"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De laatste Neanderthaler

Vrijdag, 25 augustus, 2017

Geschreven door: Claire Cameron
Artikel door: Karin de Leeuw

De eenzaamheid van de laatste overlever

Stel je voor dat je behoort tot een uitstervend ras. Hoe zou dat zijn? Voor een mens uit onze tijd is dit nauwelijks te bevatten. Eerder worden wij geplaagd door een teveel aan soortgenoten. En toch is dit exact waarover de Canadese schrijfster Claire Cameron (1973) verhaalt in haar nieuwste boek De laatste Neanderthaler.

[Recensie] Stel je de wereld voor een flik aantal millennia geleden. Een jonge vrouw nadert in de zomer het kamp waar jaarlijks stammen elkaar ontmoeten. Daar wordt gezamenlijk vis gevangen, er wordt gevochten en gepaard, zodat zo veel mogelijk vrouwen het volgend jaar een nieuw leven meebrengen als men elkaar weer ontmoet. Vorig jaar waren er op de ontmoetingsplaats twee families, vroeger wel vijf. Er zijn verhalen over tijden dat er veel meer stammen kwamen. De vrouw, Meisje genaamd in het boek, heeft een jongetje bij zich. Het is het enige familielid dat er over is na een winter die dramatisch is verlopen voor haar stam.

Als ze op de plaats aankomt is die leeg en ze is zich bewust dat ook de jongen die ze bij zich heeft eigenlijk niet tot haar stam behoort. Hij is een vondeling met lange armen en benen en een hoofd dat anders gevormd is dan het hare.

Cameron, die eerder een boek schreef over het leven van een beer, is een levendig verteller die de omliggende natuur beschrijft met oog voor detail. Het verhaal, over deze eenzame jonge vrouw meandert er door heen en is diep verweven met die natuur. Eigentijds – uit onze tijd wel te verstaan – is Camerons interpretatie over de rol van intuïtie bij de overlevingstocht van Meisje. De wijze waarom ze bijvoorbeeld het ‘samenleven’ en ‘elkaar uit de weg gaan’ van Neanderthaler en beer in de roman plaatst, is speculatief en niet van enig holisme gevrijwaard. Haar beschrijving van de afwijkende houding van het mensenjongetje dat ze tot haar stam rekent, is grappig. Het jongetje beschermt een berenvrouwtje tegen een te agressief mannetje. De Neanderthaler zou weten dat een dergelijk ingrijpen in elkaars cultuur tot moeilijkheden leidt en door de berengemeenschap op den duur betaald gezet wordt. Het jongetje komt er echter mee weg en het mannetje laat het vrouwtje met rust. Studies van primatoloog Frans de Waal over verschillen in empathisch vermogen van mensen en apen komen mij in gedachten.

Boekenkrant

De moderne (Cromagnon) mens komt sinds veertig- tot zestigduizend jaar voor op onze aarde. Enkele duizenden jaren daarna zijn de Neanderthalers uitgestorven. Gedurende zo’n tweehonderdduizend jaar leefden zij in Eurazië en Afrika. Op hun hoogtepunt schatten archeologen zullen enkele honderdduizenden Neanderthalers tegelijk geleefd hebben.

In 2010 kon voor het eerst uit botmateriaal van Neanderthalers DNA genomen en werd vastgesteld dat een tot vier procent van de genen van huidige bewoners van Europa en Azië overeenkomt met dat van deze ‘voormensen’. De interpretatie van deze gegevens roept binnen de wereld van archeologen en paleontologen nogal wat discussie op. Zo meent de Leidse emeritus hoogleraar L. Louwe Kooimans dat op zeer bescheiden schaal seksueel contact tussen Neanderthalers en de moderne mens moet zijn geweest, maar dat dit heeft plaatsgevonden ergens in de periode dat de laatste groep optrok van Afrika naar het Midden Oosten en dat dit in Europa en Azië later niet meer is gebeurd, omdat de genetische overeenkomst niet verder toeneemt. Hij baseert zich hierbij o.a. op het werk van de archeologen Mark Stoneking en Johannes Krause. Cameron daarentegen, die haar werk schreef onder begeleiding van John Shea (Stony Brook University, New York) speculeert over vreedzaam en zelfs in gemeenschap samenleven van de twee varianten van de homo sapiens ook in Frankrijk.

Het is niet zo verwonderlijk dat het uitsterven van de ‘voorouders’ en de komst van de eigen soort, net als de eerdere periode van de dinosauriërs tot de verbeelding van velen spreekt. Alleen archeologische materiaal, hoe indrukwekkend ook, kan de nieuwsgierigheid van het publiek niet stillen. Animaties en forensische reconstructies, waarbij levensechte poppen op wetenschappelijk verantwoorde wijze worden gemaakt, vullen het beeld aan. Cameron geeft in interviews aan geïnspireerd te zijn door de reconstructies genaamd ‘Nana en Flint’ van de Nederlandse kunstenaars Kennis en Kennis.

Al meer dan een eeuw hebben ook romanschrijvers zich gewaagd aan een beschrijving van hoe de wereld van de Neanderthalers er uit heeft gezien. En ook dat is een goed hulpmiddel om het verleden tot leven te brengen. Tegelijk wordt daarbij duidelijk hoezeer deze interpretaties tijd gebonden zijn en soms meer zeggen over de wereld van de auteur dan dat het nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde beelden oplevert.

In de oudere boeken wordt steevast een beeld neergezet van harige, ruwe, tot relatief weinig taal of gedachten capabele wezens. Beroemd in dit genre is The Grisly Folk van H.G. Wells uit 1921. Zelfs de science fictionschrijver Isaac Asimov schreef een keer een verhaal waarin ruwe, in spraak beperkte Neanderthalers voorkwamen. Velen zullen zich ook de vuistdikke romans uit de jaren tachtig herinneren van Jean Marie Auer, waar in de roman De stam van de Holenbeer ook sprake is van een ontmoeting van Neanderthalers en Cormagnon mensen. Net als bij Cameron wordt gespeculeerd over min of meer vreedzaam samen leven en de mogelijkheid van gezamenlijk nageslacht. In het geval bij Auer is de verteller de moderne mens hoofdrolspeelster. Cameron kiest er voor de Neanderthaler aan het woord te laten.

Auers boeken stonden onder invloed van vindingen die in die jaren gedaan werden op het gebied van de taalkunde en er zitten speculaties in over de taalvermogen van beide groepen en het ontstaan van spraak. Haar speculatie over gezamenlijk nageslacht gaan aan wetenschappelijk bewijs over gedeeld DNA vooraf. Zowel voor het werk van Auer als dat van Cameron geldt dat ze zich terdege gedocumenteerd hebben, maar dat men de boeken beter kan lezen als fictie en het wetenschappelijk gehalte met een korrel zout moet nemen. Overigens hebben de schrijfsters geen van beiden andere pretenties. Terecht wijst de auteur Yuval Noah Harari (Sapiens) op het belang van dit soort fictionalisering, ook voor de wetenschap. Hij merkt echter wel scherp op dat beide vrouwen kiezen voor speculaties over vreedzaam samenleven. Er zijn ook archeologische vondsten die op geweldadige ontmoetingen duiden. Zoals we weten kunnen ook die tot uitwisseling van genetisch materiaal leiden.

Probleem is natuurlijk dat niemand precies weet hoe Neanderthalers, of deze eerste mensen, spraken en de wereld waarnamen. Teveel interpretatie maakt het verhaal onwaarschijnlijk. Om dit tekort op te vangen heeft Cameron in haar roman een tweede verhaallijn geweven, namelijk die van de zwangere archeologe Rose. De jonge vrouw, die tot nu toe geheel opging in haar werk en de relatie met de vader van haar kind invulde als iets waarin zij een grote vrijheid had om een uithuizig en onafhankelijk leven te leiden, wordt geconfronteerd met een veranderend lichaam en een toekomst waarin ze tijd en ruimte zal moeten maken voor het kind dat weldra haar leven zal veranderen. Mensen op haar werk gaan haar taken overnemen op een manier die zij niet altijd gewenst vindt. Gedachten over uniek zijn, onafhankelijk blijven en de enorme kracht die uitgaat van dit primaire doel van het leven, namelijk de voortplanting, kan de schrijfster Rose beter laten verwoorden dan Meisje. Maar ook kan ze op deze manier weergeven dat er in tienduizenden jaren veel veranderd is. Het is een slim bedachte constructie. Terloops geeft Cameron daardoor ook wat dilemma’s van het moderne onderzoek weer. Zowel de beleving van zwangerschap en voortplanting als de weergave van de moderne wetenschappelijke archeologische wereld zijn amusant, maar plat.

In Canada werd het boek aangeprezen als een feministische roman. Mij overtuigt de verweving van de twee verhalen niet. Het komt wat gekunsteld over en ik vraag me af of Cameron zich daarmee niet meer op de hals heeft gehaald dan ze aan kan.

Dit gezegd hebbende blijft De laatste Neanderthaler een aanrader. Het vertaalwerk van Aleid van Eekelen-Benders is goed. De Nederlandse vertaling is leesbaar en doet niets van de Engelse inhoud verloren gaan. Het is jammer dat het boek pas aan het einde van de zomer uitkomt, want het leent zich voor de vakantiekoffer.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles