"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De dwaler

Dinsdag, 13 april, 2021

Geschreven door: Roos van Rijswijk
Artikel door: Marnix Verplancke

Gebrek aan verbondenheid als thema

De eerste zin

“Het zou prettig zijn als je je ogen wilde sluiten.”

Recensie

Toen Jopie vijf was, werd hij samen met zijn vader Ed van de weg gereden. Ed verloor het leven en Jopie zijn benen. Alvorens Ed stierf werd zijn bewustzijn gedownload in een uSoul, de eivormige computer waarmee Jopie op gezette tijden van gedachten wisselt. Tot er iets misgaat en Ed verdwenen lijkt. Ed is echter niet echt gedeleet. Als een nieuwerwets spook zwerft hij door de software en komt hij terug als virus. Naast een spitse spierei over de hebbelijkheden en onhebbelijkheden van de toekomstige informatietechnologie is Roos van Rijswijks verhaal ‘Seven Year Itch’ ook een elegie voor het verlies aan menselijkheid dat ermee gepaard zal gaan. Jopie vindt het natuurlijk triest dat hij zijn vader kwijt is, maar een grote fan van de uSoul was hij sowieso niet. Het toestel kon immers wel een beeld geven van Ed, maar niet hoe hij rook en voelde. Jopie herinnerde zich zijn vader in feite nog amper. De verbondenheid was zoek.

Hereditas Nexus

In de verhalenbundel De dwaler keert Roos van Rijswijk, die we kennen van de met de Anton Wachterprijs bekroonde debuutroman Onheilig, regelmatig terug naar het thema van het gebrek aan verbondenheid in onze hedendaagse wereld. Zo is er bijvoorbeeld ook Alfred, die op een dag beslist op het trottoir te gaan liggen, waarna iedereen netjes om hem heen loopt, en Jimmy, die opgroeit in een sociale torenflat met zijn onophoudelijk pinda’s vretende vader en zijn op een stretcher slapende moeder. Enerzijds kan Jimmy de hele stad overzien, maar anderzijds weet hij ook dat hij een uitzichtloze toekomst tegemoet gaat.

Van Rijswijk schreef ook al heel wat poëzie, en dat merk je aan de 21 verhalen in De dwaler. Stilistisch zijn er geen twee hetzelfde. Het titelverhaal is bijvoorbeeld eerder een beeldenvulkaan dan een verhaal, terwijl ‘De vlag, de reiziger’ een spittante en dolkomische monoloog is van een juf die tijdens een schoolreis de kinderen in twee groepen probeert te verdelen. Wat kan die Van Rijswijk niet, vroegen we ons na verloop van tijd af. We hebben het niet ontdekt. In het openingsverhaal kruipt ze zelfs in de huid van een alien die de aarde komt prospecteren. De moeite niet, is zijn besluit, omwille van een gebrek aan cultuur en bewustzijn. Ook hier geen verbondenheid dus.

Drie vragen aan Roos van Rijswijk

In de twee laatste verhalen van de bundel stel je de vraag wat de schrijver aanmoet met de coronacrisis. Wat is je antwoord daarop?

Van Rijswijk: “Dat ik het in feite niet weet. Wat heeft fictie nog voor zin als je in een wereld leeft die uit de fictie weggerukt lijkt? Ik haal vaak inspiratie uit wat ik meemaak of om me heen zie. Vandaag is dat vaak gekoppeld aan de pandemie. Het zou dan toch raar zijn om die in mijn schrijven te ontwijken? De vraag is alleen of ik daar wel zin in heb. Ik hoor mensen vaak zeggen dat ze, eens de pandemie achter de rug, er niets meer over willen horen of lezen. Is dat echt wel zo, vraag ik me dan af, want mensen zoeken toch altijd duiding en zingeving? En waar vinden ze die? In kunst. Alle grote gebeurtenissen hebben een weg gevonden in de kunst, de Wereldoorlogen natuurlijk, maar ook 9/11.”

Vandaar ook dat je schrijft: “Het is niet het vertellen dat niet meer kan. Ontsnappen is de onmogelijkheid”?

Van Rijswijk: “Als schrijver kun je in feite niet ontsnappen aan de pandemie, terwijl ik me goed kan voorstellen dat mensen graag een boek lezen waarin er even geen sprake van is. Ikzelf ook trouwens. Als lezer sta ik hier dus anders in dan als schrijver. Ik zit wat gewrongen met die tweespalt in mezelf. Maar in verhalen kan het, kwam ik tot het besluit, omdat je als schrijver weet dat je je lezer in dat genre niet te lang met iets opzadelt. In verhalen kun je het over onderwerpen hebben waar je geen heel boek mee zou willen vullen, maar waar je toch even wat over kwijt kan.”

Is dat ook de reden waarom er in je verhalen zoveel gewandeld wordt, over kerkhoven en door ziekenhuisgangen, omdat we nog nooit zoveel gewandeld hebben als vandaag?

Van Rijswijk: “Niet echt, daar is een andere reden voor. In mijn eerste verhalen zaten mijn personages nog stil, maar hoe meer ik schreef, hoe beperkter ik dat begon te vinden. Dus laat ik ze nu bewegen, wat me de kans geeft meer te tonen van de wereld die ik voor hen verzonnen heb, en een prettiger leeservaring oplevert. En misschien heeft het er wel mee te maken dat ik zelf ook moeilijk stil kan zitten natuurlijk. (lacht)”

Eerder gepubliceerd op Knack

Boeken van deze Auteur: