Hoeveel slachtoffers daarbij vielen, is niet goed te achterhalen. Dat is eigenlijk alleen van Nederlandse militairen bekend. Bijna 4.800 stierven er in deze oorlog. Het aantal slachtoffers dat door Nederlands massaal geweld viel, loopt in de tienduizenden. Door Indonesisch massaal geweld vielen ook tienduizenden doden, waaronder ongeveer tienduizend Chinese ingezetenen van Indonesië.

Limpach heeft een indrukwekkende studie geschreven. Maar hij is de eerste die zal zeggen, dat er nog veel onbekend is en dat er nog lang geen compleet beeld bestaat van de strijd in Indonesië in 1945 – 1949. Meer onderzoek zal dus volgen. Daarnaast mogen we hopen dat zijn boek een bouwsteen zal zijn voor een open discussie over de grootste Nederlandse koloniale oorlog.

Eerder verschenen in Armex