"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De nachtstemmer

Dinsdag, 13 april, 2021

Geschreven door: Maarten 't Hart
Artikel door: Dietske Geerlings

“Registers open en zie daar

[Recensie] In De nachtstemmer trekt Maarten ’t Hart meerdere registers open. Zo wordt de lezer niet alleen getrakteerd op een tragikomisch liefdesverhaal, maar ook op allerlei interessante weetjes over de kunst van het orgelstemmen, klassieke muziek, de bijbel en bijbelvertalingen. Het is een vermakelijk boek dat regelmatig een glimlach bij de lezer ontlokt, maar soms ook een kleine frons.
Het verhaal begint met een vrij droog motto: een fragment uit een werk van A.P. Oosterhof en A. Bouwman over orgelbouwkunde. Toch staan daar allerlei essentiële elementen in, die in het verhaal een belangrijke rol spelen:

“Het stemmen van een pijporgel is een moeizaam werk, dat een scherp gehoord, omzichtigheid, spierbeheersing, logisch denken, zin voor praktisch handelen en bij dit alles geduld en uithoudingsvermogen van een stemmer vergt. Alleen in een ruimte waar het volkomen stil is en met een vaardige helper bij de klavieren kan hij zijn taak naar behoren verrichten en bij een groot orgel en gunstige klimaatomstandigheden ook voldoening hebben van zijn werk.”

Het verhaal gaat over de orgelstemmer Gabriel Pottjewijd, die in een dorp dat niet bij name wordt genoemd, maar zeer waarschijnlijk Maassluis is, het Garrelsorgel van de Groote Kerk gaat stemmen. Daarvoor logeert hij in het Zeemanshuis. De eigenschappen die in het motto genoemd worden, zijn inderdaad allemaal eigenschappen waarover Gabriel beschikt. In het dorp ontmoet hij de dochter van de Braziliaanse Gracinha, het meisje Lanna, dat hem kan helpen met het indrukken van de toetsen. Men zegt dat zij geestelijk gehandicapt is, maar zij blijkt bij nader inzien ook over veel eigenschappen uit bovengenoemd motto te beschikken, waaruit Gabriel concludeert dat zij allesbehalve ‘debiel’ is. Vooral haar uithoudingsvermogen valt in eerste instantie op, omdat zij een middag lang alleen toetsen kan indrukken, zonder dat het haar verveelt. De broer van Gabriel is psychiater en oppert – als Gabriel hem aan de telefoon heeft – dat het meisje wel eens autistisch zou kunnen zijn, omdat ze uitblinkt in haar feilloze gehoor en eentonig werk kan doen, zonder verveeld te raken.

Als Gabriel de eerste avond in het Zeemanshuis doorbrengt, maakt hij kennis met een bijbelgroep, waarmee hij op een vermakelijke manier in gesprek raakt. Zij bespreken het bijbelverhaal van Bileam en de sprekende ezel. Geen van de aanwezigen heeft het over het feit dat het misschien wat vreemd is dat Bileam het vanzelfsprekend vindt dat de ezel kan praten. Door het gesprek tussen Gabriel en de leden van de bijbelgroep maakt de lezer meteen kennis met de scherpzinnigheid van Gabriel en zijn grote kennis van de bijbel. Verderop in het boek blijkt dat Gabriel de bijbel niet alleen van voor naar achteren kent, doordat hij met de bijbel is opgevoed, maar ook doordat hij de bijbel gebruikt om andere talen te leren. Omdat hij de tekst in het Nederlands zo goed kent, kan hij eenvoudig achterhalen wat er in de andere taal staat. Overigens kocht hij de vertalingen vooral om indruk te maken op een vrouw. Zo was zijn – inmiddels overleden – vrouw Lore een Duitse en om Duits te leren had hij dus een Duitse bijbelvertaling gekocht. Omdat Gabriel inmiddels zo veel vertalingen heeft gelezen, is hij erachter gekomen dat vertalingen lang niet altijd zo nauwkeurig zijn en vooral wat ‘aanrommelen’ op het gebied van gesteenten, dieren en muziekinstrumenten, alsof de vertalers niet de moeite hebben genomen zich in deze materie te verdiepen alvorens een goede vertaling te geven.

