"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De geur van medeplichtigheid

Dinsdag, 1 maart, 2011

Geschreven door: Jacques Hendrikx
Artikel door: Rein Swart

Over de vrijheid die de mens dag en nacht bezighoudt

Er zijn schrijvers die de pen als veer hanteren en met zwierige gebaren een mooi verhaal vertellen. Anderen gebruiken hem om in de diepte van de menselijke ziel te boren en te zoeken naar het waardevolle dat daar verborgen ligt. Een typisch vertegenwoordiger van de laatste soort is Jacques Hendrikx, die samen met Hans Münstermann het schrijversduo Jan Tetteroo vormde.

Meteen valt de zorgvuldige wijze op, waarmee Hendrikx formuleert. Als een filosoof kiest hij zijn woorden. Hij weegt, zoekt en herneemt, bijvoorbeeld als het gaat over het mededogen tussen moeder en kind, en eindigt soms met een ferme uitspraak, zoals over boeken die kwaad aanrichten. ‘Als er ergens een bron van vooroordelen lag opgeslagen, een welhaast onuitputtelijke bron van vooroordelen die steeds weer onder de aandacht werd gebracht, dan waren het de geschriften, de boeken.’

In de proloog van de geur van medeplichtigheid zoomen we in op een gebied waar zich sinds de ijstijd vruchtbare, later in het boek ook wel ‘geil’ genoemde leem heeft afgezet. Dat was op de lijn Amsterdam – Nijmegen waar de steenfabrieken staan. Hendrikx vergelijkt stenen met mensen. Hompen leem staan symbool voor menselijke wezens:

‘Onder druk komen wij tot stand. Dat kan niet anders. Geen enkele beschaving kan ontstaan zonder druk. En wij zijn beschaving. Er is over ons nagedacht, er is iemand die iets in ons gezien heeft, iemand met een bedoeling met ons.’

Pf

Hij sluit af met een homp die uitgedroogd is maar met een paar druppels water weer de veer– en de kneedkracht krijgt tot ze in het vuur gebakken wordt. Naast de wet van de entropie, die alles met druk te maken heeft is er de wet van de hittekracht. Deze staat plompverloren genoemd tussen de uitleg van de eerste wet, maar blijkt ook zeer belangrijk: de hitte zal Gabriël veranderen.

Gabriël is de directeurszoon van de steenfabriek en woont in een rooms-katholiek dorp. Zijn moeder heeft uitgesproken, dogmatische opvattingen en houdt niet van overleg. Ze mocht niet studeren en besloot daarom uit koppigheid te blijven zoals ze was. ‘Dan zullen jullie me moeten nemen zoals ik ben, een heel leven lang. Geen spat zal ik veranderen.’ Zijn vader, de koning van de steenfabriek, deed zijn werk niet, hij droeg het. ‘Iets dragen betekent op een natuurlijke manier verantwoording nemen. […] Zijn vader droeg die fabriek.’

Gabriël is misdienaar en voert ons terug naar het rijke roomse leven met de vastentijd, die een stuwing van de fantasie teweegbracht. Gabriël observeert graag, stelt vragen, zit het liefst in een uitkijkpost en neemt niets voor zoete koek aan. ‘Jezelf even terugtrekken uit je eigen biotoop en nauwkeurig registeren wat voor boodschappen en berichten er in de lucht hingen,’ noemt hij dat zelf.

Het verhaal begint in het bejaardentehuis, waar Gabriël bij zijn moeder op bezoek is en haar ondervraagt over hun gezamenlijke verleden. Zij moet daar niet zoveel van hebben.

‘En ze keek naar hem alsof ze hem voor de eerste keer zag, alsof hij zojuist geboren was, zo zat ze te kijken. Elk detail nam zij in zich op, elke trek in zijn gezicht. Scherp wilde ze zijn reacties registreren en die opslaan in haar geheugen. Alsof ze nooit eerder de kans had gekregen hem eens rustige te bekijken.’

Tussen Gabriëls onderzoekingen door is een mooi nevenverhaal geweven over een opa die een leeg aquarium in zijn kamer heeft staan, waar ooit een slang in zou moeten huizen. Opa, die altijd de rust en kalmte in het kwadraat is, omdat men daarmee het verste komt, vertelt aan Gabriël het hele verhaal: vijf jaar daarvoor reisde hij met aflegster Gemma en een koffer met multi-focale brillen, waarmee je alles scherp kon zien, naar de inlanden van Afrika. De conclusie van opa is tenslotte: ‘Het gaat erom in het leven te staan, zo in harmonie te zijn, zo in evenwicht te verkeren dat je te allen tijde nee kunt zeggen.’

Het verhaal is naar goed filosofisch gebruik in een eenvoudige taal opgesteld, die voor iedereen begrijpelijk is en die mooie beelden bevat zoals de slang van opa, die verwant is aan de slang uit het paradijs. Inhoudelijk gaat het vooral over de opvoeding. De originele visie daarop maakt De geur van medeplichtigheid tot een verslavende leeservaring. De borende manier waarop Hendrikx zijn onderwerp behandelt legt veel bloot over een onderwerp waarvan ik dacht dat het meeste er wel over was gezegd, maar waarover nog zoveel na te denken is: over de verhouding tussen ouders en kinderen, over opvoeden en respect, maar vooral over de vrijheid, die de mens dag en nacht bezighoudt, die moet worden opgeofferd om te worden verkregen. ‘De wereld is van jou.’ Die gedachte had Gabriël van zijn ouders niet meegekregen. Opgevoed worden was voor hem doen wat er gezegd wordt. Omdat die praktijk hier en daar nog steeds wel uitgeoefend wordt, vormt De geur van medeplichtigheid een welkome les voor ieder mens, die de vrijheid liefheeft.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.