"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De kosmos geschreven

Zondag, 26 december, 2021

Geschreven door: Bernard Silvestris
Artikel door: Marijke Laurense

Een twaalfde-eeuws scheppingsverhaal

De auteurs

[Recensie] Veel is er niet bekend over Bernard Silvestris, behalve dan dat hij ergens in de twaalfde eeuw leefde en mogelijk als kanunnik aan de kathedraalschool in het Franse Tours werkte. Ook heeft hij zijn Cosmographia rond 1147 voorgedragen aan paus Eugenius III, die er geen bezwaar tegen schijnt te hebben gehad. Zijn vertaler en inleider, Piet Gerbrandy (1958), is naast classicus aan de Universiteit van Amsterdam ook poëziecriticus, (gelauwerd) dichter en vertaler van Boëthius’ Troost in filosofie. Mede-inleidster Guusje van der Meij is docente Grieks en student-assistent aan de Universiteit Leiden.

De thematiek

Laat ik nu altijd gemeend hebben dat de christenheid zich tot de Renaissance en Copernicus en Galilei braaf beperkte tot het Bijbelse scheppingsverhaal. Blijkt ene Silvestris in de twaalfde eeuw al (of is het: nog?) een heel andere voorstelling te hebben gehad van het ontstaan van de kosmos en de mens. Niet dat hij eraan twijfelde dat de aarde het middelpunt van het heelal was en dat de mens in een paradijselijke tuin was geschapen. Maar voor zijn versie van het oerverhaal grijpt Silvestris vooral terug op voorchristelijke bronnen als Plato en Cicero en het esoterische ‘corpus hermeticum’, dat een rechtstreeks, astrologisch verband legt tussen wat er zoal in het boven- en ondermaanse gebeurt.

In het eerste deel van zijn boekMegakosmos, vertelt Silvestris in twee allegorische gedichten en prozastukken hoe de kosmos tot stand is gekomen. Vrouwe Natuur is de stoffelijke chaos en bandeloosheid namelijk beu en smeekt Vrouwe Geest een ordelijke en zoveel fraaiere kosmos te scheppen. Waarop Geest de elementen vuur, water, aarde en lucht van elkaar scheidt, de engelen, sterren, planeten en winden schept en de aarde in een encyclopedisch-dichterlijke opsomming voorziet van bergen, rivieren, beplanting en dieren. Geest heeft dan de smaak zo te pakken, dat ze besluit als kroon op dit werk de mens te maken.

Heaven

Wat nog heel wat voeten in aarde heeft, zo blijkt uit de zeven gedichten en prozastukken van deel twee, Microkosmos. Zo moet Natuur eerst op zoek naar de schier onvindbare Hemelse, waarna ze samen nog alle planeten bezoeken voordat ze op aarde contact leggen met hun zuster Groei en haar dochters Theorie en Praktijk. Dan pas kunnen de dames uit de laatste restjes kwaadaardige materie eindelijk de schepping vervolmaken met de mens (lees: man). Ook dat gaat van boven naar beneden, van het hoofd (met daarin de ziel, de verbeelding, de rede en de meeste zintuigen), naar de borst (waarin het hart, de levenskracht) tot aan zijn helemaal onderaan bungelende geslachtsdelen, ter compensatie van de sterfelijkheid.

Opvallendste stelling

Opmerkelijk verschil met het Bijbelse scheppingsverhaal is dat God (toch de ‘eerste oorzaak’ en vader van Vrouwe Geest) zelf geen actieve rol speelt: de schepping van de kosmos en de mens/man blijkt een en al vrouwenwerk te zijn. Christus wordt slechts terloops genoemd; over het idee dat hij de mensheid komt verlossen, is twaalfde-eeuwer Silvestris opvallend zwijgzaam.

Mooiste zin

Silvestris’ tevreden slotzin: “De kosmos is compleet – de mens heeft leden nodig / die Groei hem geeft om zijn bestaan te rekken: / het hoofd met uitkijkpost, twee oren voor muziek, / een voet die gidst, een hand die scheppen kan.”

Redenen om dit boek niet te lezen

Het is maar goed dat deze kosmografie voorzien is van een degelijke inleiding en dan nog blijven sommige prozastukken zware inspanningslectuur. Zo is me de verhouding tussen Tijd en Eeuwigheid ook na drie keer lezen nog altijd een raadsel.

Redenen om dit boek wel te lezen

Hoewel wetenschappelijk gezien natuurlijk volstrekt achterhaald: Silvestris’ kosmografie is smakelijke kost voor de esoterici onder ons. Nuchterder zielen kunnen hun hart ophalen aan de vaak inderdaad fraai vertaalde poëtische beelden uit dit curieuze scheppingsverhaal, uit een tijd dat de grenzen tussen wetenschap, filosofie, theologie en literatuur nog vloeibaar waren.

Eerder verschenen in Trouw