"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De eerste keer dat ik mijn hoed verloor

Vrijdag, 17 maart, 2017

Geschreven door: Sidonie Gabrielle Colette
Artikel door: Ger Leppers

Zelfportret van Colette in verhalen en interviews

[Recensie] Een echte autobiografie heeft Sidonie Gabrielle Colette (1873-1954)  nooit geschreven. Dat is jammer. Ze had namelijk een bewogen en avontuurlijk bestaan en beschikte over een gouden pen. Haar generositeit, sensualiteit en levendige belangstelling voor mensen van allerlei slag  leidden tot een tumultueus leven, waarin ze na elk malheur als een duikelaartje weer overeind kwam.

Na een gelukkige jeugd op het platteland van de Bourgogne trouwde ze jong met de veel oudere schrijver Willy.  Hij bleek een boemelbaron die niet schroomde haar eerste schrijfsels onder zjjn naam uit te geven.

Moulin Rouge

Colette kreeg een lesbische verhouding met de markiezin de Morny bijgenaamd Missy. Samen speelden ze in pantomimestukken die opzien baarden, Rêve d’Egypte, dat werd opgevoerd in de Moulin Rouge, is in 1907 zelfs verboden. Nadat Colette gescheiden was van Willy en een streep had gezet onder haar verhouding met Missy, hertrouwde zij met de journalist en politicus Henry de Jouvenel, Ze kreeg van hem een dochter, maar begon  ook een relatie met zijn vijfentwintig jaar jongere zoon Bertrand – die daar in zijn latere leven met grote dankbaarheid op terugzag.

Boekenkrant

Ondertussen schreef Colette gestaag voort: romans, journalistiek werk, het libretto voor Maurice Ravels opéra-fantaisie  L’Enfant et les sortilèges. Ze werd benoemd tot ridder in de orde van het Legioen van Eer en later bevorderd tot grootofficier, en begon in 1925 aan haar laatste huwelijk, met de zakenman en schrijver Maurice Goudeket.

De onvermoeibare Colette, die inmiddels als voorbeeld gold van de Franse elegantie en esprit, opende in de jaren dertig ook nog een schoonheidssalon in Parijs. Haar laatste jaren was de schrijfster aan bed gekluisterd in haar appartement in het Palais-Royal in Parijs.  Na haar overlijden kreeg Colette in 1954 als eerste vrouw in de Franse geschiedenis een staatsbegrafenis.

Zoals gezegd, Colette heeft geen boek nagelaten waarin ze een overkoepelende visie geeft op haar turbulente leven. Wel beschikken we over Sido, een mooi tuiltje herinneringen aan haar jeugd en haar moeder. Maar voor ons Nederlanders is er nu goed nieuws. Kiki Coumans heeft met volhardende speurzin uit boekfragmenten, documenten en journalistieke stukken waarin Colette over haar doen en laten vertelt, een Privédomein-deeltje samengesteld en met merkbare liefde vertaald. Wie zou trouwens ook niet houden van het lichtvoetige, zeer zorgvuldige proza van deze schrijfster? Het gevolgde procedé heeft als voordeel dat je allerlei mooie parels bij elkaar kunt zetten, en als nadeel, zo men wil, dat een rode draad of alomvattende opzet ontbreekt.

Colette had een scherp oog voor de natuur, en kende al wat groeit bij naam en toenaam. Lezers met weinig verstand van planten en bloemen doen er misschien goed aan een flora bij de hand te houden. Maar je kunt ook, zoals ik gedaan heb, je eenvoudigweg laten meeslepen door de muziek van de plantbenamingen en bewondering voor het scherpe oog van de schrijfster, dat eenheid brengt in de diversiteit van al deze stukken.

WOI

De observaties van dierengedrag zijn eveneens heel precies. Zoals deze beschrijving van een bij, die de schrijfster op een koude aprildag op een Parijs’ trottoir aantrof: “Ze was de moed verloren en bewoog zwakjes, liggend op haar rug. Ik pakte haar op en ‘blies haar warm’, zoals kinderen dat noemen. Ze begon weer te bewegen en ik nam haar mee naar huis, waar vuur en bloemen waren. Op de bloemenkroon van een wilde appelboom vouwde ze zich open, controleerde al haar pootjes en opende haar vleugels. Maar ze dronk pas suikerwater nadat ze eerst minutieus haar toilet had gemaakt. De beweginkjes waarmee ze zichzelf schoonlikte en gladmaakte deden me aan katten en vogels denken. Daarna rustte ze uit, leek – voor mijn weinig verfijnde mensenogen – te slapen en met schokjes te dromen. Buiten sloeg de hagel tegen de ruiten; de lente was weer dichtgegaan. De gesterkte maar onrustige bij draaide zorgelijk haar antennes en bolle oogjes naar de schemering… Ik kon niets voor haar doen en gaf haar de genadeklap, een mooier cadeau kon ik niet bedenken…”

Spijtig is het dat de Eerste Wereldoorlog, die in het leven van alle Fransen zo’n diepe sporen achterliet, hier maar kort aan bod komt. De artikelen over het clandestiene verblijf van Colette aan het front in Verdun, waar ze haar gemobiliseerde echtgenoot opzocht, behoort tot de hoogtepunten van het boek, en doet verlangen naar meer. Jammer is ook dat de vele mensen in het leven van Colette hier vaak schimmen blijven.  Dat verrast enigszins, bij een schrijfster die in haar romans juist steeds zo’n subtiel psychologe is. We moeten het hier voornamelijk doen met een afstandelijk-boos portret van Willy en wat anekdotes over Proust, Debussy en Sarah Bernhardt. Het boek bevat verder mooie teksten over een reis per zeppelin, het proces tegen een moorddadige hoerenmadam in Algerije, een scheepsreis naar New York, een artikel over haar katten (Colette had er in de loop van haar leven meer dan vijftig), en fraaie beschrijvingen van de Provence en vooral van het Palais-Royal, dat schitterende gebouw met cafés en theaters en een parkachtige binnentuin in het hart van Parijs. In haar laatste jaren genoot de schrijfster er intens van haar lekkend, rondom inzakkend, maar ruim en licht appartement. “Het is pure betovering die ons hier houdt en die in het centrum van Parijs alles bewaart wat langzaam aftakelt en blijft, wat bezwijkt en toch niet van zijn plaats wijkt.”

“Op je negenenzeventigste min een kwart,” concludeert Colette aan het eind van haar leven, “heb je nog altijd plannen, en ook mij ontbreekt het er niet aan. Zo ben ik van plan nog een tijdje te blijven leven, mijn lijden op een waardige manier voort te zetten – dat wil zeggen zonder veel ophef of rancune -, te lachen als er reden toe is, te beminnen wie mij liefheeft, en alles netjes achter te laten, zowel mijn bankrekening als de la met oude foto’s, en zowel het schaarse linnengoed als de weinige brieven.

Zorgvuldig zijn, klaar zijn, op orde zijn, komt allemaal op hetzelfde neer.”

En ze besluit met de woorden: “Ik heb me onderweg in ieder geval goed vermaakt.”

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur: