"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De Koreaanse oorlog

Woensdag, 1 april, 2020

Geschreven door: Max Hastings
Artikel door: Doeko Bosscher

De lessen van Korea

Ervaring is niet altijd een voordeel. Je leert er wel van, maar soms het verkeerde. Dit is wat Doeko Bosscher opmaakt uit recente boeken over de Koreaoorlog en de Vietnamoorlog. De ‘lessen’ van Korea waren funest voor de Amerikaanse aanpak in Vietnam, waardoor die oorlog een tragedie werd voor de Vietnamezen én de Amerikanen.

[Essay] De oorlogen in Korea (1950- 1953) en Vietnam (1954-1975) waren onderdeel van de Koude Oorlog. Die begon ruwweg in 1945 en eindigde met de val van de Berlijnse Muur in 1989, al hadden bij vergissing diverse commentatoren de Koude Oorlog al decennia eerder voor ‘afgelopen’ en ‘beslecht’ verklaard. Bijvoorbeeld na de Cubaanse rakettencrisis van oktober 1962 toen de Amerikaanse president John F. Kennedy had ‘gewonnen’ van Nikita Chroesjtsjov van de Sovjet-Unie.
De Verenigde Staten leken de Koude Oorlog in hun voordeel te hebben beëindigd, maar dit bleek te vroeg gejuicht. De Sovjets hadden nog het een en ander in petto. Ze maakten een eind aan de democratie in Tsjechoslowakije (1968), steunden Noord-Vietnam in zijn strijd tegen het door Amerika overeind gehouden bewind in Saigon, vielen in de jaren ’70 Afghanistan binnen en plaatsten omstreeks 1980 aanvalsraketten voor de middellange afstand in Midden- en Oost-Europa. Welk etiket moest daarop worden geplakt? Was dit niet gewoon een voortzetting van de zogenaamd afgesloten confrontatie tussen oost en west? Kennedy’s ‘finest hour’ werd genuanceerd: een slag gewonnen, niet de oorlog. Nadat de de DDR en de Sovjet-Unie waren opgeheven, werd dit de consensus: nu pas was de Koude Oorlog definitief ten einde.

Initiatief bij de communisten
De daverende nederlaag in Vietnam in 1975 gold vanaf toen ook als onderdeel van de Koude Oorlog. Dat de oorlog in Korea een strijdtoneel van de Koude Oorlog was, stond al veel langer vast. Noord-Korea was de aanstichter. Op 25 juni 1950 werd het zuiden aangevallen. Natuurlijk presenteerde de Noord-Koreaanse leider Kim Il-Sung in Pyongyang de opmars van zijn legers als het antwoord op een provocatie van Zuid-Korea. De ‘marionettenkliek’ in Seoel – Amerika trok er aan de touwtjes – zou de eerste klap hebben uitgedeeld.
De ‘Democratische Volksrepubliek’ kon toen natuurlijk niet passief blijven en sloeg terug. De Amerikaanse journalist I.F. Stone, in Europa gevierd als uitstekend vakman en een betrouwbaar klokkenluider, heeft nog tot in de jaren ’70 volgehouden (en geprobeerd aan te tonen) dat Zuid-Korea bewust een aanval van Kim Il-Sung had uitgelokt. Na het opengaan van de Sovjetarchieven na 1989 is van deze theorie geen spaander heel gebleven: het initiatief lag geheel bij de communisten. En Moskou vond het prima, als het er al geen opdracht toe had gegeven. De opmars van de Noord Koreaanse troepen liep hoe dan ook gesmeerd. Seoel was binnen de kortste keren veroverd. De totale ineenstorting van het zuiden leek nabij.

Max Hastings, een Britse historicus/publicist met een indrukwekkend oeuvre dat zich vooral richt op politieke geschiedenis met een militair tintje, schreef in zijn meeslepende verteltrant over zowel de Koreaanse als de Vietnamoorlog. Door zijn onderzoek voor beide boeken ongeveer gelijktijdig uit te voeren kon Hastings de conflicten goed vergelijken en er een gemeenschappelijk perspectief aan geven.

Boekenkrant

Houwdegen MacArthur
Hastings vertelt over Korea niet zozeer een verrassend als wel een indringend verhaal, wat natuurlijk al mooi genoeg is. Nieuw is wel dat de auteur met veel mensen sprak die er zelf bij waren, ook aan Noord-Koreaanse kant. Daardoor blijft zich relaas dicht bij de harde realiteit en valt de kruitdamp af en toe te ruiken. Hastings’ boodschap komt erop neer dat niet het geloof van zijn militaire apparaat in een democratische wereldorde Amerika voor een nederlaag zou behoeden, maar “de aloude motivatie van soldaten door de eeuwen heen: de wil te overleven, de angst jezelf te schande te maken en trouw aan de man in het schuttersputje naast je”.
Dat Hastings niet tornt aan gevestigde opvattingen over de Koreaanse Oorlog, blijkt onder meer uit wat hij schrijft over het door historici al vaak uitgekauwde beleidsdocument NSC-68 van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad (National Security Council). Toen dat werd opgesteld, begin 1950, had nog niemand een vermoeden dat er in Korea een oorlog zou uitbreken, maar het werd de blauwdruk voor de reactie van de Amerikaanse president Harry Truman: bij communistische agressie
terugslaan! NSC-68 bouwde voort op de containment-politiek die al sinds kort na de Tweede Wereldoorlog leidraad was van het Amerikaanse beleid: de Russen zouden steeds opnieuw proberen het communistische territoir uit te breiden, maar even consequent mocht hun geen meter terreinwinst worden gegund.

Moskou en Pyongyang kenden NSC-68 echter niet, zoals Hastings beklemtoont; op dat punt draagt de auteur zeker iets nieuws aan. Toen Truman alles uit de kast haalde om het verlies van Zuid-Korea af te wenden, waren ze totaal verrast, ook omdat minister van Buitenlandse
Zaken Dean Acheson zich dubbelzinnig had uitgelaten over het belang
van Korea. Moskou had die vaagheid als een vrijbrief opgevat om het zuidelijk deel van het schiereiland met het noorden te verenigen. De zaak bleek heel anders te liggen: een integraal communistisch Korea zou een veel te grote bedreiging vormen voor het door de VS bezette Japan. Washington sloeg groot alarm. Truman zette de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties naar zijn hand en stuurde houwdegen Douglas MacArthur onder het VN-vaandel naar Zuid-Korea om leiding te geven aan de tegenaanval.

Demarcatielijn
De vijfsterrengeneraal greep zijn opdracht met beide handen aan. “De grootste nog levende Amerikaanse bevelhebber”, “titaan op leeftijd” en “overmachtige onderdaan” noemt Hastings hem. Het verbaast de auteur niet dat MacArthur en Truman ruzie kregen, wel dat het nog tien maanden duurde voor het zover was. De generaal voerde een briljante operatie uit – amfibische landingen bij Inchon aan de westkust achter de linies van de naar het zuiden opgerukte Noord-Koreanen – die de oorlog deed kantelen. Kim Il-Sungs troepen moesten omkeren. Een paar weken later was Seoel al weer in zuidelijke handen.
En voort ging het. Het noordelijke leger begon aan een wanordelijke vlucht. De VN-troepen veroverden Pyongyang. MacArthur werd steeds overmoediger. Hij liet al een paar keer blijken louter minachting voor zijn hoogste baas Harry Truman te voelen (door bijvoorbeeld niet voor de president te salueren, zoals het een militair betaamt, maar hem de hand te schudden) en was ervan overtuigd dat het Amerikaanse publiek hem op handen droeg. Hij rukte op naar de Yalu, de grensrivier tussen Noord-Korea en China.
Nu kantelde de oorlog nog een keer. Begin november 1950 intervenieerde China. De VN-troepen waren te dichtbij gekomen. In een genadeloze winter werden zij weer ver teruggedreven, tot voorbij Seoel, dat opnieuw in communistische handen viel. MacArthur begon openlijk te speculeren over het gebruik van atoombommen en het verleggen van de strijd naar China zelf. Toen was het met hem gedaan. Op 11 april 1951 werd hij door Truman ontslagen, wat volgens een deel van zijn staf al veel eerder had moeten gebeuren.
Op 27 juli 1953 eindigde de oorlog in een soort gelijkspel. Met bloed, zweet en tranen waren de legers van Noord-Korea en China weer teruggedrongen tot een demarcatielijn die ongeveer samenviel met de oude grens tussen noord en zuid. Alsof er nooit een oorlog had gewoed.

Guerrilla in Vietnam
In Korea sneuvelden ongeveer 34.000 Amerikanen. In Vietnam zouden dat er bijna twee keer zoveel worden. Hier leed Frankrijk in 1954 een grote nederlaag in zijn strijd tegen de communistische onafhankelijkheidsbeweging Vietminh. Vietnam werd verdeeld in een communistisch noorden en een kapitalistisch zuiden. President Dwight D. Eisenhower verleende blindelings steun aan het corrupte bewind in Saigon, in plaats van zich af te vragen welke fouten van de Fransen hij diende te vermijden. Kennedy was minder argeloos. Desondanks liep ook hij in de val en begon de directe Amerikaanse betrokkenheid op het strijdtoneel juist in zijn regeerperiode.
De legerleiding bestond uit mensen die de oorlog van 1950-1953 nog in het achterhoofd hadden. Voor hen was Vietnam een tweede Korea en Hastings brengt schitterend aan het licht hoe funest dat was. Ook in zijn Vietnamboek laat hij ooggetuigen van alle zijden aan het woord en wordt helder hoe tragisch deze oorlog verliep. Een grondige analyse van de grote verschillen tussen Korea en Vietnam, zowel in gevechtsomstandigheden als qua politieke context, kwam er niet. In Korea stonden grote, min of meer geregelde legers tegenover elkaar in een frontenoorlog die aan de hand van vlaggetjes op de landkaart werd uitgevochten. Zo zou het in Vietnam ook gaan, maakte generaal William Westmoreland Lyndon B. Johnson wijs, de opvolger van Kennedy. De werkelijkheid was een blunderende guerrillaoorlog in een tropisch regenwoud, tegen een vijand die van Korea juist had geleerd dat het open veld gemeden moest worden. Hanoi nam de tijd. Het begreep dat de grootste zwakheid van een democratie bestaat uit het ongeduld van de kiezer.
Fataal was ook dat de Amerikanen hun Vietnamese bondgenoten niet serieus namen. De Vietnamese cultuur werd omschreven met het denigrerende “één ding oppakken met twee stokjes en twee dingen vervoeren met één stok”: de technische superioriteit van de VS zou uiteindelijk overwinnen. En inderdaad, er werden veel tactische overwinningen behaald. Maar de oorlog, die een diep geworteld sociaal conflict tussen twee politieke systemen bleek te zijn, werd verloren.
Korea en Vietnam – allebei conflicten in de Koude Oorlog, maar een wereld van verschil.

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine

Doeko Bosscher was hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Boeken van deze Auteur: