"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De buitenjongen

Vrijdag, 29 juni, 2018

Geschreven door: Paolo Cognetti
Artikel door: Marnix Verplancke

Opnieuw de bergen in

Paolo Cognetti’s De acht bergen was een van de beste romans van 2017. In het eerder geschreven maar nu pas gepubliceerde De buitenjongen neemt hij ons opnieuw mee de bergen in.

[Recensie] Wat ontvluchten we anders dan onszelf wanneer we ons huis verlaten, vraagt de naamloze verteller uit Paolo Cognetti’s De buitenjongen zich af. Hij is een schrijver van dertig die met een writer’s block kampt, er niet meer in slaagt tot rust te komen in Milaan en daarom voor acht maanden een almhut huurt in de Alpen, op 1900 meter hoogte. Hij hoopt er zijn leven opnieuw in eigen hand te kunnen nemen en niet langer geleefd te worden door zijn omgeving.

De eerste dagen voelt hij zich ontheemd, maar daarna valt alles in zijn plooi en weet hij niet wat eerst te doen. Hij vult de kaart van het gebied aan, maakt een lijst van dieren en planten die er leven, sprokkelt hout, experimenteert met hars, en kuist het veld rondom zijn hut op. Hij gaat zelfs over tot het aanleggen van een kleine moestuin. Van eenzaamheid heeft hij geen last. Meer zelfs, hij herkent een geestesgenoot in Henry David Thoreau wanneer hij in diens Walden een passage leest over de heilzaamheid van het alleen zijn en de eenzaamheid die je kunt voelen wanneer je omringd bent door mensen.

Boeken spelen trouwens wel vaker een rol in De buitenjongen. Wanneer de verteller Milaan verlaat doet hij dat na het lezen van Jon Krakauers De wildernis in, het verhaal van de 22-jarige Chris McCandless die op een dag have en goed achterliet, naar Alaska trok en daar uiteindelijk een hongerdood stierf. Niet dat het nu per se dat is wat de verteller voor ogen heeft, maar die drang naar autonomie herkent hij maar al te goed. Ook Elisée Reclus’ Geschiedenis van een berg en Sylvain Tessons Zes maanden in de Siberische wouden zitten in zijn bagage, net als Primo Levi’s Het Periodiek Systeem. In het vierde verhaal uit die bundel, ‘IJzer’, dat aan de vooravond van WO II speelt, trekken twee jongens de bergen in, op de vlucht voor de harde realiteit. Een van de twee is immers joods. Levi stelt de brutale en schijnheilige mensenwereld tegenover het pure en eerlijke van de natuur, een idee waar de verteller van De buitenjongen helemaal voor valt.

Ons Amsterdam

Cognetti heeft zijn roman gestructureerd aan de hand van de seizoenen. De verteller vertrekt op 25 april, wanneer het nog sneeuwt, en hij keert terug in oktober, wanneer de eerste vlokken alweer uit de lucht vallen. Hij maakt de komst van de herders en hun kuddes mee, de invasie van de luidruchtige toeristen die alle wild verjagen en kwaad kijkend een picknickplaats veroveren naast zijn hut en uiteindelijk ook de intrede van het jachtseizoen. De haas die aan de riem van een jager hangt te bungelen zou wel eens zijn persoonlijke favoriet uit de buurt kunnen zijn, bedenkt hij angstvallig.

Wie Cognetti’s De acht bergen las zal in De buitenjongen heel wat herkenbaars aantreffen. Opnieuw verlaat iemand Milaan om in de bergen tot zichzelf te komen en ook deze keer lezen we fantastisch knap gecomponeerde natuurpassages. Cognetti schreef dit boek al in 2013, ook al werd het pas in 2017 gepubliceerd, nadat hij met De acht bergen de Premio Strega had gewonnen. Het daarom afdoen als een oefening voor het grote werk zou echter niet eerlijk zijn. De buitenjongen heeft immers een heel eigen focus. Waar De acht bergen toch vooral ging over de stukgelopen relatie tussen een vader en zijn zoon en de poging van die zoon om na de dood van zijn vader hem terug te vinden door zijn sporen door de bergen te traceren, gaat deze roman over een enkeling en de vraag wat acht maanden in de Alpen met een mens doet?

En of je wel echt voor jezelf op de vlucht kan gaan, of je schaduw je altijd zal blijven volgen? Want dat is wat de verteller van deze roman steeds meer ervaart. Hij verliet de stad om alleen te zijn, maar hij knoopt hechte vriendschapsbanden aan met de eigenaar van zijn hut en een herder waar hij regelmatig een paar flessen wijn mee drinkt. Zelfs wanneer hij op de vlucht slaat voor de horden toeristen, komt hij weer bij andere mensen terecht. Ach, troost hij zichzelf, ook in de Alpen is de wilde natuur niet meer te vinden. De bergweiden zijn aangelegd en de bossen aangeplant. Het is een cultuurlandschap als alle andere, maar misschien is er wel meer aan de hand. Misschien is hij wel op de grenzen van zijn eigen vluchtgedrag gestoten.

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Het geluk van de wolf

Zonder de top te bereiken

Sofia draagt altijd zwart