"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De dag dat we Andy zijn arm afzaagden

Dinsdag, 9 oktober, 2012

Geschreven door: Marnix Peeters
Artikel door: Rein Swart

Tranentrekkende zoektocht naar een beetje geluk

De dag dat we Andy zijn arm afzaagden van Marnix Peeters begint overrompelend met een heftige gebeurtenis uit het leven van de jonge Werner Plöts die, na de zelfmoord van zijn moeder, door zijn vader is achtergelaten bij een drietal sinistere zusters op een boerderij. Al vrij snel wordt bij Andy, een andere jongen die daar in de kost is, de arm afgehakt omdat die geïnfecteerd is. De sfeer is macaber met personages die daar bijzonder goed in passen:

‘Nu was het Andy’s beurt om te huilen. De schrik daverde in zijn ogen toen Magdalena Crique, bijgestaan door haar twee zusters en voorzien van een soepele staaldraad en een goede ijzerzaag, met forsende tred naderde. Jacqueline Crique, de jongste van de drie, droeg een teiltje met dampend water en had enkele donkerkleurige handdoeken over de schouder geworpen. Monica Crique, de middelste, kwam zoals gewoonlijk met schijnbaar niets omhanden een eind achter haar twee zussen aangehobbeld. Monica Crique was dik, haar veel te vette lijf stopte ze in donkere, naar zweet ruikende slobbertruien, zomer en winter, ik krijg de geur van dat mens van mijn leven niet meer uit mijn neus.’

Zintuiglijk proza

Zo gaat het nog even door. Alle zintuigen worden maximaal aangesproken in dit vitale, plastische proza: Monica heeft een stinkende adem en een baard waarin de soep of pap blijft hangen. Behalve de zusters Crique en de twee jongens  is er een sullige beer die in zijn hok zit en een poot mist, Orzas, en een man, Ernest-Fritz, met een grappige tongval die in plaats van het woord eenvoudig steeds enkelvoudig zegt en op griezelige wijze aan zijn eind komt.

De lezer houdt de adem in als Werner met de beer Orzas weggaat bij de zusters Crique. Hoe vergaat het hem? En belangrijker: wat is de consequentie voor het verhaal, weet de schrijver de Dutroux-achtige sfeer vol te houden? Helaas is dat niet het geval. De spanning in de roman glijdt weg, ook al is de ontmoeting van Werner met het lieve meisje Botje, die een blinde vader heeft die over alle gebeurtenissen in zijn huis wordt bijgepraat door een huishoudster, wel weer bijzonder. De taal wordt wolliger, meer gekunsteld en het verhaal meer uitgesponnen; de naargeestige belevenissen van Werner worden met weinigzeggende tekst aan elkaar geschreven.

Wandelmagazine

De wereld een tranendal

We hebben, en dat komt deels ook voort uit het feit dat het verhaal in een tijdloze periode speelt, te maken met een ouderwetse hoofdpersoon à la Silas uit de gelijknamige Duitse televisieserie of Remi uit Alleen op de wereld – een hoofdpersoon die rondtrekt in een wereld die een tranendal is, een ellendig oord waar je maar beter niet kunt vertoeven:

‘Nogmaals: men let even niet op in het leven, men kijkt een paar tellen de andere kant uit, en de dag kan verwisseld zijn voor de pikzwarte nacht, verlangen kan tot afschuw verworden zijn, de heerlijke dampende schotel met zijn lievelingskost waar men daarjuist nog verlekkerd voor zat, kan veranderd zijn in een stinkende berg kak, waar de maden uit kruipen en waar men nietsvermoedend al een stuk van op zijn vork naar de mond aan het brengen was.’

Werner is een verschoppeling die door zijn vader is gedumpt en die verder ook weinig warmte ervaart, al blijkt een meisje als Botje Duizendts wel een warme zonnestraal te zijn in plaats van weer een kille regendruppel.

Tranentrekker

De toonzetting van het boek is fris en spontaan met klanknabootsingen en uitroepen als ‘o nee’. De sfeer is poëtisch of beter gezegd romantisch: van euforisch juichend over een tijdelijke lichamelijke liefde tot diepbedroefd als het meisje wordt weggenomen, doodgaat of naar een weeshuis wordt gestuurd. Soms wordt daarbij door Werner, die zich met zijn veertien jaar al een volleerd minnaar beschouwt, wel erg vaak uitgeweid over jonge vrouwenlichamen met roomkleurige borsten.

De taal is een licht Vlaams waarin champetters staan voor veldwachters. Af en toe loopt Peeters vooruit op de toekomst, maar aan de spanning voegt dat niet veel toe. Deze debuutroman met de onvergetelijke titel ontwikkelt zich tot een ouderwetse lugubere tranentrekker, waarbij zelfs het boek zelf wat vies begint te ruiken.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Kijk niet zo, konijntje

De tenondergang en de ongelooflijke wederopstanding van Eddy Vangelis

Natte dozen

De dag dat we Andy zijn arm afzaagden

De dag dat we Andy zijn arm afzaagden