"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Hyperboreeërs en het hemelse Jeruzalem

Zondag, 24 september, 2017

Geschreven door: Romke Hekstra
Artikel door: Annabel Junge

Een onderzoek naar een oude utopie

[Recensie] Volgens de oude Grieken waren de Hyperboreeërs een gelukzalig volk dat in het noorden woonden. Ver voorbij Boreas, de god van de noordenwind, die in Thracië woonde. Hyperborea, een paradijselijk gebied, werd daarom gesitueerd in de noordelijke gebieden van Europa en Azië. Over het bestaan van dit volk wordt voornamelijk verhaald in de oude geschriften en het is dan ook de vraag of de Hyperboreeërs werkelijk bestaan hebben. Romke Hekstra, jarenlang docent Oude geschiedenis aan de VU, was al tijdens zijn studie gefascineerd geraakt door de Hyperboreeërs en heeft die fascinatie altijd gehouden. Pas nu hij met pensioen is, heeft hij zijn bevindingen op schrift kunnen stellen. Het boek De Hyperboreeërs en het hemelse Jeruzalem. Een onderzoek naar een oude utopie” verscheen in 2012 bij uitgeverij Het Zuiden.

Na een gedegen studie van de opvattingen van geleerden, die hem waren voorgegaan, komt Hekstra met een eigen conclusie, namelijk dat de Hyperboreeërs niet gezien moeten worden als een ‘aards’ volk, maar eerder als een ‘hemels’ volk. Dus als zielen of als geesten. De auteur leidt dit af uit de manier, waarop verschillende auteurs uit de Oudheid in het verleden over de Hyperboreeërs schreven. Onder meer Pindarus, Herodotus en Plato deden verslag van dit volk. Pindarus merkte onder meer op dat het gebied voorbij de Zuilen van Herakles ontoegankelijk was voor mensen. Ook maakte hij de zinspeling dat de Hyperboreeërs gestorvenen waren. Maar het is vooral Herodotus, die in De Hyperboreeërs en het hemelse Jeruzalem wordt besproken. In zijn eigen werk deed Herodotus verslag van Aristeas, die de Hyperboreeërs bezocht zou hebben. Al koesterde Herodotus zelf twijfels over het bestaan van de Hyperboreeërs, omdat hij nooit had horen spreken over de Hypernotiërs, het volk dat voorbij de zuidenwind geleefd zouden hebben. Aristeas was een priester van de god Apollo en hij schreef het episch dichtwerk Arimasp dat helaas verloren is gegaan. In dat epos verhaalde Aristeas dat hij in extase omzwervingen had gemaakt over de hele aarde tot aan de Hyperboreeërs. Aristeas sprak daarbij over griffioenen en zij zijn de bewakers van het Hiernamaals. Een aanwijzing te meer dat de Hyperboreeërs een bovennatuurlijk volk was. Deze hypothese van Hekstra lijkt ondersteund te worden door het feit dat de Hyperboreeërs ook waren verbonden met de tempels van Apollo en Artemis op Delos en met het orakel van Zeus in Dodona. De orakelpriesters en priesteressen stonden immers in contact met de zielen van de gestorvenen, mogelijks de Hyperboreeërs.

Aristeas noemde in zijn heldendicht ook het volk de Issedonen dat hij bezocht had tijdens zijn buitenlichamelijke ervaring. Volgens Hekstra werd met de Issedonen, ook wel Essedonen genoemd, de Essenen bedoeld, die leefde nabij Qumran. Zo op het eerste gezicht lijkt deze samenhang wat ver gezocht, doch tijdens zijn studie naar de Hyperboreeërs, viel Hekstra meer overeenkomsten op met het christendom. Zo wonen de gestorven ook op een berg of in de hemel en zijn zowel Jahweh als de Hyperboreeërs verbonden met wolken, regen en bliksem. De Openbaring van Johannes getuigt ook van een nieuw Jeruzalem dat neerdaalde uit de hemel op een berg. Er zijn zelfs ook overeenkomsten te vinden met diverse Bijbelse personen als Elia en Jona en zelfs Jezus. Zo is er een duidelijke verwantschap tussen Aristeas en Elia, in beide verhalen spelen de raven, de regenmakerij en de verdwijning in de vorm van een hemelvaart een belangrijke rol. Het verhaal van Jona bevat ook verbluffende overeenkomsten. Zo interpreteert Hekstra het verblijf van Jona van drie dagen en drie nachten in de buik van de walvis en later na het uitspugen van Jona door de walvis als afwezigheid en als terugkeer uit het dodenrijk. Dit element, evenals de elementen van boosheid en afzondering, vervolgens verzoening en mildheid zijn terug te vinden in de mythen van de god Telepinu. Vervolgens kwamen deze aspecten weer aan de orde bij de dood van Jezus en Zijn wederopstanding.

De Hyperboreeërs en het hemelse Jeruzalem biedt een verrassend nieuw inzicht in een stuk oude godsdienstgeschiedenis en dat maakt het tot een zeer interessant boek. De stelling van Hekstra is duidelijk en zijn argumentatie is ook voor lezers, die niet volledig thuis zijn in de oude Griekse geschriften, goed te volgen. Maar het boek leest wel aangenamer, wanneer de lezer enige feeling heeft met de mythische wereld. De schrijfwijze van de auteur is vlot en niet opdringerig. Hekstra weegt zijn argumenten zorgvuldig af en presenteert zijn veronderstellingen niet als vaststaande feiten. Het is net alsof hij een discussie met de lezer wil aangaan en dit is precies wat de auteur ook hoopt te bereiken met dit boek De Hyperboreeërs en het hemelse Jeruzalem.

Schrijven Magazine

Eerder verschen op hetleveniseeuwig