"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De juiste zet

Zondag, 25 oktober, 2020

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Florian Jacobs

Spelenderwijs leren

[Recensie] Jonathan Rowson staat onder schakers al enige tijd bekend als een van de meest fijnzinnige en filosofische schrijvers over het eeuwenoude spel. Met De juiste zet heeft de schaakgrootmeester en gepromoveerd filosoof een filosofieboek geschreven dat het schaakspel gebruikt als metafoor voor een betekenisvol leven. Het resultaat: een uitmuntend geschreven reflectie op wat er in een mensenleven wel en niet toe doet.

Schaken is groot leven in het klein
Wie een activiteit op slechts acht bij acht velden als metafoor gebruikt voor de betekenisvolle activiteiten die we gedurende een mensenleven zoal ontplooien, mag eerst wel uitleggen hoe zoiets überhaupt mogelijk is. Rowson vat een metafoor op als een creatief hulpmiddel waarmee we, al dan niet bewust, voor een individueel besef van betekenis meer algemene woorden vinden: ‘Metaphors anchor the sensemaking process by relating subjective and objective features of the world.’ In een almaar veranderende wereld zijn metaforen ankerplaatsen van betekenis die even vastleggen wat we van belang vinden. Bezien we het schaakspel als metafoor voor een betekenisvol leven, dan maken we er een arena van waarin we veel van de activiteiten die ons leven zin geven op minder complexe schaal lijken te ondernemen.

Let wel: minder complex betekent niet minder moeilijk, zoals iedere schaker je kan vertellen. Wie schaakt, vertelt, creëert, verlangt, raakt ontgoocheld, leert, zoekt, en is even gelukkig, is vrij en gebonden tegelijkertijd, weet van alles en nooit genoeg, mislukt hopeloos, en gaat toch door. Precies zoals het er in een mensenleven regelmatig aan toegaat. Oftewel: “Chess is not the meaning of life, but it does simulate conditions for a life of meaning.”

Acht keer acht lessen
Op de vraag wat schaken op hoog niveau Rowson heeft geleerd over betekenisvol leven, geeft hij antwoord in vierenzestig essayachtige hoofdstukken van sterk uiteenlopende lengte. De hoofdstukken laten zich goed los van elkaar lezen, en wie het meest geïnteresseerd is in een specifiek thema kan het register achterin raadplegen.

Heaven

Zo benoemt Rowson allerlei facetten van een betekenisvol leven aan de hand van talloze schaakmetaforen. We leren van alles. Bijvoorbeeld over het belang van emoties en stemmingen – de schaker ondergaat tijdens een partij de hele achtbaan van desillusie tot catharsis – over je vrij voelen, over het sentiment dat met thuis-zijn gepaard gaat, over de reden waarom mensen eerder complex dan gecompliceerd zijn, over het behouden van een eigen identiteit in een meer en meer door data gebouwde wereld, en over de onmisbare kunst van het letten op details.

Rowson is een zeer belezen auteur met veel interesses: flink wat filosofie en psychologie natuurlijk, maar ook onder meer pedagogie, neurologie, schoonheid (en heus niet alleen van het schaakspel), meditatietechnieken en de klimaatcrisis treffen we aan in deze grote mijmering over betekenis. Schaken speelt hierin de rol van dankbare assistent, en soms van muze. Die ondersteunende rol blijkt des te meer uit het gegeven dat schaakkennis bepaald geen vereiste is bij het lezen van dit boek. Rowson laat diagrammen van stellingen achterwege en neemt schaakpartijen slechts op in zijn notenapparaat.

Alle begin is concentratie
Rowson begint zijn onderzoek met de allereerste keer dat hij zich volledig wist te concentreren. Dat was tijdens een schaakpartij, natuurlijk, op achtjarige leeftijd. Hij ging helemaal op in die partij. Die ervaring van volledige absorptie – flow is er een ander woord voor – is zeldzaam en o zo nastrevenswaardig. ‘Living well does depend on being able to concentrate when we need to – without that capacity to intensify experience, much that is rewarding in life passes us by.’ De ervaring van flow is te oefenen – ‘The better you get at something, the richer and deeper the absorption becomes’ – maar heeft ook de neiging te verdwijnen zodra we ons bewust van haar worden. Zo niet tijdens een schaakpartij: de intense concentratie die een schaker tijdens een zwaarbevochten partij bereikt, noemt Rowson enduring flow, oftewel bestendige absorptie.

Hier zien we een eerste voorbeeld van de wijze waarop Rowson filosofeert: hij begint bij een persoonlijke gewaarwording, die hij vervolgens verdiept middels reflectie, literatuurcontext en steeds verhelderende formuleringen. Zo creëert hij een voortdurende golfbeweging tussen persoonlijke vertelling en verdiepende beschouwing, aan het eind waarvan de meegesleepte lezer heel wat wijzer is geworden.

Heldere filosofie
Bovendien is Rowson een voortreffelijk schrijver: regelmatig weet hij iets dat we altijd al sterk hadden vermoed zo te verwoorden dat ons vermoeden in één klap taal en betekenis krijgt. Een voorbeeld: ‘One of the things that impacts most on the quality of our lives is how much time we have to concentrate on things that we care about.’ Die staat. Dit is nu een gedachte waarop gerust een levensfilosofie valt te bouwen, en dat doet Rowson dan ook behoedzaam.

Daarbij roept hij het onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid te hulp. Negatieve vrijheid, kort gezegd, heeft betrekking op vrijheid van externe geboden en verboden; positieve vrijheid gaat over de vrijheid om te doen en te laten. De vraag naar het goede leven laat zich samenballen in de vraag welke vorm van vrijheid ons het meest aanspreekt. ‘Positive freedom depends upon the capacity to concentrate because it involves preferring goal-directed attention to stimulus-directed attention; activities where we feel some agency, rather than those where we are merely entertained.’ De verbinding tussen positieve vrijheid als doelgeoriënteerde activiteit en negatieve vrijheid als vermaakgeoriënteerde activiteit is er eentje die tot nadenken stemt. En zo heeft Rowson wel meer steekhoudende opmerkingen.

Het grote geheel zien
In het midden van de vorige eeuw toonde de Nederlandse psycholoog Adriaan de Groot aan dat de betere schaker zich onder meer van de mindere schaker onderscheidt doordat hij efficiënt in staat is de voornaamste elementen in een stelling te herkennen en doordat hij de relaties tussen de stukken herkent als patronen in een groter geheel. Nog steeds hoeven we maar te luisteren naar de wijze waarop wereldkampioen Magnus Carlsen een stelling van commentaar voorziet om deze waarheid op te merken. Carlsen is zo goed dat hij een wirwar van een stelling kan zien als één groot patroon. Te midden van de ogenschijnlijk chaotische veelvoud een harmonische eenvoud zien, dat is schaakmeesterschap.

Rowson verbindt de kwaliteit van een denken vanuit en naar een groter geheel met denken over wereldproblemen zoals de ecologische crisis, en dat is zeer instructief. ‘Thinking ecologically is not about trees and otters and streams as such, it’s about a view of the world in which the relationship between things are primary and the nature of things if defined by the nature of those relationships, and the relationships between them.’ Een schaker is gewend te denken in relaties en in voortdurend dynamische relaties bovendien. ‘Nature is a symphony of systems, and humans are an increasingly loud part of that symphony, but we need help to hear the music.’ Schaken biedt precies die denkhulp, zo beredeneert Rowson overtuigend.

Rowson is een van die waardevolle mensen die steeds lijken na te denken over wat ze doen, en die dat gedachteproces bovendien zeldzaam prettig op papier weten te krijgen. Ja, er zit wat herhaling in het boek en het is toch wel zo handig als je iets van schaken afweet, maar al met al kan ik mij nauwelijks een lezer voorstellen die uit zo veel gedachterijkdom niet iets waardevols weet op te diepen. Wat Rowson beweert over goed gekozen zetten is immers net zo van toepassing op goed gekozen woorden. ‘Good moves have the qualities of truth and beauty; they are discoveries of how things are, and how they should be.’

Eerder verschenen op ifilosofie