"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De humeuren van meneer Utac

Vrijdag, 7 december, 2018

Geschreven door: Guilherme Mendes da Silva
Artikel door: Ger Leppers

Romans uit het Portugees

Wie vertaalt nog uit het Portugees, als de studierichting in Utrecht straks verdwijnt? Ger Leppers bespreekt, nu het nog kan, twee heerlijke romans

[Recensie] Schrijver Heere Heeresma kwalificeerde Nederland ooit als “onze soms zo lage landen bij de zee”. Bedoelde hij daarmee dat hier weinig belang gehecht wordt aan niet onmiddellijk winstgevende zaken? Dan had hij niet helemaal ongelijk, zoals de afschaffing van culturele voorzieningen als orkesten, bibliotheken en complete universitaire opleidingen in de huidige economische storm bewijst. Zo kwam onlangs [2012/red.] een einde aan het bestaan van de laatste volwaardige opleiding Portugese taal- en letterkunde in ons land, in Utrecht.

Daarmee eindigt een traditie die veel moois heeft opgeleverd: belangwekkende studies, de mooie vertalingen van het werk van Fernando Pessoa door August Willemsen, die grote invloed hadden op de Nederlandse poëzie, en vooral: de mogelijkheid je te verdiepen in een belangrijke cultuur en in een taal die zowel in Europa als in Afrika en Zuid-Amerika wordt gesproken. Hoe jammer dit is, blijkt nog maar eens uit twee onlangs verschenen vertalingen uit het Portugees.

Bijzonder veel plezier valt er namelijk te beleven aan De spionnen van de Braziliaan Luis Fernando Verissimo. Eerder verscheen van hem al de geestige en spannende roman De engelenclub, maar met De spionnen – een satirische hommage aan de klassieke crime novels en spionageromans van John le Carré en Graham Greene – overtreft hij dat boek ruimschoots. In beide word je overigens met veel humor en in razende vaart naar een overrompelend einde gevoerd.

Boekenkrant

“Ik heb letteren gestudeerd en zoek vergetelheid in de drank”, zegt de verteller aan het begin van het boek, ongewild preluderend op het mogelijke lot van de Utrechtse studenten Portugees. Intussen hij houdt de zaken wel zo goed mogelijk gescheiden. Doordeweeks beoordeelt hij manuscripten voor een uitgeverij en schrijft hij aan de auteurs ervan de ene zuinige afwijzingsbrief na de andere. In het weekeinde giet hij zich vol, wat zijn huwelijksleven niet ten goede komt.

Aan deze gestage zelfvernietiging komt een einde als het eerste deel van een mysterieus manuscript op zijn bureau belandt. De schrijfster, die zich bedient van het pseudoniem Ariadne, kondigt daarin haar zelfmoord aan. Ook is er sprake van een Geheime Minnaar, wiens ongewisse lot al even weinig benijdenswaardig lijkt.

Prompt besluit de verteller de drank te laten staan en de zaak uit te zoeken. Het is het begin van een reeks gebeurtenissen die hem en de drinkmaten uit zijn stamkroeg naar het troosteloze, feodale plaatsje Frondosa voert, diep in het binnenland van Brazilië. Daar willen zij undercover de zaak onderzoeken in het kader van wat zij voor zichzelf Operatie Theseus noemen.

Trefzeker beschrijft Verissimo hoe het achterlijke leven in Frondosa door het geklungel van Operatie Theseus ernstig wordt ontwricht. Reputaties, maatschappelijke posities en façades sneuvelen. De Braziliaanse schrijver construeert zijn plot met grote precisie en de ingehouden, onheilige vreugde waarmee de onafwendbare deconfiture voelbaar wordt gemaakt, werkt hoogst aanstekelijk. Ook speelt de auteur hier en daar een amusant spel met literaire conventies, waaraan ervaren lezers nog extra plezier zullen beleven.

Al even mooi is De humeuren van meneer Utac van de Kaapverdiër Guilherme Mendes da Silva, voormalig kapitein op de grote vaart, woonachtig in Rotterdam en, zoals de flaptekst laat weten, “vader van voetballer David Mendes da Silva” – een verrassend nieuw argument voor de aanschaf van een boek.

Mendes da Silva’s relaas is een autobiografisch getinte schelmenroman die bestaat uit een reeks losjes verbonden gebeurtenissen rond de hoofdpersoon, meneer Utac.

Deze scheepskapitein in ruste keert aan het begin van de jaren zestig terug naar Kaapverdië, na een verblijf van vijftien jaar in Nederland. Utac is goedhartig, sentimenteel, en tegelijkertijd egoïstisch, trots op wat hij in het leven heeft bereikt, en een echte vrouwenliefhebber – een combinatie van karaktertrekken die hem in een reeks vermakelijke avonturen doet verzeilen.

Utac beschouwt zichzelf als wereldwijs man, maar hij is de enige voor wie dat van belang is. Want zijn kennis van de wereld en zijn nieuw opgedane individualisme laten de eilanders diep onverschillig. Wat voor hen telt, is de maatschappij waarin zij leven en hun vaste plaats daarin.

In simpele, pretentieloze taal en op warme toon verhaalt Mendes da Silva de belevenissen en ontmoetingen van meneer Utac, wiens gemoedsgesteldheid voortdurend wisselt, waardoor de omgang met hem niet altijd even gemakkelijk is. Utac ziet de moeder van zijn zoon terug, en ook zijn grote jeugdliefde, die vroeger niets van hem wilde weten. Hij probeert beide vrouwen te imponeren, laat het geld rollen, doet bij beiden pogingen om in de gunst te komen, maar raakt plotseling in de problemen wanneer zijn blonde Hollandse vriendin Trudy laat weten dat ze hem niet langer kan missen en dat ze overkomt met de eerste de beste boot naar Kaapverdië.

Het loopt allemaal goed af, ondanks ruzies, misverstanden en zelfs een bijna fatale schipbreuk. Maar dat is eigenlijk niet wat het belang van dit boek uitmaakt. Nieuw is dat dankzij deze roman eindelijk een stem opklinkt uit de grote Kaapverdische gemeenschap in ons land: weinig steden ter wereld hebben een zo grote Kaapverdische bevolking als Rotterdam. Mooi zijn de beschrijvingen van de bonte maatschappij en het leven en de gewoonten op het eiland Santiago in die verre jaren zestig. De humor is nadrukkelijk, maar zonder dat dit bezwaarlijk is. Zo vraagt een van de personages aan een ander: “Heeft u geen Latijn geleerd omdat dat in uw tijd nog niet bestond?”

In dit late debuut heeft Mendes da Silva zijn levenservaring neergelegd in een eenvoudig, maar charmant relaas, dat bovendien alle recht doet aan zijn Latijnse temperament. Ook daar kunnen wij soms nog wat van opsteken. Zo leerde ik dat vrouwen op hun mooist zijn wanneer zij kwaad zijn. Ik had daar nooit zo bij stilgestaan.

Eerder verschenen in Trouw