"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De kosmische komedie

Maandag, 28 juni, 2021

Geschreven door: Frank Westerman
Artikel door: Mischa Brendel

Kosmische wrijvingen, parallellen en tegenstrijdigheden

[Recensie] Wát een fantastisch leuk geschreven boek. De kosmische komedie van Frank Westerman doet zijn naam eer aan. Op briljante wijze vinden natuurwetenschap, geschiedenis, ethiek en filosofie elkaar in dit boek.

Westerman vertelt op vermakelijke en inzichtelijke wijze over (de geschiedenis van de) astronomie, grotendeels vanuit zijn eigen ervaringen en doet dit in een verbluffend proza. Hij springt tussen heden, zijn eigen verleden en de geschiedenis van de ruimtevaart – en theologie – als een mus die van tak tot tak springt, maar toch weet hij te vermijden dat de lezer verward achterblijft; nee, hij weet de lezer – althans, deze – onverminderd te boeien in zijn reis langs aarde, maan, Mars, de Melkweg en het universum. De luchtige, levendige en veelal komische schrijfstijl van Westerman is daarbij een drijvende kracht.

De titel van het boek is overduidelijk een knipoog naar De goddelijke komedie van Dante, een boek waarmee Galileo Galilei al worstelde. Die kwam tot een botsing met de Kerk, door de aarde niet langer in het centrum van het universum te plaatsen. Westerman verwoordt het prachtig: Dante verbond hemel en hel, Galileo verbrak die twee.

Ook in Westerbork, zo merkt Westerman knap op, is een dergelijke tegenstrijdigheid te vinden. In het voormalige doorgangskamp Westerbork van waaruit meer dan 100.000 Joden per trein naar concentratie- en vernietigingskampen in Duitsland, Polen en Tsjechië werden doorgevoerd vind je de hel; de radiotelescoop in Westerbork, speurt juist de hemelen af.

Boekenkrant

Het mooie van dit werk van Westerman is dat hij niet uitsluitend beschrijvend, maar grotendeels belevend schrijft: hij bezoekt de radiotelescoop in Westerbork, waar hij als kind ook al kwam, en de LOFAR-superterp in Exloo, waar hij twee ASTRON-monteurs tegen het lijf loopt; hij reist af naar Italië en India, om daar met astronomen en astronauten te spreken.

Naarmate het boek vordert, krijgt de religie een prominentere rol. Westerman legt daarbij knap de parallel van hoe men in de tijd van Galileo ermee kampte om de nieuwe bevindingen in de astronomie te rijmen met het theologische wereldbeeld en hoe we daar op een bepaalde manier nu soms nog steeds mee kampen, zij het op andere schaal. Hij ziet daarbij een verband tussen onze zoektocht naar buitenaards leven en de verdwijning van God uit de hemel: ‘Hoe bijzonder het ons als soort ook maakt, we willen niet de enigen zijn – daarvoor is het heelal te groot en te koud. Als je het mij vraagt, voelen veel aardlingen zich diep vanbinnen verweesd en willen ze daarom van zich laten horen op Mars en ver daar voorbij.’

En dat brengt ons bij een ander punt waar Westerman in uitblinkt: het spotten van tegenstrijdigheden: de astronoom die de mens als onbeduidend ziet in het grote universum, tegenover de astronaut die zijn stempel op de ruimte wil drukken; de mensheid die boodschappen van vrede en eensgezindheid de ruimte in stuurt naar onbekende beschavingen, tegenover de ontwikkeling van de ruimtevaart, uit rivaliteit geboren.

Eerder verschenen op TW.nl