"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De dagboeken 1938-1940

Zondag, 2 december, 2018

Geschreven door: Kornelis Heiko Miskotte
Artikel door: Onbekend

Op schoot bij de mens Miskotte

De dagboeken 1938-1940 van theoloog K.H. Miskotte geven een beeld van voor Nederland dramatische jaren en van het aangevochten bestaan van de auteur.

[Recensie] Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976) behoort met Henk Berkhof en Harry Kuitert tot de grote protestantse theologen van de vorige eeuw. Bij de samenstelling van zijn Verzameld Werk nemen 19 volgeschreven dagboekcahiers een belangrijke plek in. Tussen 1985 en 2001 verschenen al drie selecties, en daar is nu een vierde deel van bijna 1000 pagina’s aan toegevoegd. Dat bestrijkt de jaren 1938-1940, de periode waarin Miskotte als predikant verkaste van Haarlem naar Amsterdam en het boek Edda en Thora publiceerde. Hij schreef deze fundamentele kritiek op het nazisme onder tijdsdruk “voordat de Hunnen komen”.
Een van de laatste aantekeningen stamt uit 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval in Nederland. Miskotte vertelt dat hij om kwart over vijf naar de tandarts gaat en rond zes uur bij de kapper zit. “… wonderlijk in zo’n stoel vast te zitten voor de uitgroeisels van je vege lijf, terwijl het allergrootste, de ontknoping van de hele 20ste eeuw zich voltrekt. Sirenes loeien en loeien. Radio: vaderlandse liederen. Nu begint de wereldoorlog pas! Vreemde gevoelens van bevrijding, van hoop, van een godsgericht dat vlak voor de deur staat. Het is onverwacht en onverdiend, maar als het nu eens de dodensprong van het nationaalsocialisme was. O God, dit arme volk. Wij zijn veel te goed, nóg veel te naïef geweest.”
Het dagboek eindigt op 15 mei, de dag van de overgave, met een wrange grap. Miskotte noteert: “Dodental van Rotterdam wordt ‘officieel’ op 350 gesteld, dit moeten alle kranten overnemen. Pastoor: waarvan in mijn parochie 1600.” Gewoontegetrouw sluit hij af met wat hij die dag las: iets van Groen van Prinsterer, de Psalmen 137 en 146, en tot slot Jesaja 51. Dat getuigt van zijn volop Bijbelse spiritualiteit.
Bij Miskotte gaan stelligheden en scherpe reflecties gepaard aan persoonlijke twijfels en aanvechtingen. Daarvan getuigt een fragment uit oktober 1939, als hij schrijft: “Gekweld door schuldgevoel, een lawine aan verwijten: geen drang tot gebed, geen tevredenheid met mijn plaats, geen trouwe, nauwgezette arbeider, geen hartelijk mens, geen vader die werkelijk zich om zijn kinderen bekommert. Hoe saai ben ik, hoe geneigd me aan het gesprek te onttrekken, hoe weinig verzorgd de antwoorden die ik niet kon ontwijken, op levensvragen. (…) Op de vraag: ‘waarvoor leeft ge?’ zou ik geen antwoord weten.”

Het is uiteindelijk aan redacteuren Willem van der Meiden en Wilken Veen te danken dat dit vierde en ongetwijfeld laatste deel met dagboekaantekeningen er gekomen is. Want dat bleek een monnikenwerk dat telkens vertraging opliep. Je kunt je wel afvragen of dit deel niet te laat komt. Want in Nederland is de groep theologen die zich nog altijd door hem laat inspireren, klein geworden. Dat geldt ook voor de lezerskring van In de Waagschaal, het tijdschrift dat in 1945 door Miskotte zelf werd opgericht. Anderzijds geldt misschien wel: beter laat dan nooit! Want het is een voorrecht om op deze wijze even bij Miskotte op schoot te zitten.

Boekenkrant

Eerder verschenen op Volzin

Boeken van deze Auteur: