"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De buitenvrouw

Maandag, 15 maart, 2010

Geschreven door: Joost Zwagerman
Artikel door: Daan Stoffelsen

Seks is niet waardevrij, racisme is te simpel

Thuis is alles op z’n plek, thuis houdt hij van alles, van de meubels, van de dingen daar, van de dingen, van Sylvia. Op school is hij minder op z’n gemak, op die twee tussenuren op dinsdag na. Die deelt de docent Nederlands met de gymlerares, de Surinaamse Iris Pompier, en sinds veertien maanden delen ze meer dan die tussenuren. Theo Altena heeft een affaire, en het begint in de gaten te lopen.
Dat simpele gegeven is de basis van Zwagermans vierde roman en derde bestseller, die de grenzen tussen hypocrisie en discriminatie, tussen seks en engagement afstroopt.

De buitenvrouw (1994) begint, als elke affaire, met aantrekkingskracht. Theo en Iris begeleiden een werkweek, en terwijl ze achter een groep havo4-leerlingen aanbanjeren door het bos, raken ze in gesprek. Ze spreken elkaar vaker, Theo stelt eens een kopje koffie voor, en uiteindelijk belanden ze in Iris’ huis – niet in haar bed, maar op de bank. Dat maakte het misschien nog wel veel spannender, dat oneigenlijke gebruik van het huiselijke, en als bij hun eerste vrijpartij een plant om is gegaan, komt het opruimen hem voor als een ‘huwelijkse pas de deux’:

‘Iris had uit een kast op de gang de stofzuiger te voorschijn gehaald. Theo zag dat haar make-up was uitgelopen. Ook dat had hij nog nooit eerder van zo dichtbij gezien: de verse sporen van een vrijage – wilde vegen van lippenstift en oogschaduw – op een donkerbruin gezicht.’

Eerder lijkt de spanning hem te zitten in die huidskleur, tenminste, dát kan Theo niet uit zijn hoofd zetten: ‘… het bruin van haar dijen en het zwartst kroezend zwart rond haar paarse plooi [leek] ervoor gemaakt om zijn geslacht, wasbleek en gezwollen, te reduceren tot een dingmatige substantie…’ Hij ziet zijn lid als ‘dood vlees’, een ‘stompvormig kadaver’, zelfs. Maar al te vaak ‘werden geilheid en genot overstemd door de overtuiging dat zijn lichaam het hare niet waard was; dat hij haar huidkleur onteerde en witte dood bij haar naar binnen schoof’.

Dans Magazine

In een minder walgelijke passage wenst hij wel dat hij meerkleurig was. ‘Het mooiste vond hij het om zich voor te stellen dat hij, in het verlengde van haar naam, van top tot teen iriserend was, zoals de banen van het zonlicht op de ramen bij hem thuis, een levend vloeisel van regenboogkleuren.’ Maar dat droomdenken raakt zijn intellectuele overtuigingen: ‘Alle seks is politiek […] Zelfs wie neukt kan tegelijkertijd nog discrimineren.’

De relatie met zijn buitenvrouw is niet alleen spannend, het is politiek, en Theo wordt dan ook steeds feller in zijn afwijzing van discriminatie – ook als de verwijzing niet naar de tint van zijn geliefde, maar naar hun affaire is. In de politieke correctheid die hij belijdt, vindt hij Iris tegen zich. Zij speelt met het rolpatroon, ze kan collega’s met een al te boers accent overdonderen met met Sranantongo straattaal, ze negeert de opmerkingen van leerlingen en passanten. Zij heeft discriminatie al te zeer aan den lijve ondervonden: taxichauffeurs die voor haar niet, maar voor witte stellen wel de deur opendoen, winkelbediendes die haar negeren…

Ze vertelt het in een laatste gesprek, en haar opmerkingen brengen een perspectiefwisseling teweeg, waarbij we van Theo’s wat beperkt seksuele, neurotische blik op zijn bedpartners, school en maatschappelijke hygiëne overstappen naar haar perspectief. Dat is er een van buitenstaanderschap in de witte maatschappij, en een die gekleurd is door de Surinaamse machomaatschappij, waarin binnen- en buitenvrouwen doodgewoon zijn – haar echtgenoot houdt er ook verschillende affaires op na.

Tegenover zijn politieke opvattingen brengt zij praktische cultuurverschillen in, tegenover zijn lustbeleving stelt ze intimiteit. Voor Theo valt de affaire als spannend te karakteriseren, er is een prettige distantie, hetzij door de alledaagsheid, hetzij door de geheimhouding, hetzij door hun verschil in huidskleur. Iris denkt niet in termen van spanning, ze weigert ook hun overspel met dat van haar man te vergelijken: ze was gewoon verliefd op hem. ‘Ik had iets met een leuke man. Ik had niet iets met een blanke man.’

Daarmee zijn er twee conflicterende lezingen ontstaan van De buitenvrouw. Iris trekt het in het universele, het gaat niet om kleur of cultuur, het gaat om man en vrouw, om de mate waarin je liefde, seks, overspel anders of hetzelfde beleeft. De andere lezing is die van Theo, politiek, geëngageerd: De buitenvrouw als portret van discriminatie. Het contrast tussen de varianten in seksuele acrobatiek met binnen- en buitenvrouw en de steriele woonwijken waar de seks plaatsvindt, is heel effectief vervreemdend. De wetenschap daarnaast van vele dertigtallen publiek, op die Noord-Hollandse middelbare school, maakt het gevaar op ontdekking pregnanter, het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel dringender. De hypocrisie van docenten, leerlingen, ouders en bovenal Theo is zonneklaar tegen de achtergrond van de bijna volledig witte vinexwijken en school.

Juist de combinatie van dat universele verhaal, vlot naar de afgrond verteld, en het specifieke, pamfletachtige, waarin de vele stemmen nuance aanbrengen, doet dit boek boven zichzelf uitstijgen. De lezingen gaan goed samen, en belichten juist dat deze affaire niet doorsnee is – een donkere vrouw en een witte man, dat is gek – en dat je noch dat, noch de opmerkingen erover, simpelweg kunt veroordelen als racisme. Tegelijk, en dat is een minder sterk aspect van de roman, wordt dit concrete geval van intermenselijk contact of, in de andere lezing, hypocrisie en discriminatie, nergens tastbaar, levend. Theo en Iris blijven ietwat schematische personages, die je niet tot medelijden of ergernis bewegen. Daarvoor is dit boek dan misschien te zeer op snelheid geschreven en te politiek geladen.

Maar wel goed geschreven, overtuigend geladen: De buitenvrouw¬ heeft een on-Nederlandse vaart, een onliteraire impact en een universeel verhaal. Honderdduizenden gingen u voor bij het lezen van deze roman, maar het cliché klopt nu eens: ze hadden gelijk.


Laat hier je reactie achter:

2 reacties op “De buitenvrouw

  1. Prima recensie van een prima boek. Het was een genoegen dit boek in 2020 te lezen, allereerst omdat het goed geschreven en nog altijd relevant is en daarnaast omdat het aardig is met de kennis van nu te beoordelen hoe Joost Zwagerman 1994 analyseert en om te zien hoe politiek correcte taal van toen nu niet meer acceptabel is.

    De kritiek in de recensie over schematische personages is terecht.

  2. Naar mijn mening komt er van Theo toch wel dusdanig een karakterbeschrijving naar voren die een emotie kan oproepen, een bepaalde empathie met deze hoofdpersoon die hem meer dan schimmig maakt. Het boek heeft een bepaalde cadans van steeds afwisselende gedeeltes van conversaties enerzijds en reflecties anderzijds. Lezers zullen Suezkade (Jan Siebelink) wellicht ook waarderen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: