"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Dertigjarige Oorlog

Woensdag, 19 september, 2018

Geschreven door: Dick Harrison
Artikel door: Karin de Leeuw

De allereerste wereldoorlog en misschien wel de verschrikkelijkste

[Recensie] Voor Nederlanders is de Dertigjarige Oorlog vaak een vage gebeurtenis. Hij scheen gruwelijk te zijn, net als de Franse godsdienstoorlogen. Voor Nederlanders is de Dertigjarige oorlog het einde van de Opstand, toen de strijd zich afspeelde buiten Holland en in de steden van het westen van de Nederlanden de Gouden Eeuw in volle gang was.

Het is daarom goed dat Ger Meesters een vertaling heeft gemaakt van dit boek van de Zweedse historicus Dick Harrison over de dertigjarige oorlog. Zweden zat tot aan zijn nek in de oorlog. Het is aardig om de Nederlandse godsdienstoorlog belicht te zien vanuit een ander perspectief en in een veel groter verband, namelijk dat van het Duitse Rijk, Polen en Zweden, feitelijk heel Europa.

Het schrijven van een geschiedenis van de Dertigjarige Oorlog dreigt al snel uit te lopen op een eindeloze opsomming van incidenten en machthebbers, gebiedsverdelingen en ondoorzichtige godsdienstige belangen. Wie er van op de hoogte wil komen, heeft in dit boek een goed overzicht, zei het van ruim zeshonderd pagina’s. Maar waar ging het nu eigenlijk om?

In de tien jaar vooruitlopend op Dertigjarige Oorlog was het de strijd tegen het Ottomaanse Rijk om het bezit van Transsylvanië die wanorde voor de Habsburgse keizer veroorzaakte. Op zoek naar bondgenoten verleende hij de Boheemse Hussieten godsdienstvrijheid. In de strijd tegen het islamitische Ottomaanse Rijk was de eenheid van de Christenen belangrijker dan de onderlinge verschillen, dacht de keizer. Zodra het gevaar gekeerd was en de contrareformatie door de katholieke kerk werd ingezet, wilde echter de volgende keizer de protestantse gebieden opnieuw katholiek maken.

Pf

Dan was er nog een bron van problemen: in de Duitse landen heerste sinds de godsdienstvrede van Augsburg uit 1555 het principe cuius regio, eius religio (wiens gebied, diens godsdienst), waarbij de godsdienstige overtuiging van de vorst van een gebied leidend was voor de kleur van de kerken aldaar. Het gaf anders denkenden in ieder geval de mogelijkheid godsdienstvrijheid voor zichzelf te verwerven door te verhuizen. En hoewel dit in de praktijk neerkwam op vluchtelingenstromen en veel persoonlijk leed, werd de regeling door de protestanten met name gekoesterd. Bij de contrareformatie werd het belangrijk voor de katholieke vorsten om te trachten bij overlijden van protestantse vorsten deze te doen opvolgen door katholieke.

In Oostenrijk bestreed de Habsburger Ferdinand de protestanten te vuur en te zwaard. Toen hij probeerde de Hussieten in Bohemen weer naar de moederkerk terug te leiden, werden twee van zijn vertegenwoordiger en hun secretaris uit het raam van de burcht in Praag gegooid. Deze gebeurtenis in mei 1618 markeerde het begin van de Dertigjarige oorlog.

Niet alleen godsdienstige verschillen waren van aanleiding voor de oorlog. De oppermachtige positie van de Habsburgers, die was ontstaan in de zestiende eeuw, begon steeds meer te wrikken. Met name Frankrijk dat omringd werd door het Habsburgse Rijk voelde die druk. Kardinaal Richelieu, hoewel natuurlijk katholiek, verbond zich dan ook met de protestantse Zweden en later met de Republiek om tegen zijn geloofsgenoten, de Habsburgers te vechten. Het protestantse Saksen, wie heersers familie waren van de Nederlandse stadhouder Maurits, streden enige tijd mee aan de zijde van het katholieke Beieren. Economische belangen en overwegingen van machtsevenwicht speelden daarbij voor alle partijen een rol.

De strijd werd voornamelijk geleverd door huurlegers. Krijgsgevangenen van de ene partij werden zonder pardon overgenomen bij de tegenpartij. De meeste soldaten namen vrijwillig dienst. In een tijd waarin legers over het land trekken en het verwoesten heeft een gewapende man meer kans om te overleven dan een ongewapende. Alleen daarom al was de keuze soldaat te worden een overlevingsstrategie. Maar ook heeft een gewapende man meer kans voedsel te bemachtigen. Dienst nemen was dus een probaat middel om te ontkomen aan de heersende hongersnoden. Een remedie om te ontkomen aan de rondwarende epidemieën was het echter niet. Gedurende de hele periode werden zowel soldaten als de burgers getroffen door uitbraken van de pest. Door de concentratie van veel mannen in niet te hygiënische legerplaatsen zal het er niet beter op geworden zijn. Voeg daarbij dat de burgerbevolking uitgehongerd was en daardoor in slechte conditie en vatbaar voor ziektes en dat de legers zich verplaatsten en je hebt een perfect klimaat voor een epidemie.