Boekenkrant

Als Gabriel samenwerkt met Lanna, worden zij altijd nauwlettend in de gaten gehouden door haar oogverblindende moeder Gracinha, weduwe van een kapitein. Gracinha gaat soms als een ‘Xantippe’ tegen hem tekeer, maar nodigt hem vervolgens wel uit voor een tosti en een lekkere soep, en later ook voor heerlijke andere maaltijden. De gesprekken tussen haar en Gabriel zijn aandoenlijk, soms ook hilarisch, vooral als hij haar er steeds op wijst dat ze het woordje ‘er’ moet gebruiken:

“‘Nou, hier doen ze niks anders, zijn hele dag op uit je foppen en stangen, willen je altijd tussen nemen. Is lust in hun leven.’ ‘Daar heb je ’t weer, zijn ér de hele dag op uit je te foppen, willen je ertussen nemen. Maar als ze er steeds op uit zijn je te foppen, dan fop je toch terug?’ ‘Kan ik niet, ben te serieus, heb totaal niks gevoel voor humor, ik kan eigenlijk niks, alleen maar eten koken, ik ga er toetje maken.’ ‘Nee, daar geen ‘er’, maar wel een lidwoord, ik ga hét toetje maken.’ ‘Ja, weet ik wel, maar niet erg als je weglaat.’ ‘Nee, maar dan hoor je wel meteen dat je geen Nederlandse bent (…)’

Gracinha is bijzonder gecharmeerd van Gabriel, niet omdat ze hem aantrekkelijk vindt, want zij vindt hem ‘saai’ en niet ‘sexy’, maar omdat hij haar dochter voor vol aanziet, in tegenstelling tot haar dorpsgenoten. Zij komt met het idee dat Lanna misschien van hem het vak kan leren. Gabriel heeft daar wel vertrouwen in, al is hij bang voor de reacties van buitenstaanders. Omdat Gracinha een alleenstaande, bloedmooie vrouw is, wordt Gabriels omgang met haar met argusogen bekeken door het mannelijk volk. Hij krijgt een dreigbrief en daarna allerlei geheimzinnige waarschuwingen. Omdat Gabriel allesbehalve een held is, maar ook een Einzelgänger, is het lastig om als lezer deze bedreigingen serieus te nemen. Het is net of de verteller je in het ootje neemt.

In het hele boek voel je het plezier van ’t Hart in het schrijven, maar ook zijn liefde voor de kunst, voor het orgel, klassieke muziek en de bijbel. In deze roman is de plot eigenlijk ondergeschikt aan dit plezier en deze liefde, alsof de auteur er en passant nog een leuk verhaal omheen heeft verzonnen waar het eigenlijk niet om draait. Dat verhaal wordt op een gegeven moment ook tamelijk bizar en ongeloofwaardig. Toch neem je dat als lezer voor lief, omdat het voelt als een knipoog.

Ruimtes zijn in De nachtstemmer vol betekenis. Het belang van de stilte die nodig is voor het orgelstemmen, waarnaar in het motto al wordt verwezen, komt regelmatig terug in het boek, ook op spannende momenten dat Gabriel alleen in een doodstille kerk denkt te zijn en toch iemand hoort ademhalen. Hij moet daarnaast zijn werk regelmatig onderbreken door het lawaai van allerlei werkzaamheden in de haven, zoals rinkelende ankerkettingen, klinkhamers en gierende pneumatische boren. Al die geluiden klinken niet voor niets mee in een verhaal dat voor een groot deel gaat over ‘afstemmen’.

Het is jammer dat ’t Hart af en toe de neiging heeft om mooie onderliggende patronen die een ervaren lezer zonder probleem meekrijgt, nog eens uit te leggen. Zo vergelijkt Gabriel diverse zaken uit het gewone leven met het orgelstemmen. Dan is het jammer als hij dominee Berenschot laat zeggen: ‘[…] maar ik vind het wel verhelderend dat u de geloofsafval vergelijkt met hangers in een kerkorgel. Ach ja, u ziet natuurlijk beroepshalve het hele leven via de omweg van het kerkorgel. Dat is mij de vorige keer reeds opgevallen. Mooie metafoor, geloofsafval is als het verval van een kerkorgel.” Het is niet fijn om als lezer de metaforen die echt niet zo verstopt zaten, door een dominee uit het verhaal uitgelegd te krijgen.

Al met al is De nachtstemmer een vermakelijk boek met veel wetenswaardigheden. Ook werpt het een kritische blik op de samenleving, waarin de Einzelgänger meer oog voor zijn medemens lijkt te hebben dan de massa, die een waarschijnlijk autistisch meisje als geestelijk gehandicapt bestempelt. Of dat nog helemaal van deze tijd is, is de vraag.

Eerder verschenen op Met De Neus In De Boeken