"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De drift van Sneeuwwitje

Dinsdag, 3 augustus, 2021

Geschreven door: Bas Belleman
Artikel door: Jannah Loontjes

De ziel van een kikker

[Recensie] Voor de dichtbundel sonnetten van Shakespeare. Evenals uit zijn vertalingen, spreekt uit de sprookjes een haarfijn gevoel voor psychologische motieven.

Belleman is een goed verteller. De sprookjes in versvorm lezen als verhalen en zijn meeslepend en aanstekelijk. Hij heeft de iconische sprookjesfiguren menselijk gemaakt: ze zijn niet zomaar meer symbool voor een moraal of een bepaalde rol, maar worden verteerd door angsten, onzekerheden, zorgen en twijfels en soms mededogen. Belleman richt zich in de sprookjes ook veelal op figuren die doorgaans op de achtergrond blijven. Zo heeft in Doornroosje de vader een belangrijke rol gekregen.

Hij benadrukt de zorgen van de koning over de troonopvolging, want al volgen zijn troepen “zijn bevelen, de koning is een doodlopend spoor/ als hij geen kinderen krijgt”. De uiteindelijke voorspelling van de kikker dat hij een kind zal krijgen, stelt de koning amper gerust. “Waarom zo’n glorieuze voorspelling/ van zo’n kil en onverschillig dier?” laat Belleman hem denken. Zelfs na de geboorte van de prinses is de koning er niet gerust op. Hij vreest dat zijn kind geen echte gevoelens zal kennen omdat haar geboorte door een kikker is voorspeld. Als de eerste feeën haar schoonheid, gezondheid en intelligentie toewensen, briest de koning: “Wat heeft ze daaraan met de ziel van een kikker?” De volgende feeën komen al met even zachtaardige wensen: vriendelijkheid en rijkdom. “De koning kan het wel uitschreeuwen:/ voorspel haar drift!”

De bezorgdheid van de vader is begrijpelijk en humoristisch. De zorgen van de ouders om de kinderen is een thema dat Belleman ook in andere sprookjes uitlicht. In Koning Lijsterbaard krijgt de vader schoon genoeg van het verwende gedrag van zijn dochter, die elke man met een sneer afwijst, wat door Belleman geestig wordt verwoord. “Wat een krom kereltje,/ hij lijkt wel achter de kachel gedroogd”, is bijvoorbeeld een van de opmerkingen waarmee de prinses een aanbidder afwijst. In Roodkapje wordt juist de onzekerheid van de moeder benoemd, die erover piekert of Roodkapje wel oud genoeg is om er alleen op uit te gaan. In Klein Duimpje verlangen de ouders terug naar de onbezorgde tijd waarin ze nog kinderloos waren: “Nooit worden we weer zo gelukkig/ als de zomer voor we ons eerste kind kregen,/ toen we elkaar zorgeloos verleidden.”

Boekenkrant

Menselijke, alledaagse, herkenbare thema’s die Belleman op beknopte maar scherpe wijze invoelbaar maakt. Hoewel hij een eigen draai aan de verhalen geeft, blijft hij trouw aan de bekende vertellingen, zoals we die van onder meer Grimm en Andersen kennen. Ook blijven zijn beeldende beschrijvingen in klassieke sfeer, duister, dicht bij het onderwerp en vaak zeer fraai, zoals van de heks in Rapunzel:

“Haren waaien in woede om haar heen,
haar ogen twee zwarte kuilen
waar je als kikker in een kom
nooit meer uit kunt klimmen.”

Bellemans vertelkracht overtuigt. De enige vraag die mij blijft bezighouden, is: zijn dit op zichzelf staande gedichten? Had Belleman zich de sprookjes niet méér moeten toe-eigenen? Meer vervreemding, meer authenticiteit van de dichter? Blijven dit niet ten eerste bewerkingen? Deze vragen raken aan een discussie over de mogelijkheid van oorspronkelijkheid in de literatuur. Reageert ten slotte niet álle literatuur op een traditie? Ik heb hier niet direct een antwoord op. Eén ding weet ik wel: sprookjes blijven het, schitterend vertelde sprookjes.

Eerder verschenen bij Poeziëclub

Boeken van deze Auteur:

Sonnetten voor de Donkere Dame