"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De laatkomer

Donderdag, 23 mei, 2013

Geschreven door: Dimitri Verhulst
Artikel door: Dinie Schoorlemmer

Dementie als gimmick

Wie had gehoopt dat De laatkomer, het nieuwe boek van Dimitri Verhulst, een levensechte roman zou zijn die je raakt en waarbij je niet weet of je moet lachen of huilen, komt bedrogen uit. Het goed geschreven zwierig Vlaams, de tragikomische situaties en de maatschappij-kritische schimpscheuten, ze zijn er allemaal wel, maar de roman overtuigt niet.

Désiré Cordier heeft het niet getroffen in zijn leven. Het is al misgegaan op zijn zestiende: als de aantrekkelijke Rosa op een dansavond tijdens de plaatselijke kermis laat blijken dat ze hem leuk vindt, weet hij zich geen raad met deze toenadering en laat haar lopen.

‘Ik begreep meteen dat ik een kans, die mij op een gouden dienblad was aangereikt, met verve had verknald. Zij, wat moet zij hebben gedacht? Dat ik voor de jongens was? Haar niet mooi genoeg vond? Dat ik weldra voor een opleiding in het seminarie zou kiezen, tenslotte studeerde ik toch al Latijn nietwaar?’

Dit is Désiré ten voeten uit. Hij blijft passief en hoewel hij haar naam kent, komt hij niet op het idee Rosa op te sporen om deze vragen te stellen. Hij zal zich de rest van zijn leven hierover beklagen. Het verhaal begint wanneer de hoofdpersoon 74 jaar is geworden en voor de eerste keer zijn verjaardag viert in ‘het gesticht’. Na ruim veertig jaar had Désiré genoeg van de uitvallen van zijn vrouw. ‘Tegen de tijd dat het huis was afbetaald, zat het om me heen als een gevangenis.’

Heaven

De ontsnapping

Om te ontsnappen wendt hij dementie voor en komt terecht in de geriatrische instelling Winterlicht. Maar waarom is Désiré met zijn goede schoolopleiding en een vast pensioen als bibliothecaris, niet gewoon bij zijn vrouw weggegaan? Hij zou dan ook geen last hebben gehad van haar bezoekjes, want natuurlijk gaat ze regelmatig naar hem toe.

In Winterlicht komt Rosa opnieuw in zijn leven. Zij zit in een rolstoel en heeft net als haar lotgenoten de ziekte van Alzheimer. Nu is er echter een andere belemmering om zijn leven in het zonnetje te zetten: hij durft opnieuw geen werk te maken van Rosa want is bang zich daarmee op glad ijs te begeven.

‘Eigenlijk wist ik ook niet goed of ik met mijn ziektebeeld wel in staat was om toenaderings pogingen te verrichten. Twijfelachtig. Als ik te lang naar Rosa keek, haar als het ware viseerde en mij zo vaak als mogelijk naast haar aan een tafel zette, maakte mij dat dan ongeloofwaardig?’

Hoewel algemeen bekend is dat liefdes tussen dementerenden onverwachts kunnen opbloeien en Désiré het ziektebeeld en het gedrag dat erbij hoort, goed heeft bestudeerd en zijn rol uitstekend weet te spelen, is hij nu bang ontmaskerd te worden. Dat wil er bij mij niet in en dit is meteen het grootste probleem van deze roman met de omvang van een novelle: de personages overtuigen niet.

Clichés en ongeloofwaardigheid

De vrouw waarmee Désiré is getrouwd – Moniek de Petter, ‘mooie naam voor op een grafsteen’ – bestaat uit louter clichés: liefdeloze bemoeizucht, dom onbegrip, koopziek, dominant, altijd op de bres voor haar eigen belang en nooit te beroerd hem, in het bijzijn van anderen inclusief de kinderen, te vernederen. Noem welke negatieve eigenschap dan ook of zijn vrouw is ermee behept. Waarom is Désiré eigenlijk met haar getrouwd, vraagt deze lezer zich af. En vooral: waarom blijft hij bij haar, decennia achtereen, terwijl ze al na de eerste drie huwelijksnachten terug gaat naar haar ouders?

Op dat moment verknalt hij opnieuw een kans om in het leven zijn eigen spoor te trekken, hij realiseert zich dat, en daar blijft het bij. Deze passiviteit en gemakzucht staan echter haaks op de inspanning en inventiviteit die hij aan de dag legt in de rol van demente oude man in huize Winterlicht. Het levert hilarische momenten op, dat wel, maar aannemelijk is het niet.

Indrukwekkend, maar niet zonder clichés

Hugo, de zoon, blijft een schimmige figuur en de steevaste benaming “onze’ Hugo doet daar niets aan af. Hij helpt met het verhuizen van zijn vader maar speelt verder geen rol. Charlotte, de dochter, is het geloofwaardigst. Ze laveert tussen de ruziënde ouders, heeft het meest op met haar vader en leeft mee met elke nieuwe fase in zijn ziekteproces. Ten slotte komt ze om afscheid van hem te nemen en vertelt van haar voorgenomen scheiding.

‘Niet dat er vreselijke dingen zijn gebeurd tussen ons. Integendeel. Hij is het beste wat mij ooit overkomen is. Maar het is op.’

Papa houdt vast aan zijn rol. Hij blijft ‘dement’. De sobere ingehouden beschrijving hiervan maakt indruk, maar de passage eindigt weer met een cliché.

‘“Papa”, zei [Charlotte], “papa , kijk eens eventjes naar mij!” En ik wist waarlijk niet hoe ik mijn onwennigheid moest bestrijden. […] “Je weet écht niet meer wie ik ben, hè?”, herhaalde ze, de ogen vol waterlanders.
“Mathilda”, kraaide ik, triomfantelijk: “Mathilda! Ik wist dat gij mij ooit zoudt komen bevrijden!”’

Dementie is een dankbare gimmick en Verhulst is een meester in het beschrijven van de tragikomische situaties die zich in Winterlicht voordoen. Er is echter een verschil tussen beschrijven en schrijven. Diepte, inhoud en ontwikkeling van een personage – en daar moet de literatuur het toch van hebben – vormen de zwakke kant van De laatkomer. Dat kan geen booktrailer of tv-optreden verhullen.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De pruimenpluk

De Laatkomer