Veldslagen werden er relatief weinig gestreden. De bevelhebbers gaven er de voorkeur aan voorzichtig te manoeuvreren vanuit legerkampen. De rondtrekkende legers, die werden bekostigd door het toestaan van plundering waren een garantie dat weinig geoogst kon worden en honger voor een groot deel van Europa voortdurend op de loer lag. Met name de Boheemse veldheer Albrecht van Wallenstein, die vocht aan Habsburgse zijde, was berucht zijn gewoonte grote legers op de been te brengen die hij bekostigde uit oorlogsbuit. Wat de consequenties daarvan waren voor de gewone man is treffend te zien op de omslag van het boek, een afbeelding van de plundering van een dorp.

“Ze zeggen dat de verschrikkelijke oorlog nu voorbij is… Er zijn maar een paar huisjes over in het dorp. Wij mensen leven als dieren, eten schors en gras. Niemand kan zich voorstellen dat zoiets als dit ooit eerder is gebeurd. Veel mensen zeggen dat het nu zeker is dat er geen God is. In de afgelopen dagen zijn vreemden aangekomen. Ze zeggen dat ze uit de bergen komen. Ze spreken een vreemde taal. In ieder geval denk ik dat ze goede arbeiders lijken te zijn. Ze willen hier blijven, omdat ze zijn verdreven vanwege ketterij…”

Dit staat geschreven in een familiebijbel in Zuid-Duitsland, gedateerd 17 januari 1647. Helaas voor deze schrijver is de oorlog nog niet afgelopen, maar het einde was in zicht. De inscriptie geeft zicht op het leed van de bevolking. Van de twintig miljoen Duitsers die er naar schatting waren aan het begin van de oorlog, hebben zes tot tien miljoen het niet overleefd. In Bohemen werd na de verovering door de Habsburgers een etnische zuivering uitgevoerd waarbij naar schatting meer dan twee van de drie Bohemen stierven of vluchtten. De strijd was niet tot de Duitse landen beperkt gebleven. Met name naar het einde van de oorlog toe verplaatste die zich ook naar Italië en Spanje en zelfs buiten Europa.

In 1648 werden een aantal deelvredes gesloten. Nederland werd definitief onafhankelijk van Spanje in de vrede van Münster. Frankrijk was niet lange ingesloten en verwierf een leidende rol in de Europese politiek. Een positie die nog heel lang zou blijven. Frankrijk zette een koers in naar een absolutistische staatsvorm, iets wat men ook elders ziet.

De staatkundige gevolgen waren echter nog diepgaander. De Vrede van Westfalen van 1648 kan gezien worden als het begin van het internationaal recht, waarbij een niet-inmengingsprincipe een relatieve rust tussen een lappendeken van staten in Europa moest garanderen.

In militair opzicht was dit het einde van de inzet van grote huurlegers, die zichzelf door plundering in leven hielden. De technologische ontwikkelingen daarna maakte strijden met kleinere staande legers, die gedisciplineerder optraden tegen de burgerbevolking de nieuwe vorm.

Harrison begint zijn boek met een persoonlijk verslag van zijn bezoek het Venster (met een hoofdletter, zoals hij zelf aangeeft) in Praag, waar de twee onfortuinlijke gezanten uitgegooid werden. Hij geeft aan zijn standaardwerk, want dat is dit boek, vanuit twee perspectieven te willen schrijven: het kikker- en het vogelperspectief. Daarbij moet je je het vogelperspectief voorstellen als een traditionele geschiedschrijving. Staatkundige overwegingen, bewegingen van veldheren, macro-economische ontwikkelingen. Het kikkerperspectief is geschreven door gebruik te maken van dagboeken en andere bronnen geschreven door individuen, tijdgenoten met hun unieke blik op de gang van zaken.

De poging is ambitieus en lovenswaardig. Ik wil dan ook niet al te kritisch zijn, maar moet toch zeggen dat dit streven maar gedeeltelijk is gelukt. Het boek geeft het verloop van de oorlog weer, neemt fragmenten op van individuele deelnemers en heeft meer dan in ouderwetse ‘geschiedenissen’ aandacht voor zaken als foerage, beweegredenen en uitrusting van de gewone soldaat. Echt betrokken bij de tijd raakt de lezer echter toch nog niet. Of misschien moet ik zeggen: de lezer blijft in evengrote verwarring achter als de tijdgenoten: wat een onvoorstelbare, onrustige tijd.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: