"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De kaart en het gebied

Maandag, 23 augustus, 2010

Geschreven door: Michel Houellebecq
Artikel door: Chris Reinewald

Een kunstenaar met meer succes dan talent – Hoe Houellebecq Houellebecq vermoordt

Via een succesvolle maar ook leeghoofdige kunstenaar spiegelt Houellebecq in De kaart en het gebied een volledig vercommercialiseerde (Franse) cultuur voor, waar dorre marketingpraatjes als universele waarheden gelden. La carte et le territoire, de roman van Michel Houellebecq, stemt je als Francofiel of cultuurliefhebber weinig vrolijk. Quasi-luchtig maar cynisch schetst hij de kunstscene in de afgelopen jaren als een – ook in Frankrijk – “rechtse hobby” gevoed door ongebreideld kapitalisme en veelal “linkse subsidiestromen.” Wat ontstond is een cultuur die louter is doorgerekend op financiële effectiviteit. De treurige gevolgen ervan in de nabije toekomst zullen niet uitblijven.

Jed, hoofdfiguur in de roman, is een slome, conceptuele kunstenaar die privé weinig om cultuur geeft. Hij vervaardigt – zo te lezen – oersaaie maar kunstig gefotografeerde details van Michelin-landkaarten. Ondersteund met een marketingstrategie van de bandenfirma verkopen deze foto’s echter uitstekend. Et voilà: in Parijs is zijn reputatie al gauw gevestigd.

Wijs geworden door dit spel met de knikkers schildert hij daarop fel realistische portretten van durfkapitalisten als Bill Gates en bravourekunstenaar Damien Hirst. Wederom kassa. Ofschoon hij deze portretten bedoelde als kritiek op het systeem zijn het juist de gehekelde geldscheppers die nu om zijn werk vechten. Jed slikt, zwijgt discreet en incasseert zijn opbrengsten. Onderweg naar de bank leer je je goede smaak gauw vergeten. Daarmee raakt Houellebecq aan een dogma in de kunstwereld: artistieke integriteit. Welke kunstcriticus durft een succesvol kunstenaar aan te spreken op diens inhoudelijke stupiditeit? Dit thema roerde Houellebecq al eventjes in zijn voorgaande roman Plateforme aan. Daarin komt een oversexte, maar in zijn werk passieloze, cultuurambtenaar voor; met een kunstluis als directrice. De man veert alleen op als een kunstenares subsidie aanvraagt voor de monoprints die zij met haar vagina maakt. Zij verantwoordt haar artistieke stompzinnigheid – uiteraard – met een perfect geformuleerde en door “linkse feministen” gehonoreerde subsidieaanvraag.

Houellebecq stelt in La Carte et la territoire tussen de regels natuurlijk de vraag of ons huidige postkapitalisme met dwingende subsidiesystematieken zal eindigen in een postculturele samenleving. Derhalve zijn de letterlijk geciteerde besprekingen van toeristische attracties en nieuwe auto’s niet van de lucht. Voor de lezer zijn ze bijna niet om doorheen te komen. Maar juist met deze on-literaire taal geeft Houellebecqs effectief zijn cultuurcynisme gestalte.

Heaven

Als archetypische Houellebecqiaanse hoofdfiguur verslonst Jed zijn grote liefde, een wèl gepassioneerde Russische zakenvrouw. Aardig detail: zij is – zoals veel Russen – een grote fan van de jaren geleden overleden Franse zanger Joe Dassin en zijn melancholieke maar kitscherige hits zoals L’Été Indien, Champs Elysées, Si Tu N’Existais Pas, À Toi. (Raar genoeg verscheen er recent een cd waarop het Koor van het Russisch Rode Leger deze hits meeneuriet met de ingedubte, morsdode Joe Dassin. Zo idioot had Houellebecq het niet kunnen verzinnen.)

Halverwege neemt de roman een rare, stilistische wending en lijk je ineens een policier van Maigret te lezen. Er duikt in de beschreven toekomst een Michel Houellebecq, schrijver, op. Na een ontmoeting met Jed wordt dit alter ego notabene vermoord en moet een clichématige vermoeide, oudere inspecteur de zaak uitzoeken. Grappig. (Zelf voerde de schrijver drie jaar terug een soortgelijke verdwijntruc op die in een vermakelijke pseudo-documentaire werd vastgelegd.)

Mede door de Nederlanders weinig bekende BF-ers (Bekende Fransen, van de tv) en hun mediageilheid gaat het boek dan wat zwalken. Sterk blijft het decor van het Frankrijk in 2040: een samenleving waarin restjes niet wegbezuinigde cultuur bric-à-brac zijn geworden. Azend op de dikke portemonnees van Russische en Chinese toeristen presenteren de ooit zo authentieke dorpjes zich als hun eigen persiflage. Ze zijn verdisneylandiseerd. Ook het ooit zo trotse ambacht verwerd tot een flauw kunstje dat men alleen opvoert als er een buslading toeristen aankomt.

Conclusie? Als je een appèl op eigen culturele waarden doet, moet je die niet op marktwerking afrekenen. Of – in de beeldspraak van het boek – laten we in ons territorium toch vooral zelf de kaart blijven lezen, willen we nog enige authenticiteit behouden.

Eerder gepubliceerd in Museumviseie


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.