"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De eed

Dinsdag, 22 december, 2020

Geschreven door: Henry Toré
Artikel door: Guido Goedgezelschap

Heldendom is vergankelijk

“Vraag je om een borrel
Of om een beetje base*
dan krijg je het
zei de choller**

hpa

[Recensie] Dit is een stukje uit een gedicht waarmee Henry Toré (Curaçao, 1940) zijn boek begint,… een hint?

Pf

Van 1964 tot 1996 was hij werkzaam in het onderwijs op Bonaire, een eilandje van de Nederlandse Antillen, waar hij woont. Hij was zeer actief in het sociale leven op het eiland. In eigen beheer publiceerde hij al Een tropische kruisiging (1977), De ontspoorde Benjamin (1999), Tranen over Matragavera (2003) en Broos geluk (2010).

Samen met zijn vriend Lucien Maxime Reuman groeit Ofnes Nicolaas (Oi) op in Bonaire.

“Uiteindelijk concludeerden ze dat een vriend iemand was die je zelf koos, omdat je genegenheid voor hem koestert en grotendeels dezelfde interesses met hem deelt”. Blz.17

Oi en Lucien deden het op school niet slecht en ze behoorden tot de elitaire jeugdbeweging ‘verkennerij’. Hun respectievelijke ouders behoorden tot de patriciërs, de plaatselijke beau-monde. De twee boezemvrienden, gezworen kameraden, waren vast van plan om na hun middelbare studies op Curaçao verder te studeren in Nederland, omdat de wereld nu eenmaal groter was dan hun kleine eiland. De Nederlandse Antillen hadden het moeilijk om het pas verkregen zelfbestuur in een goede plooi te krijgen. Daardoor werden de kleinere eilanden benadeeld en dat had als gevolg dat het leven er niet altijd een comfortabel verloop kende. Oi vond dat onrechtvaardig en hij ging al vlug dwepen met Camilo Torres, Dom Helder Camara, Paolo Freire, Zuid-Amerikaanse revolutionaire priesters, en met Amado Roemer op Curaçao met wie hij een gesprek had. Na zijn terugkeer uit Nederland en Leuven, waar hij nog even van het studentenleven ging genieten, ging Oi zich inzetten om het leven op Bonaire aangenamer te maken en de welvaart van de Bonairianen een positieve injectie te geven. Hij trouwde met Anke, een Nederlandse die een studentencafé uitbaatte. Op zijn eiland was hij een held, hij werd op handen gedragen, hij was de zeer gewaardeerde son-of-the-soil. Zijn publieke populariteit stond in groot contrast met zijn privéleven. Een grote tegenslag, een aangrijpende gebeurtenis, zorgde voor de inleiding van een aantal opmerkelijke toestanden binnen zijn huwelijk. Slaagde Oi er in om zijn huwelijksproblemen gescheiden te houden van zijn openbare leven?

Henry Toré gebruikt een beproefd concept, zoals je dat vaak ook in films aantreft. Zijn lange, té lange?, proloog brengt de overpeinzingen van Lucien over zijn vriendschap met Oi, een periode waarin zij ooit ‘de eed van vriendschap‘ uitten voor elkaar. Na deze inleiding is het vervolg van het boek één flash-back, vertelt in de derde persoon. De twee hoofdpersonages zijn door de auteur zeer nauwkeurig in beeld gebracht wat ook het geval is voor de omgeving, de setting waarin het korte verhaal speelt. De levenswijze en de idealen van Oi worden zeer goed weergegeven: een strijd tegen onrechtvaardige behandeling van zijn medemensen op Bonaire. Het sociale gevoel van de schrijver is hier zeker overgedragen op het personage van Ofnes Nicolaas. Wat een beetje vaag blijft is de politieke toestand op de Nederlandse Antillen. Natuurlijk kunnen daar waarschijnlijk ettelijke boekdelen over geschreven worden, maar voor een buitenstaander blijft het onduidelijk hoe de situatie zich daar voordeed in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dat is jammer, want het zou voor de lezer zeker van meerwaarde geweest zijn om daar toch even dieper op in te gaan, zonder in een saaie en gedetailleerde uiteenzetting te verzeilen.

Henry Toré geeft in sneltreintempo, maar in een vlotte en aangename schrijfstijl de levensloop van Ofres Nicolaas weer, een sociaal geëngageerd man en ongetwijfeld iemand met het hart op de juiste plaats. Hierdoor wordt het duidelijk dat de schrijver een getalenteerd verhalenschrijver is. Persoonlijk vind ik de proloog van twaalf bladzijden wel wat lang in verhouding tot de honderdzeventien bladzijden die het boekje telt. Toré slaagt er in om Ofres goed in beeld te brengen maar door de vaagheid over het politieke landschap, waartegen hij zich keerde, ben ik toch wat op mijn honger blijven zitten.

Henry Toré, ik denk dat er meer in dit verhaal zit.

*crack
**junk

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles