"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De eeuwige nar

Zondag, 11 april, 2021

Geschreven door: Frank G. Bosman
Artikel door: Bert Altena

Pleidooi voor kloosterleven

[Recensie] Ter gelegenheid van het 900 jarig bestaan van de Norbertijnerorde, schreef cultuurtheoloog Frank Bosman een essay om de kwijnende gemeenschap van religieuzen een hart onder de riem te steken. “Jullie lijken wel gek, om in deze moderne tijden volop mogelijkheden voor zelfontplooiing te kiezen voor een leven in gehoorzaamheid en van gedwongen armoede, celibaat en gemeenschap. Maar dat wereldvreemde is precies je kracht. Blijf lekker gek, zorg dat de vlam van de dwaasheid niet dooft,” is zijn montere boodschap voor de premonstratenzers. Want alleen zo blijf je getuigen van de Koning der dwazen, Christus zelf.

Dus in plaats van een kloek gedenkboek, waarin de geschiedenis van de orde wordt verteld en de hoogte- en dieptepunten worden gememoreerd, een lekker kort en dwars pleidooi. Bosman maakt een snel rondje langs de vele dwazen in Bijbel (de profeten, Jezus) en traditie. Van een profeet die met een hoer moet trouwen (Hosea) of een collega die zijn eten moet koken op koeienstront (Ezechiël) tot een koning die op een ezel rijdt. “Jezus is de anti-koning, of beter nog, de omgekeerde koning, een man verkleed als koning op een tweeduizend jaar oude carnavalszondag” (p. 70). Het carnaval is overigens nooit ver weg in dit vrolijke essay. Wat wil je ook bij een orde waarvan een van de belangrijkste wapenfeiten de kunst van het bierbrouwen is. Het gedrag van orthodoxe dwazen uit de na-Bijbelse traditie, als Basilius en de heiligen Simeon en Andreas is zo mogelijk nog meer bizar. Daar steken de ‘westerse’ religieuze dwazen als Franciscus (Gods jongleur) en Benedictus bleekjes bij af.

De ordestichter, Norbertus van Xanten, komt overigens niet voor in de bonte narrenstoet die Bosman schetst. Maar dat verhindert hem niet om de jubilerende norbertijnen de wijsheid van de dwazen als lichtend voorbeeld voor te houden:

“De religieuze gemeenschap laat zien dat er een ander soort leven nodig is. Een leven dat niet gericht is op economische groeimodellen, gelikte reclamecampagnes of winstmaximalisatie. De arme religieus steekt een beleefde doch duidelijke middelvinger op naar een maatschappij die elke relatie in geld wil uitdrukken omdat ze anders letterlijk niet meer in staat is ergens de waarde van te begrijpen. De religieus heeft daarom ook niets te verliezen (…) Hij is vrij, vrij om te zijn wie hij is” (p. 121).

Boekenkrant


Lekker puh.

Eerder verschenen op Bert Altena