"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De gezichten

Vrijdag, 18 maart, 2022

Geschreven door: Tove Ditlevsen
Artikel door: Dietske Geerlings

“Stemmen vanuit leidingen en luchtroosters”

[Recensie] Al in 1968 schreef de Deense Tove Ditlevsen De gezichten. Als huisvrouw uit een arbeidersmilieu met vier gestrande huwelijken achter de rug en een neiging tot drugsverslaving, werd ze destijds in literaire kringen niet echt voor vol aangezien, ook al had ze vele fans. Inmiddels wordt haar werk herontdekt en in veel landen uitgegeven. In 2020 verscheen bij Das Mag al haar Kopenhagen-trilogie. De gezichten is nu haar eerste roman die in het Nederlands is vertaald. Schijn en werkelijkheid lopen door elkaar in deze roman, waarin de lezer opgesloten zit in het hoofd van een vrouw die op de rand van de waanzin balanceert.

Het hoofd is van kinderboekenschrijfster Lise Mundus. Omdat ze al een poos geen literaire prijzen heeft gekregen, begint ze aan zichzelf te twijfelen. Het lukt haar niet meer iets op papier te krijgen en ze begint de mensen om haar heen te wantrouwen. Ondertussen vraagt de lezer zich af in hoeverre haar argwaan terecht is: is haar echtgenoot Gert inderdaad jaloers op haar succes en legt hij het daarom aan met de huishoudster Gitte, die ook nog eens dubieuze invloed heeft op Lises kinderen? Ze hoort stemmen en ziet de gezichten om haar heen vervormen. Als ze een overdosis pillen heeft geslikt, wordt ze opgenomen in een kliniek om tot rust te komen, maar daar breiden haar angst en wantrouwen zich alleen maar uit:

“Ze draaide zich angstig op haar andere zij zonder te antwoorden. Daar lag nog een ezelshoofd naar haar te staren. Ze ging op haar rug liggen en keek naar het plafond terwijl de angst door haar hoofd vibreerde. Er bestonden, dat wist ze, instituten vol verminkte en griezelige menselijke schepsels die aan het oog van de wereld werden onttrokken, die leefden en stierven zonder dat iemand hen ooit zag, behalve het personeel. Was ze naar zo’n plek gebracht?”

Terwijl dokters en verpleegkundigen haar liefdevol lijken te benaderen, hoort zij vanuit haar kussen, via leidingen of luchtroosters de stemmen van Gitte, Gert of haar kinderen. Ze vraagt zich af of ze wel terug wil naar huis, of ze niet beter op een gesloten afdeling kan leven in haar eigen wereld.

Boekenkrant

Echt ‘duister’, zoals op de achterflap staat vermeld, kun je de roman echter niet noemen. Heel af en toe bekruipt je het gevoel alsof je een ouderwets kinderboek leest, afgezien van het onderwerp dan. De stijl is bijzonder eenvoudig en laat weinig aan de verbeelding over. Omdat er steeds keurig bij staat dat Gitte vanuit het rooster praat, weet je als lezer dat Lise aan waanbeelden lijdt. Schijn en werkelijkheid zijn dus moeiteloos van elkaar te onderscheiden. Soms krijg je zelfs nog doodleuk een uitleg van wat allang duidelijk was: “Ze dacht aan de ezelvrouwen achter de gesloten deur en besefte dat ze dingen had gezien die niet echt waren.” Dat is jammer, want het zou spannender zijn als je als lezer geen vat zou kunnen krijgen op de wereld om haar heen. Dan zou je immers meer de ervaring beleven van iemand die zich daadwerkelijk op de rand van krankzinnigheid bevindt.

Ditlevsen gebruikt veel beeldspraak, maar ook die is soms tenenkrommend simpel: “Bang en gefascineerd staarde ze naar het bruine medicijnpotje, terwijl de werkelijkheid achter haar verdween als bij iemand die op een perron staat wanneer de trein wegrijdt.” Dat zou ook aan de vertaling kunnen liggen, maar erg verheffend is het niet.
Toch heeft het boek een bepaalde charme, zoals de auteur de patiënten beschrijft, die in te grote of te kleine jurken door de gangen wandelen:

“Ze steunden aarzelend met een hand tegen de muur die iets vooroverhelde, en ze wisten dat die op een dag met zijn gele en vergeten vermoeidheid op hen vallen en hen zou verpletteren. Ze hielden hun stemmen zo veel mogelijk binnen, omdat je er nooit zeker van kon zijn dat zo’n stem de weg terug zou vinden als je hem eenmaal had losgelaten. Het was het beste als je hem lichte en alledaagse woorden liet vormen waarin geen persoonlijke mening doorschemerde, woorden die door om het even wie konden worden gezegd.”

Het zijn de plekken waar de verteller even afstand neemt en de ironie zegeviert. Dat is Ditlevsen op haar best.

Eerder verschenen op Tzum

Boeken van deze Auteur: