"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De lange weg naar huis, Over een vader, een zoon en de paling

Maandag, 30 december, 2019

Geschreven door: Patrik Svensson
Artikel door: Marnix Verplancke

Prachtig boek over de nieuwe dodo

Als kind ging Patrik Svensson regelmatig samen met zijn vader palingvissen. Hij schreef er een boek over, over hun beiden, en over die vis die hen verbond.

[Recensie] Een keer in zijn leven, wanneer hij tussen de vijftien en dertig jaar oud is, voelt een Europese paling de behoefte om zich voort te planten. Hij verlaat dan de paar honderd vierkante meter zoetwater waar hij al die tijd geleefd heeft en zet koers naar zee. Van geelbruin verandert hij in zilverzwart, zijn vinnen groeien, zijn ogen worden groter en zijn spijsverteringsstelsel lost gewoon op. Voortaan zal hij alleen nog op zijn vetreserves teren terwijl zijn lange lijf voor het eerst volstroomt met kuit of hom. Hij zwemt wel vijftig kilometer per dag, soms meer dan een kilometer diep, naar de plaats waar hij ooit als een kleine larve uit een eitje kroop, in de Sargassozee, even ten noorden van Cuba en ten oosten van de V.S. Zo’n 7000 kilometer zal hij afleggen voor hij zich van een nageslacht verzekert, om meteen daarna te sterven.

Over die lange weg naar huis schreef de Zweed Patrik Svensson een bijzonder geslaagd boek, geslaagd omdat hij meer doet dan alleen maar focussen op het leven van wat ongetwijfeld een van de meest mysterieuze dieren op aarde is, maar er ook een persoonlijk verhaal aan koppelt. Toen hij nog een kind was, nam zijn vader hem regelmatig mee om paling te vangen. Ze stonden dan om vijf uur op, laadden hun hengels en aas en in reden naar een meertje. Daar gooiden ze hun haken het water in, keken hoe de lijnen strak gingen staan en vertelden over de paling die ze eerder al vingen en de paling die ze samen ooit nog hoopten te vangen. Die paling, aldus Svensson, schiep een band tussen vader en zoon. Het vissen erop dan, want wat het eten ervan betreft verschilden vader en zoon grondig van mening. De kleine Patrik vond het in feite maar een smerig zaakje, zo’n naar wild en modder smakende paling, terwijl vader er maar niet genoeg van kreeg. “Hij at hem met zijn handen,” schrijft Svensson, “kloof de graat schoon en likte het vet van zijn vingers. ‘Lekker vettig’ zei hij – al klonk dat in zijn dialect van Skåne eerder als ‘vunzig’.”

De lange weg naar huis puilt uit van de tot de verbeelding sprekende verhalen. Aristoteles dacht een eeuw of vier V. Chr. dat de paling spontaan ontstond in een modderplas. Hij had er immers al een paar opengesneden en van voortplantingsorganen was geen sprake. Spontane generatie bestond niet, wist men wat later, maar hoe die vis het dan wel aan boord legde bleef toch nog een paar millennia een mysterie tot er in 1777 voor het eerst een paling gevangen werd met eitjes in het lijf. Waar vrouwelijke eitjes zijn, kunnen mannelijke testikels niet ontbreken, dacht men daarop, waarna er een heuse speurtocht opgezet werd waar de negentienjarige Freud in 1876 gretig aan meedeed. Tevergeefs trouwens. En ook vandaag weten we nog niet alles. Zo zijn er bijvoorbeeld nog nooit parende palingen gezien, of pas bevruchte eitjes. Om het helemaal te gek te maken is er in heel die Sargassozee zelfs nog nooit een paling waargenomen. En toch moet die er zijn aangezien de kleinste larven alleen daar voorkomen.

Boekenkrant

Voor zo lang dat nog duurt natuurlijk, want de kans is groot dat de Europese paling de nieuwe dodo wordt. Al sinds de achttiende eeuw boert de populatie achteruit en de laatste jaren gaat dat steeds sneller. Vandaag zwemmen nog slechts een twintigste van het aantal glasalen of piepjonge palinkjes onze rivieren op in vergelijking met 1970. De vissen zijn ziek, zitten vol insecticiden en kunnen door de bouw van sluizen en waterkrachtcentrales steeds moeilijker een geschikte leefomgeving vinden.

Die ochtenden en avonden aan de rivier waren voor Patriks vader een compensatie voor iets wat hij zelf nooit had meegemaakt, ontdekt Svensson al schrijvende. In feite had hij ook die zoon willen zijn die met zijn vader aan de waterkant zat, net als wij, de lezers van zijn boek trouwens. Svensson raakt daar de reden waarom dat boek zo aanspreekt. Dit is meer dan het verhaal van een vader en zijn zoon, of van een vis die om god weet welke reden alleen aan de andere kant van de wereldbol kuit wil schieten. De lange weg naar huis gaat over vragen die we ons allemaal stellen. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? En waar ga ik naartoe? Dat zijn geen op zich staande vragen, toont Svensson, want net als die paling die opeens de drang voelt om zich voort te planten en daarom een reis aanvat naar die verre Sargassozee, weet je als mens ook pas waar je naartoe gaat wanneer je weet waar je vandaan komt.

Eerder verschenen in De Morgen