"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De ijsmakers

Zaterdag, 21 maart, 2015

Geschreven door: Ernest van der Kwast
Artikel door: Pim Seelen

Een hoorntje onbezorgdheid

Als kleuter drukte ik altijd mijn neus tegen de vitrine van de plaatselijke Italiaanse ijssalon. Die regenboog van smaken maakte me duizelig, maar destijds toch vooral zielsgelukkig. Ernest van der Kwast vertelt in zijn nieuwste roman De IJsmakers over de bonte wereld die schuilgaat achter dat wekelijkse hoorntje onbezorgdheid uit onze jeugd. Hij serveert een tragikomisch familieverhaal over een geslacht ijsmakers. Een hommage aan zowel de bohemien als het werkpaard, waarin Van der Kwast zijn belezenheid demonstreert. Geen koud kunstje.

De Talamini’s uit het Italiaanse Cadore-dal bereiden al generaties lang ijs. Ieder jaar vertrekken ze naar Rotterdam, waar ze in de zomermaanden een ijssalon runnen. Buitenbeentje Giovanni, de ik-persoon, voelt er weinig voor om de familietraditie voort te zetten. Hij verorbert liever poëzie en besluit zijn hart te volgen: hij verlaat de ijssalon. Zijn broer Luca en vader Giuseppe – roepnaam Beppi – voelen zich verraden. Zij komen nu handen te kort.

Giovanni bezoekt ondertussen wereldwijd literaire festivals. De ijssalon doet hij nog sporadisch aan, voornamelijk om de beeldschone Sophia te kunnen zien – zijn jeugdliefde, maar helaas ook de vrouw van Luca. De broers groeien steeds verder uit elkaar, totdat een hulpbehoeftige Luca met een opmerkelijk verzoek komt…

Eerste glimp van schoonheid

De traditie begint met een mierzoet hapje ijs in 1881. Giovanni vertelt over zijn overgrootvader – een houthakkerszoon – die bergsneeuw met allerlei ingrediënten tot lekkernijen verwerkte. Van der Kwast laat ons watertanden:

Geschiedenis Magazine

‘Hij nam een hap met zijn ogen dicht, alsof hij een meisje kuste. Opnieuw werd hij door zijn smaakpapillen heen en weer geslingerd. Hij klom in één hap in de oude kersenboom en viel er direct weer dronken uit.’

Op eenzelfde manier ‘ontdekt’ Giovanni – meer dan een eeuw later – zíjn passie:

‘Schoonheid is iets wat je pas op een bepaalde leeftijd ziet. Voor kinderen is het onzichtbaar. Het bestaat wel, maar ze kijken eroverheen. Ik beeld me graag in dat de glanzende letters op de bordeauxrode dichtbundel de eerste glimp van schoonheid vormden die ik in mijn leven opving.’

Beppi was zelf liever uitvinder geworden, maar offerde zich op voor zijn familie. Ook Luca voelt zich in de steek gelaten door Giovanni. Er volgt een zwijgzame broedertwist, waarin het nooit tot een echte confrontatie komt: ‘Drie woorden had hij met mij gewisseld, drie in een heel jaar’. Van der Kwast laat zijn personages niet op de vuist gaan, maar excelleert in het beschrijven van ongemakkelijke situaties. De tegenstelling tussen de flierefluiter en de ploeteraars loopt daarbij als een rode draad door de roman:

‘”Hij probeert te ontsnappen”, zei een man die regelmatig op het terras zat.
Ik moest lachen toen ik het hoorde en zei: “Hij is de ijssalon nu al zat.”
“Nee, nee,” zei mijn vader. “Hij oefent het terraslopen.”’

Aan humor in ieder geval geen gebrek bij Van der Kwast – daarop heeft hij wel eens kritiek gekregen. In De IJsmakers stoort zijn luchtige schrijfstijl nagenoeg nergens. Zijn komische ondertoon voorkomt dat het verhaal overdreven dramatisch wordt. Beppi raakt op een gegeven moment verslingerd aan een Olympische atlete, die hij op televisie ziet: ‘Ik wil je spieren kussen.’ Zijn vrouw kijkt vanuit de keuken toe, ‘waar een eenzame pan met gehakt pruttelt.’

Een wirwar van sneeuw

Giovanni citeert regelmatig dichters en geeft familieperikelen een kunstzinnige lading mee. Hoogtepunt is een passage over verschillende soorten sneeuw die eindigt met een versregel van Maura Dooley: ‘Sneeuwvlok, geen twee ijsbloemen gelijk.’ Het bevroren goedje blijft een saillante rol spelen. Een jongere Giovanni, in een winters spel met zijn broer en jeugdliefde: ‘Luca gooide een sneeuwbal naar mij, een keiharde, onverwacht, als een klap in het gezicht. [Hij] nam het op voor Sophia.’ Jaren later meent Giovanni dat deze bevroren bal hem zijn Sophia heeft gekost: ‘Toen [was het] al een uitgemaakte zaak. Toen terwijl ik op de grond lag en de laatste vlokken stil, zacht en langzaam op mij neerdaalden.’

Ernest van der Kwast bewijst dat je soms veel meer bereikt met een luchtige toonzetting, dan met ernstig, gewichtig taalgebruik. Humor werkt bij hem relativerend, zorgt ervoor dat het verhaal nergens in melodrama vervalt. De IJsmakers is een onderhoudende familiekroniek, met uitstapjes naar de geschiedenissen van zowel het consumptie-ijs als de dichtkunst. Een warme roman, vol ijskoude lekkernijen. In de woorden van de schrijver: ‘Wie wordt er niet blij van de aanblik van een ijssalon? Het hoorntje dat ons terugbrengt naar onze jeugd, het kartonnen bekertje waarin we allemaal eens hebben geroerd met een plastic lepeltje, net zo lang tot er een nieuwe kleur en smaak ontstonden. Wie ontgroeit er ijs?’

Ik zeker niet.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.