"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Friezen

Woensdag, 30 mei, 2018

Geschreven door: Luit van der Tuuk
Artikel door: Wouter van Dijk

Een geschiedenis van Frisia

[Recensie] Historicus Luit van der Tuuk, veelschrijver over het nu Nederlandse grondgebied in de Middeleeuwen, heeft met dit boek in feite een geschiedenis van het Nederlandse gebied tot en met de vroege middeleeuwen geschreven. De titel moet dan ook niet gelezen worden als betrekking hebbend op de bewoners van het huidige Friesland en/of West-Friesland. In de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen stond het gehele kustgebied van wat nu Nederland is bekend onder de naam Frisia. Van der Tuuk bespreekt in zijn boek alle aspecten van de geschiedenis van dit Friese gebied vanaf de eerste tekenen van bewoning tot het einde van de laatste Deense Vikingmachthebbers in de regio. De toenemende invloed van de Franken vanuit het Zuiden in de loop van de tijd speelt vanzelfsprekend een belangrijke rol.

De auteur begint zijn monografie met een schets van de geologische toestand van het gebied en bespreekt de sporen van bebouwing die de vroegmiddeleeuwse bewoners hebben achtergelaten. Woonvormen en bestaanswijzen van deze pioniers worden door hem uiteengezet. Na het landschap van Frisia en haar bewoning geïntroduceerd te hebben richt Van der Tuuk zich op de eerste geschreven bronnen die over de kustbewoners bekend zijn. Deze zijn uiteraard afkomstig van de Romeinen. De problemen die de Romeinen ondervonden in het Friese kustgebied komen uitgebreid aan bod, evenals de Friese en Bataafse opstanden. Aan het eind van de Romeinse periode raakten de kustgebieden ontvolkt, in de vierde eeuw woonde er bijna niemand meer in de noordelijke kustregio. Pas in de vijfde en zesde eeuw werden de noordelijke kwelders opnieuw gekoloniseerd. Door Van der Tuuk worden twee migratiegolven onderscheiden, waarvan de eerste vooral Angelsaksisch en de tweede meer Scandinavisch was. Deze groepen vermengden zich met de achtergebleven bevolking. Materiële resten uit deze periode, de vijfde en zesde eeuw n.Chr., laten grote overeenkomsten zien met Zuidoost-Engeland waar de Angelen en Saksen zich in deze periode vestigden. Krijgsheren bonden een clientèle van volgelingen door het uitdelen van geschenken en verhoogden zo hun sociale status en hun aanzien binnen hun Gefolgschaft. De uitwisseling van geschenken met andere leiders was een ander aspect van deze gift-economy.

Terloops ontkracht Van der Tuuk de mythe van de ‘Friese vrije samenleving’. De Friese samenleving bestond uit edelen, vrijen en horigen, waarbij de edelen de tijd om te besturen kregen doordat de horigen als onvrijen hun land moesten bewerken. Het houden van slaven was gebruikelijk, net als bij andere Noordwest-Europese volken in deze tijd. Bijzonder interessant is ook de passage in het boek over een mogelijke Friese migratie naar Zuid-Engeland in de vierde eeuw na Christus, en dus vóór de Angelen, Saksen en Juten. Dit vraagt om nader onderzoek.

De strijd tussen de Friese koning/aanvoerder Radbod en de Franksische hofmeier Pippijn van Herstal wordt boeiend door Van der Tuuk voor het voetlicht gebracht. Radbod wist gedurende lange tijd, van het einde van de zevende eeuw tot zijn dood aan het begin van de achtste eeuw, de voortgaande Frankische expansie te weerstaan. Na Radbods dood kon Karel Martel echter vrij snel en eenvoudig diep doordringen in het Friese gebied boven de Rijn. Door Karel de Grote werd ook Oost-Frisia onderworpen, evenals het opstandige Saksen. Na de dood van zijn zoon Lodewijk de Vrome verslapte de Frankische greep op Frisia door een interne machtsstrijd tussen zijn zonen. In Lotharingen, het Middenrijk, werden door de daar regerende koning Lotharius, één van de drie zonen van Lodewijk de Vrome, Deense krijgsheren aangesteld om het gebied te beschermen en te handhaven voor Lotharius. Na diens dood werd Frisia een speelbal in de strijd tussen de Oost- en West-Frankische koningen. In 885 slaagde Karel III de Dikke erin de Deen Gudrödr die zich in het huidige Kennemerland genesteld had, met een list in de val te lokken en te doden. Hiermee kwam een eind aan de Deense invloeden in Frisia. Gudrödr werd opgevolgd door graaf Gerulf, de stamvader van de latere machtige Hollandse gravendynastie van de Gerulfingen.

Hereditas Nexus

De prominente rol die het water speelde in de geschiedenis van Frisia wordt in Van der Tuuks relaas zonder meer duidelijk. Het water speelde een verbindingsrol voor de handel maar leidde ook tot versnippering van territoria, waardoor het lastig was een centraal gezag te vestigen in het gebied. Dit was één van de redenen waarom Frankische invloed beperkt bleef. De Friezen behielden op deze wijze lange tijd een ‘status aparte’. Door hun geografische positie konden ze uitgroeien tot de vrachtvaarders van Noordwest-Europa. Het water zorgde tevens voor een gebrekkige ontwikkeling van het hofstelsel en een zwakke positie van het landsheerlijk gezag. Ook kon zich vanwege de praktische bezwaren tegen afdracht in natura een geldeconomie ontwikkelen, die de handel ten goede kwam. Concluderend kan wel gesteld worden dat het Fries gebied zeker geen eenheid was, het was etnisch verdeeld, en het waren voornamelijk de zee en het water die de kustbewoners tot een eenheid maakten. Dit weet Van der Tuuk als geen ander over te brengen. Hij heeft met zijn boek dan ook op prachtige wijze bijgedragen aan weer wat meer kennis over de nog altijd onderbelichte eeuwen uit onze vroege geschiedenis.

Eerder verschenen op Hereditas Nexus

Boeken van deze Auteur: