"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De gestoorde geest

Maandag, 1 oktober, 2018

Geschreven door: Eric Kandel
Artikel door: Marnix Verplancke

Volksziekte nummer 1

Een op drie wordt wel eens geconfronteerd met een psychische stoornis en een op tien is depressief. Johann Hari gaat op zoek naar de maatschappelijke oorzaken en Eric Kandel haalt er een scanner bij. Zo’n kronkel in de hersenen, die praat je er toch gewoon uit, toont hij.

[Recensie] Hij had gedroomd van zonnen op goudgele Spaanse stranden, baden in cultuur in het Louvre en nadien tafelen in grandioos lekkere Italiaanse restaurants, maar toen de Londense Johann Hari op zijn achttiende dan eindelijk die grote Europa-reis maakte ging het er wel even anders aan toe. Hij lag te huilen op het strand in Barcelona, stond te janken op de Matterhorn, barstte in tranen uit in een Venetiaanse gondel en stond te grienen als een klein kind in het Praagse huis van Kafka. Ok, besefte hij, hij had net zijn eerste blauwtje gelopen, maar was dat nu niet wat overdreven?

Antidepressiva

Natuurlijk, net zoals het niet gewoon was dat hij ook voor hij op reis vertrok iedere dag wel een keer huilde. Dus ging hij naar de dokter die zei dat hij aan een depressie leed en hem meteen antidepressiva voorschreef. Hari nam die netjes, merkte hoe hij steeds zwaardere doses kreeg en als gevolg daarvan steeds heviger ging zweten, maar zich echt beter voelen deed hij niet. Toch ging hij door met pillen slikken, dertien jaar lang, tot hij ervan overtuigd was dat ze in feite niet werkten.

Boekenkrant

Depressie is het grootste psychisch probleem van onze tijd. Een paar dagen geleden haalde de aandoening de krantenkoppen met het heuglijke nieuws dat het aantal landgenoten [Belgen/red.] dat antidepressiva voorgeschreven krijgt vorig jaar voor het eerst sinds 2007 is gedaald, van 1.202.040 naar 1.199.586. Een te verwaarlozen daling dus, want nog steeds zit meer dan een tiende van de Belgen aan de antidepressiva, en daar horen dus ook ministers bij, zoals Sven Gatz vorige week in Gert Late Night verklapte. Erg, denk je dan, maar wanneer je weet dat het aantal depressies dat tot zelfmoord leidt ontstellend hoog is, ga je pas echt de omvang van deze epidemie beseffen.

Cortisol

Traditioneel wordt gesteld dat depressie het gevolg is van een tekort aan serotonine in de hersenen, waardoor de bijnieren cortisol gaan produceren, het belangrijkste stresshormoon in ons lichaam. Dat hormoon zorgt ervoor dat er synaptische verbindingen vernietigd worden tussen neuronen in de hippocampus, het gebied dat belangrijk is voor het opslaan van herinneringen. Het gevolg daarvan is emotionele vervlakking en geheugen- en concentratieproblemen.

Biologisch zal dat wel kloppen, merkt Johann Hari op in Verbinding verbroken, De ware oorzaken van depressie en de onverwachte oplossingen, maar een mens is meer dan biologie. Hij is ook een sociaal agerend wezen en dat sociale oefent een grote invloed uit op het biologische. Of om het anders uit te drukken: dat serotoninetekort zal er wel zijn, maar waardoor ontstaat het? Dus ging Hari op zoek naar mogelijke verklaringen en stuitte daarbij op een onderzoek, uitgevoerd door de sociale wetenschappers George Brown en Tirril Harris in de Zuid-Londense arbeiderswijk Camberwell. Zij volgden een tijd lang ongeveer vijfhonderd vrouwen uit die wijk, interviewden hen en waren vooral geïnteresseerd in grote stresserende gebeurtenissen uit het recente verleden. Wat ze vonden was verbluffend. Van de vrouwen die geen depressie ontwikkelden had ongeveer een vijfde in het jaar ervoor een significante negatieve ervaring meegemaakt. Bij vrouwen met een depressie lag dat cijfer op 68 procent. En ook eenzaamheid bleek een bepalende factor. Bij proefpersonen zonder partner of geliefden steeg dat cijfer tot 75 procent. Brown en Harris ontdekten dat drie soorten factoren aan de basis liggen van depressie: biologische, psychologische en sociale, wat sindsdien het bio-psycho-sociale model wordt genoemd.

Depressie – en de stress die eraan ten grondslag ligt – had heel veel te maken met het verbreken van sociale verbindingen, onthield Johann Hari uit het onderzoek en hij ging op zoek naar welke verbindingen precies. Hij vond er negen, die stuk voor stuk typisch zijn voor onze manier van leven die veel stress en weinig voldoening oplevert. Uit een Gallup opiniepeiling waar miljoenen mensen uit 142 landen aan meewerkten blijkt bijvoorbeeld dat slechts 13 procent zich werkelijk betrokken voelt bij zijn of haar werk. Hoe afstompender en onbelangrijker je job, hoe meer kans je loopt in een depressie te belanden, zo blijkt.

Depressie-epidemie

Hari is niet alleen opgeleid in de sociale wetenschappen, hij is ook nog eens een keigoed journalist die door Amnesty International UK al twee keer tot journalist van het jaar is gekroond. Dat merk je. Verbinding verbroken is geen droog en saai vehikel dat je meeneemt in zware en moeilijk te begrijpen theorieën. Hari neemt je integendeel mee de straat op, naar een groepje internetverslaafden bijvoorbeeld, die in multi-player games het sociale contact terug proberen te vinden dat ze in het echt verloren zijn. Intens eenzaam zijn veroorzaakt een cortisolopstoot in de hersenen die even groot is als wanneer we zomaar door een onbekende geslagen zouden worden, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Dat we de verbinding met andere mensen verloren zijn is dus significant voor de huidige depressie-epidemie, net zoals ons materialisme trouwens, dat stoelt op het najagen van uiterlijke junkwaarden. Veel bezitten maakt je niet gelukkig. Het levert stress op, omdat je buur altijd nog meer bezit dan jij.

Status is dus heel belangrijk in onze maatschappij. Hari haalt er de bekende baviaandeskundige Robert Sapolsky bij om aan te tonen hoe negatief dat statusbewustzijn wel werkt. Een troep bavianen wordt altijd gedomineerd door een alfamannetje. Hij kiest de mooiste en vruchtbaarste vrouwtjes eruit en geeft zijn rivalen een flink pak rammel wanneer zij in de buurt van die schoonheden durven te komen. Zolang geen van die mannetjes het in zijn hoofd haalt de versiertoer op te gaan leidt zo’n alfadier een stressloos leven. Alleen worden ook bavianenmannetjes ouder natuurlijk, dus op een gegeven moment maakt een jonge rivaal zijn opwachting. Van dan af zet de nimmer aflatende stress in. Niet alleen moet het alfamannetje op zijn hoede zijn voor een aanval, uiteindelijk delft hij het onderspit en nemen alle andere mannetjes die hij de voorbije jaren onder de knoet wist te houden wraak. De baviaan gaat ten onder aan de stress, wordt depressief en verlaat niet veel later de troep. Moraal van Sapolsky’s verhaal, en van heel wat wetenschappelijk onderzoek bij mensen ook: hoe ongelijker een samenleving, hoe meer de leden ervan geplaagd zullen worden door psychische aandoeningen, en dus ook door stress en depressie.

In een tweede deel van zijn boek gaat Hari dieper in op manieren om de verbroken verbindingen te herstellen. Hij geeft voorbeelden van zinvol werk, volgt Rutger Bregman in zijn pleidooi voor een basisinkomen en laat zich eindeloos gaan in een hoofdstuk over meditatie. Misschien dat deze jongen daar iets te nuchter voor is, maar met heia howa Hare Krishna gaan we de wereld niet redden. Beetje teleurstellend dus, Hari’s alternatieven voor ons huidige deprimerende manier van leven. De man wil al te veel een brenger van goed nieuws zijn en iets te weinig de strikte sociale wetenschapper. Soms gaat hij daarbij ook wel eens uit de bocht, zoals wanneer hij beweert dat de psychiatrie een zuiver biologische en dus farmaceutische kijk zou hebben op depressie.

Nobelprijs

Om precies te weten te komen wat die psychiatrie denkt, namen we er De gestoorde geest, Wat ongewone hersenen ons vertellen over onszelf bij, van Eric Kandel, een Amerikaanse winnaar van de Nobelprijs Geneeskunde. In dat boek geeft hij een overzicht van de verschillende psychische aandoeningen die er zijn, telkens met vermelding van oorzaken en behandelingsmogelijkheden, van autisme over schizofrenie en dementie tot verslaving. Zoals van een psychiater verwacht mag worden, legt hij inderdaad de nadruk op wat er in de hersenen gebeurt, en beschrijft hij dit op een ongekend duidelijke en trefzekere manier, waarbij hij genadeloos afrekent met fabels en legendes. Dat er een correlatie zou bestaan tussen geestesziekte en creativiteit wijst hij bijvoorbeeld rechtstreeks naar de prullenmand. Een romantisch verhaaltje zegt hij. Vincent van Gogh, Jack Kerouac en Brian Wilson waren inderdaad artistiek begaafd, maar dat was ondanks hun psychische toestand en niet dankzij. Creativiteit maakt gewoon een essentieel deel uit van de menselijke natuur en je wil gewoon niet zien wat de meeste gekken op papier of doek zetten.

Kandel is een psychiater. Het is dus logisch dat hij zich op fysieke fenomenen concentreert en niet op de eventuele oorzaken ervan. Hersenen dus in plaats van verbroken sociale verbindingen. Maar aan Hari’s cliché dat hij alleen aan pillen zou denken, voldoet hij hoegenaamd niet. Wanneer hij het over depressie heeft, geeft hij bijvoorbeeld grif toe dat slechts een minderheid van de patiënten echt iets heeft aan medicijnen en dat de beste remedie een combinatie is van antidepressiva en gesprekstherapie. Waarom dit precies zo is, kan de hersenwetenschap nog niet van naaldje tot draadje uitleggen, maar dat die gesprekstherapie wel degelijk iets verandert in de hersenen is duidelijk. Dat tonen ons beelden uit de scanner. Net zoals een Londense taxichauffeur zijn hersenen verandert door het hele stratenplan van die stad uit het hoofd te leren, praat een depressief iemand de kronkels uit zijn brein tijdens een sessie gesprekstherapie.

Kandels strikt fysiologische kijk op psychische stoornissen heeft een belangrijk sociaal gevolg, aldus de psychiater. Het gaat heel wat leed tegen omdat het moralistische benaderingen van ziekten uitsluit. Zo kwam psychoanalyticus Bruno Bettelheim midden twintigste eeuw met het idee dat autisme veroorzaakt werd door koelkastmoeders. Hun afkeer van emotionele en fysieke toenadering zou van hun kinderen ijskoude autisten maken. Dat tienduizenden moeders van autistische kinderen het slachtoffer geworden zijn van deze theorie, hoeft wellicht geen betoog, want de psychologie had het nu ook echt aangetoond, wist de goegemeente, het was hun eigen schuld dat ze een autistisch kind hadden. Nee, zegt Kandel, dan is de neurologische kijk op psychische stoornissen, die in de hersenen kan aanduiden waardoor autisme ontstaat, een veel betere manier om naar de zaken te kijken.

Genderidentiteit

Een dergelijke verfrissende kijk heeft Kandel ook op seksuele differentiatie in de hersenen en genderidentiteit. Menselijke en dierlijke hersenen zijn biseksueel. Zowel de anatomische als de genderidentiteit komen al in de foetus tot ontwikkeling en verschillen soms van elkaar. De bedradingen voor mannelijk en vrouwelijk gedrag zijn allebei aanwezig in ons brein en welke geactiveerd wordt hang voor een groot deel af van feromonen. Daardoor kunnen mannelijke dieren opeens ‘vrouwtjesgedrag’ vertonen, of omgekeerd. Mannetjesmuizen hebben bijvoorbeeld de gewoonte kleintjes dood te bijten, behalve wanneer hun vrouwtje kleintjes heeft, dan zijn ze opeens heel vaderlijk. Vrouwtjesmuizen bestijgen elkaar dan weer om hun dominantie te tonen. Niets is dus zwartwit. Ons brein is geen blok beton, maar een plastische grijze massa gericht op haar eigen voortbestaan. De vaststelling dat genderidentiteit biologisch is, heeft trouwens ook sociale gevolgen, benadrukt Kandel. Wanneer transgenders zeggen dat ze als kind al wisten dat ze in het verkeerde lichaam zaten, iets wat ze trouwens allemaal zeggen, is dat dus geen illusie. Sociale omstandigheden oefenen daar geen enkele invloed op uit. Het in la Flandre profonde nog vaak gekoesterde maar misschien niet altijd even luidop geuite idee dat media-aandacht voor transgenders fout zou zijn omdat het jongeren ‘op het verkeerde spoor zou zetten’, is dus volstrekte onzin.

Over transgenders heeft Johann Hari het niet in zijn boek, maar hij heeft het wel over de biologische oorzaken van depressie. Natuurlijk zijn die er, schrijft hij. Depressie is bijvoorbeeld genetisch bepaald. Wanneer de ene helft van een eeneiige tweeling aanleg heeft voor depressie is de kans 50 procent dat dit ook voor de ander helft geldt. De aanwezigheid van een bepaalde variant van het gen 5-HTT maakt dat we een veel groter risico lopen om depressief te worden. Maar dat is enkel de aanleg. Of iemand met die variant ook echt depressief wordt, hangt af van de omgeving. Al bij al, schat Hari, is slechts 1 procent van de depressies aan biologische factoren te wijten, de andere 99 aan psychologische en sociale.

En ook met de sociale gevolgen van Kandels objectief-wetenschappelijke kijk op depressie heeft hij het moeilijk. Door alles te reduceren tot neurologie legt de mens zich neer bij het bestaande, beweert hij. Wat zouden we ons inzetten om mensen betere leef- en werkomstandigheden te bezorgen? Depressief worden ze toch, bewijst de neurologie. De psychiatrie is een bijzonder conservatieve tak van de psychische zorgverstrekking die zich laat misbruiken door het neoliberale kapitalisme, schrijft Hari. Wanneer mensen ziek worden moeten ze zo snel mogelijk opgelapt worden om opnieuw efficiënt mee te draaien. Je moet vooral geen moeilijke sociale vragen stellen, want dan raakt alles uit balans.

Kwetsbaarheid

Dat deze louter neurologische visie op depressie steeds meer gecontesteerd wordt, mag ook blijken uit de officiële verklaring van de V.N. vorig jaar op Wereldgezondheidsdag. Daarin werd gesteld dat het heersende biomedische verhaal over depressie gebaseerd is op vooringenomenheid en selectief gebruik van onderzoeksresultaten. Hoewel medicatie een rol kan spelen in de behandeling van depressie, mag deze volgens de V.N. niet louter gebruikt worden om symptomen te behandelen die nauw verband houden met maatschappelijke problemen. We moeten de focus verleggen van een chemisch onevenwicht naar een machtsonevenwicht, en daar iets aan doen, aldus de V.N.

Door depressie te zien als het gevolg van onze cultuur die een onevenwichtig leven oplegt, ga je iedere vorm van schuld en boete uit de weg, besluit Hari zijn boek. Het kan iedereen overkomen. “Depressie is niet iets vreemds,” schrijft hij, “Het is een universele, menselijke bron van kwetsbaarheid.” En ook ministers blijken daar vatbaar voor.

Eerder verschenen in De Morgen