"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Duimsprong

Zaterdag, 28 december, 2013

Geschreven door: Miek Zwamborn
Artikel door: Suzanne van Putten

Op zoek naar de grenzen van fictie

Bij het openslaan van De Duimsprong doet het boek denken aan een soort geologische encyclopedie. Stukken tekst worden steeds afgewisseld met afbeeldingen van steenmassa’s en hooggebergten. In het eerste hoofdstuk wordt die indruk bevestigd doordat er meer feiten worden vermeld dan in een gemiddelde roman. Doordat Zwamborn deze feitenrelazen afwisselt met poëtische zinnen wordt de lezer zich echter weer bewust van het literaire genre van de roman.

Zwamborn koppelt de zoektocht van de hoofdpersoon naar diens vaste klimmaatje Jens aan een onderzoek naar (en tegelijk van) een 19e– en 20e-eeuwse geoloog, waarmee ze de mogelijkheid creëert om de lezer te informeren over talloze geologische wetenswaardigheden. Zwamborn etaleert ook haar literaire vaardigheden in momenten van hoog literaire stijl.

‘Met de wind en de ruimte van de afgelopen dagen nog om mij heen hangend nam ik het hele trottoir in beslag. Mijn lichaam leek de boulevard te vullen en stroomde als een rivier voor me uit (…) De gangpaden waren te smal voor de nieuwe afmetingen van mijn lichaam.’

Met soms knappe vondsten overtuigt Miek Zwamborn de lezer ook van de literaire kwaliteit van haar roman.

Heaven

Tenminste, voor degenen die het kunnen waarderen dat een poëtische stijl gecombineerd wordt met feitelijke teksten. Bij tijden is dat mooi, maar ik vond het soms ook vermoeiend. Een literaire tekst gevuld met feitelijkheden bemoeilijkt een puur poëtische leeservaring. Het wordt eerder studeren dan genieten van taal. Een intensieve leeshouding waarin de poëzie van de woordkeuze alle aandacht krijgt is door die feitelijke stukken tekst minder bevredigend.

Feit en fictie

De vermenging van mooie taalvondsten en feitelijkheden is echter ook te zien als een reflectie op fictie en waarheid, op de aard van een roman. Expliciet verwijst Zwamborn naar Paustovski, als haar hoofdpersoon denkt aan een eerder bij Paustovski gelezen passage. Qua inhoud zelf deed Zwamborns boek mij echter ook denken aan Paustovski’s De baai van Kara-Bogaz. De bevraging van feitelijkheid in de roman, door de afwisseling van feitenopsomming en het verloop van een verhaallijn die in De Duimsprong wordt gebruikt, is niet iets volkomen nieuws maar staat in een langere traditie.

Het gebruik van foto’s in een roman doet ook iets interessants met het verhaal. Door de afwisseling van foto’s en het verloop van de plot vraagt de lezer zich af wat hij nu eigenlijk aan het lezen is: een informatief genre als een reisverslag of een encyclopedie, of een meer fictief genre als de roman. Het interessante aan De Duimsprong is dat deze vraag niet wordt beantwoord, zodat de grenzen tussen de verschillende genres vervagen. Feit en pure fictie zijn niet altijd zo duidelijk te scheiden. Ook al zijn de wandelingen van de ik-persoon fictief, binnen het verhaal maken de afbeeldingen en de feitelijke passages de tochten juist overtuigender.

Zoektocht

De zoektocht naar Jens leidt de hoofdpersoon naar allerlei plekken waar ze in het verleden samen zijn geweest. Ik kreeg niet de indruk dat de hoofdpersoon dit doet omdat ze verwacht Jens daar in levende lijve te vinden, maar eerder omdat ze op zoek is naar zijn herinnering, naar wat hij heeft achtergelaten in de bergen. Die indruk wordt ook gevoed doordat Heim, de 19e-eeuwse geoloog, steeds helderder op ons netvlies komt te staan. ‘Zoektocht’ als thema komt zo op verschillende manieren terug: de geoloog zoekt (verklaringen voor) verschijnselen in zijn bergbeklimmingen; de hoofdpersoon probeert Heims stappen te traceren én poogt de herinnering aan Jens levend te houden. Zwamborns citaat van Heim verklaart dit: ‘Geologie is het oog van de geschiedenis. Het landschap heeft alles gezien’. Door het opnieuw bezoeken van de eerder gewandelde routes, hoopt de hoofdpersoon een glimpje op te vangen van Jens.

Over Heims eerste rede als docent op een universiteit laat Zamborn de verteller het volgende zeggen. ‘De manier waarop Heim de materie leven inblaast is aanstekelijk, een oprechte nieuwsgierigheid klinkt door in alles wat hij zegt (…)’. De opzet van De Duimsprong, waarin de feitelijke informatie ook veel aandacht vraagt, lijkt hetzelfde na te streven. Hier is de roman wat mij betreft niet helemaal in geslaagd. De plot vraagt door de fictieve aard van het boek de nodige aandacht, waardoor de feitelijkheden er al snel een beetje bij komen te hangen.

Toch is deze mix ook interessant. Literatuur is één van de manieren waarop de mens een ervaring van schoonheid kan creëren, de natuur vervult die functie ook. Het concept van ‘het sublieme’ zoals dat in de filosofie eeuwen geleden werd ontwikkeld, staat stil bij de overeenkomst tussen literatuur en natuur. In dit boek is het de wetenschap die de mens stil laat staan bij de krachten in de natuur. Kennis en fictie zijn zo op een interessante manier aan elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar. Door de gedetailleerdheid van de feiten gaat de lezer ervan uit dat deze waar zijn; maar is dat werkelijk het geval? Voor de lezer die niet terugschrikt voor een niet-standaard leeservaring is het boek denk ik een geschikte uitdaging.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: